6.3 C
Amsterdam

Nationalistische Friezen willen zich afscheiden

Gemme Burger
Gemme Burger
Voormalig journalist en redacteur van de Kanttekening.

Lees meer

De Friese beweging maakt zich hard voor autonomie en bescherming van de taal en cultuur van Friesland. Wat beweegt deze beweging? De Kanttekening sprak daarover twee nationalistische Friezen. ‘Ik wil me afscheiden van Nederland, omdat ik Nederland een ramp vind.’

Zijn Friezen een minderheid in eigen land? Historicus Kerst Huisman herkent zich daar niet in. ‘Die notie dat wij Friezen een minderheid zijn in Nederland, daar heb ik niet zo veel mee, die Hollanders kunnen zo veel zeggen.’ Huisman voelt zich niet verbonden met de term ‘Nederlander’. ‘Als je zegt ‘we zijn een minderheid’, dan erken je ook dat je onderdeel bent van het idee dat Nederland heet.’ Huisman heeft meerdere historische boeken geschreven over Friesland en is pleitbezorger voor de Friese taal en cultuur in de Friese beweging. De beweging staat voor een groep activisten die zich vanaf begin negentiende eeuw tot de dag van vandaag hard maken voor onder andere de erkenning van de Friese taal en voor (meer) autonomie voor Friesland. Uit de beweging is onder andere de Fryske Nasjonale Partij (Friese Nationale Partij) voortgekomen. Die is met vier zetels actief in provinciale staten van Friesland. In de uitgesproken Friestalige dorpen Hijum, Goaiïngea en Sibrandabuorren behaalde de partij bij de laatste verkiezingen respectievelijk 26, 30 en 40 procent van de stemmen.

Onafhankelijk Friesland
Hoewel een stem op de Fryske Nasjonale Partij niet automatisch een stem betekent voor een onafhankelijk Friesland, de partij spreekt namelijk binnen haar program over ‘meer autonomie’, zijn er binnen Friese beweging wel activisten die streven naar een Friese staat. Dat geldt ook voor Huisman. Hij voegt daaraan toe dat hij het liefst ziet dat het Westerlauwers Friesland (benaming voor de provincie Friesland in Nederland), Oost-Friesland (regio in Duitsland), West-Friesland (regio in Noord-Holland), Oosterlauwers Friesland (benaming voor de provincie Groningen) en eventueel Drenthe zich als geheel afscheiden van Nederland. ‘Ik pleit al dertig jaar voor een zelfstandig Noord-Nederland. Als regio hebben we een gemeenschappelijk idee over onszelf.’

De behoefte om daarvoor te pleiten komt bij Huisman voort uit een afkeer tegen Nederland. ‘Ik wil me afscheiden van Nederland, omdat ik Nederland een ramp vind. Alles gaat naar de Randstad en wat is de Randstad? Het is doordrongen van een arrogantie waar ik niets mee heb. Ik heb niets met Nederland. Ik heb niets tegen Hollanders, maar ik heb wel iets tegen de Haagse politiek. Ik voel me er helemaal niet bij betrokken. Ik voel me wel betrokken bij het noorden, omdat dat gebied een gezamenlijk idee heeft dat gebaseerd is op sociale gerechtigheid. Ferdinand Domela Nieuwenhuis (1846-1919, red.), één van de oprichters van de socialistische beweging in Nederland, is hier groot geworden, dat geeft aan dat er in het noorden een bepaalde dynamiek heerst waar je iets mee kunt.’ Trots zijn op Nederland is iets wat er bij Huisman niet ingaat. ‘Ik kan een heleboel dingen noemen die mij anti-Nederlands hebben gemaakt. De koloniale oorlog in Indonesië, de houding tijdens de Tweede Wereldoorlog, allemaal bar en boos. De Nederlanders waren broeders in de misdaad. De Friezen deugen ook niet allemaal, maar Noord-Nederland is wel een alternatief voor iets wat ik niet wil. Friesland is mijn wereld, ik kijk op een Friese manier naar de wereld. Ik kan niet als Limburger of Hagenees naar de wereld kijken, mijn wereld is Fries. Ik ben opgegroeid met het Friese idee.’ Het idee van een zelfstandig Noord-Nederland grijpt volgens Huisman terug op het Verbond van de Zeven Friese Zeelanden uit de tijd rond 1500. Huisman merkt op dat de noordelijke afdelingen van de vakbewegingen FNV en het Duitse CNV zijn plan hebben gesteund.

Binnen de Friese beweging verschillen de meningen over hoe meer autonomie of onafhankelijkheid gerealiseerd moet worden. Huisman: ‘Er waren wel tegengeluiden toen ik dit plan presenteerde. Sommigen waren bang dat wij als Westerlauwerse Friezen overheerst zouden worden door de stad Groningen. Sommigen denken meer traditioneel en willen het liefst dat Friesland een provincie binnen het Nederlandse staatsverband blijft.’

Volgens onderwijskundige Sytze Hiemstra, die een autonoom Friesland voorstaat, is onafhankelijkheid een betrekkelijke term. ‘Geen enkel land op de wereld is feitelijk absoluut ‘onafhankelijk’ en volledig ‘soeverein’. Ook Amerika niet meer. En een kleine natiestaat als Nederland hoeft zich eveneens niets te verbeelden. Het gaat dus altijd voornamelijk om relatieve autonomie van het gebied waar een eigen taal en cultuur bestaat en waarover men volledig wettelijke zeggenschap wenst te verkrijgen. Omdat onze taal en cultuur in het Koninkrijk der Nederlanden niet of onvoldoende tot zijn recht kan komen, dienen alternatieve oplossingen te worden gezocht.’ Volgens Hiemstra is het noodzakelijk de huidige staatsgrenzen op te heffen. ‘De bestaande, onderdrukkende politieke situatie is niet langer houdbaar en de bestaande kunstmatige grenzen tussen vele Europese, vaak centralistisch bestuurde staatsnaties, moeten verdwijnen. Die veelal onnatuurlijke grenzen zijn getrokken als resultaat van veel oorlogen en conflicten en hebben daardoor autochtone, natuurlijke, homogene volkeren uiteengereten met veelal desastreuze gevolgen voor hun taal en cultuur, ook in de Friese landen. En onrecht dient altijd bestreden en hersteld te worden.’ Hiemstra wenst autonomie, omdat hij zich net als Huisman ergert aan de Haagse politiek. Die zou zich te veel focussen op ‘Hollandse belangen’. ‘In Nederland heerst wat dat betreft geen echte democratie, maar meer een parlementaire dictatuur van Hollandse partijkartels. Een dictatuur van partijen met nog bespottelijk weinig leden, die desalniettemin de overheersende wetgevende macht vormen en die hun minderheden voortdurend de wetten oplegt. Die kartels zoeken grotendeels het Hollandse eigenbelang, de Randstad is er erg rijk door geworden, en zeker niet het Friese belang of die van andere etnische minderheden.’

Moslims in Friesland
Sommige Friezen verlangen naar een onafhankelijke staat, maar wat betekent dat voor minderheden in Friesland? Daar heeft Huisman een duidelijk idee over. ‘Er zijn in Nederland en Duitsland ontwikkelingen gaande waar ik mij zorgen over maak. Je moet uitkijken met wat je zegt over moslims, maar ik vind de islam een verontrustende Godsdienst. Er zitten fanatieke trekjes in, het is niet zomaar de religie van de vrede. Ik denk dat de Nederlandse overheid totaal verkeerd omgaat met deze problematiek. Je moet staan voor je eigen cultuur en niet tolereren dat daar aan geknabbeld wordt. Moslims zijn welkom in Friesland, ik geloof best dat veel moslims vreedzaam zijn en goede bedoelingen hebben. Als ze hier komen betekent dat echter wel dat ze zich niet moeten terugtrekken in hun eigen gemeenschap. Ik heb gepleit voor een Friese vertaling van de Koran om daarmee aan moslims aan te geven dat wij van goede wil zijn, we willen best met jullie door één deur, maar dan moet je wel onze Friese taal kennen. Het kan niet zo zijn dat in de moskee Arabisch gepreekt wordt en dat buiten op straat Fries wordt gesproken.’
Ook van Hollanders in Friesland verlangt Huisman dat zij zich aanpassen. ‘Ik vind dat elke Nederlander op zijn minst Fries moet kunnen verstaan. Ze moeten niet gaan zeuren dat er in de kranten in Friesland Fries geschreven wordt, want als je daar over zeurt wat doe je hier dan eigenlijk? Er zijn zo veel mooie gebieden waar je kan wonen, waarom kom je hier dan? Omdat de huizen goedkoop zijn? Nou je wordt bedankt!’

Friese identiteit

Volgens Hiemstra wordt de Friese identiteit gevormd door een heel scala aan typische Friese kenmerken. ‘De Friese identiteit betekent voor mij buitengewoon veel. Bijna alles. Om die individuele en collectieve identiteit voor de toekomst veilig te stellen, is helaas in Nederland nog veel taal- en cultuurstrijd nodig. Centraal daarin staan voor mij de Friese taal, cultuur, inclusief de ‘eigen’ wetenschap, literatuur en sporten, de geschiedenis van de Friezen, dus ook die van de Oost- en Noord-Friezen in het huidige Duitsland, het Friese landschap en de Friese ondergrond, daar zit nog heel wat waardevols in.’ Friezen hebben hun eigen tradities, maar hebben zij ook daadwerkelijk een andere culturele en etnische identiteit dan de gemiddelde Nederlander? Hiemstra meent van wel. ‘De Friese mentaliteit verschilt met het zuiden en westen van het land. Als ik in Holland verkeer, dan voelt ik dat meteen. Het is voor mij een stuk vervreemdend buitenland. Men moet de verschillen niet te veel generaliseren, maar ze zijn er wel degelijk. Bovendien zijn er ook zogenaamde Friezen met een ‘Hollandse’ mentaliteit, die het Fries hebben afgezworen, Frieslanders noem ik die. Bij hen is de Haagse assimilatiepolitiek dus goed gelukt. Je kan een Germaanse en een Romaanse volksaard onderscheiden. Dat Germania versus Romania is ook heden ten dage nog voornamelijk protestant tegenover katholiek, democratisch tegenover autoritair, sober tegen uitbundig en onkreukbaar versus corrupt. De Rijn vormt, ook in Nederland, een cultuurgrens tussen elegante onoprechtheid en openhartige lompheid, die zelfs na tweeduizend jaar niet geheel is vervaagd. (Hiemstra citeert hier uit het boek  De Schaduw van het Teutoburgerwoud van historicus Thomas von der Dunk, red.)’ In ‘Holland’ vind je volgens Hiemstra beide mentaliteiten en een superioriteitsgevoel dat besmet is door de één volk, één land, één taal-ideologie. Als voorbeeld geeft hij kreten als ‘we wonen in Nederland’, ‘we zijn allemaal Nederlanders’ en ‘het Nederlands is ‘onze’ taal’.

Mythische figuren uit de Friese Geschiedenis kunnen volgens Hiemstra als belangrijke symbolen gezien worden van de Friese identiteit en spelen volgens hem een rol in het Friese verhaal. Zoals Grutte Pier (1480-1520), die volgens de overlevering een reusachtige man was die nadat zijn boerderij was platgebrand ten strijde trok tegen alles wat niet-Fries was. En Gemme van Burmania (1523-1602), die weigerde te knielen voor Koning Filips II met de woorden wy Friezen knibbelje allinne foar God (wij Friezen knielen alleen voor God).

Huisman relativeert deze omschrijving van Friese identiteit. ‘Identiteit is een vluchtige zaak. Het is een voorstelling die bij mensen tussen de oren zit. Het berust wel op een aantal dingen, maar het blijft een idee. Wat is nou het kenmerk van de Friese identiteit, misschien is dat wel dat wij zeggen dat die bestaat. Kijk naar de Nederlandse identiteit, dat is ook een voorstelling, hoeveel Nederlanders kennen wij eigenlijk? Het feit dat er een Nederlandse staat is, maakt dat die Nederlandse identiteit er is en belangrijk wordt gevonden. Dat is met de Friese identiteit niet anders, we delen een gemeenschappelijk idee, maar dat idee is wel vloeibaar.’ Als voorbeeld noemt Huisman de Oost-Friezen in Duitsland, die verschillen sterk van de Nederlandse Friezen en toch voelen zij zich ook Friezen. ‘De Oost-Friezen spreken geen Fries, eerder een plat-Duits accent. Ook zogenaamd typische Friese tradities en gebruiken zoals kievitseieren rapen, uilenborden op boerderijen en sporten als kaatsen en fierljeppen kennen ze daar niet.’ Wel heeft Huisman een bepaald gevoel bij (voormalige) Friese gebieden. ‘Als ik in de Randstad ben geweest, dan heb ik ter hoogte van Purmerend altijd een gevoel van thuiskomen, datzelfde heb ik als ik door Duitsland rijd ergens tussen Leer (Oost-Friese Stad, red.) en Oldenburg. Dat heeft toch te maken met de ruimte, de rust en de mensen.’ Huisman gelooft echter niet dat de Friese identiteit onlosmakelijk verbonden is met etniciteit. ‘Friese identiteit heeft in mijn ogen vooral te maken met de ontwikkeling van Nederland waarbij de Friezen naar het voeteneind zijn gebonjourd. De centralisatie van de macht in Holland. Wat erg leeft onder Friezen is de rijke Friese geschiedenis. De Friezen hadden in de zevende eeuw een rijk dat reikte tot aan Brugge in België en Keulen in Duitsland. Dat gegeven en de vele mythische en historische verhalen daarover maakt dat Friezen een oude identiteit hebben. Tegelijkertijd moet je je ook afvragen in hoeverre de huidige Friezen ook echt afstammen van de Friezen van toen. Onze stambomen gaan zelden verder terug dan 1500, daarom vind ik dat je etniciteit en afkomst erbuiten moet laten. ‘Fries zijn’ is niet voor iedereen hetzelfde, elke generatie weegt die oude verhalen opnieuw en geeft er weer nieuwe betekenissen aan. Ik denk niet dat er zoiets bestaat als een vaststaande karaktereigenschap van Friezen.’

Juist omdat het idee van ‘Fries zijn’ volgens Huisman relatief is, biedt het ruimte voor mensen van buiten om te integreren in Friesland. Hij juicht het toe dat immigranten zich ook Fries gaan voelen. ‘Ik zal je daar een voorbeeld van geven. In de jaren zeventig liep ik mee met de ‘kruiwagenactie’ van de Friese schrijvers die verkochten Friese literatuur. De schrijvers gingen met kruiwagens met boeken op pad. In het noorden van Friesland kwam ik een Hongaars-Fries meisje tegen die in 1956 gevlucht was uit Hongarije uit angst voor het rode leger. Ze sprak zulk mooi Fries, beter kan niet. Ik hoorde geen enkel verschil. Ze las ook alle Friestalige literatuur. Zij is nu ook deel geworden van de Friese cultuur. Hetzelfde geldt voor een Hollander uit Haarlem die in Friesland is gaan wonen en die zich nu inzet voor de Friese beweging. Hij heeft de taal geleerd, hij zegt dat hij zich Fries voelt en hij verdedigt de Friese cultuur. Dat kan dus gewoon.’

Taalstrijd
De focus van de Friese beweging op de erkenning van de Friese taal heeft onder andere geleid tot tweetalige plaatsnaambordjes in Friesland. In Leeuwarden (Ljouwert) is de Fryske Akademy gevestigd, een wetenschappelijk onderzoeksinstituut dat onderzoekt hoe het gesteld is met de Friese cultuur en taal. Hiemstra refereert aan een onderzoek van het instituut. ‘Volgens het meest recente taal-sociologische onderzoek Taal yn Fryslân, de folgjende generaasje (Taal in Friesland, de volgende generatie, red.) spreekt 49 procent in Friesland thuis Fries. In het onderzoek van 1995 was dat nog 55 procent. Voor die tijd was het percentage Fries-sprekenden nog hoger. En 50 procent van de respondenten zegt nu dat gesprekken met kinderen Friestalig verlopen. Ook een teruggang. Omdat ouderen en Friestaligen in de steekproef oververtegenwoordigd zijn, lijkt de realiteit zelfs nog wat ongunstiger te zijn. Achteruitgang dus.’ Toch ziet Hiemstra ook lichtpuntjes. ‘Uit hetzelfde rapport blijkt ook dat 78 procent zichzelf als Fries beschouwt en dat op sociale media het Fries substantieel wordt gebruikt. Van de gebruikers van WhatsApp zegt 66 procent wolris (weleens, red.) Friestalig te communiceren, terwijl 26 procent dat vaak doet.’

Volgens Hiemstra heeft het feit dat er nu minder Fries wordt gesproken dan een paar jaar geleden te maken met de landelijke politiek. ‘Wat opvalt is dat sociale mediagebruikers het Fries opschrijven zoals zij het uitspreken. Zij hebben immers niet of nauwelijks Fries schrijven op school geleerd en kennen daarom de spelling- en taalregels niet of onvoldoende. Het effect van het Haagse taalbeleid gericht op verwaarlozing van het Fries op school laat zich hier uiterst pijnlijk voelen, terwijl het effect van de provinciale inspanningen op het gebruik van het Fries onduidelijk is.’

Die inspanningen om de Friese taal te behouden bestaan onder andere uit een vorig jaar opgerichte burgeractiegroep met de naam Sis Tsiis (zeg kaas). De naam refereert aan een rijmpje dat Grutte Pier gebruikte om Friezen van niet-Friezen te onderscheiden. De actiegroep organiseert onder andere fakkeloptochten in Leeuwarden onder het motto Frysk op skoalle, in bernerjocht (Fries op school, een kinderrecht). ‘Zij doen een beroep op de mensenrechten’, zegt Hiemstra. Volgens hem handelt Nederland in strijd met de mensenrechten en internationale verdragen. Het Europees handvest voor minderheidstalen, met betrekking tot het Fries als taal, wordt niet of nauwelijks geïmplementeerd, dat geldt onder andere voor artikel acht met betrekking tot de Friese taal en de Friese geschiedenis in het onderwijs. Hetzelfde geldt voor het Kaderverdrag voor de bescherming van nationale minderheden, met betrekking tot de Friezen als autochtoon volk. Den Haag is verantwoordelijk voor die implementatie, want het parlement heeft het handvest geratificeerd.’

Het niet naleven van deze wetten is volgens Hiemstra een misdaad. ‘Tot op de dag van vandaag leidt dat ertoe dat generaties Friese leerlingen onthouden worden van onderwijs in het Fries, in de Friese cultuur en de Friese geschiedenis. Dat is zonder meer een cultuur-pedagogische misdaad.’

Volgens Hiemstra leidt dat onder andere tot problemen in de rechtszaal. ‘Bij de rechtbank ontstaan steeds weer nieuwe problemen en (taal)conflicten als Friezen het Fries wensen te gebruiken. In de laatste jaren zijn er al weer enkele boekenplanken vol met publicaties verschenen om dat te illustreren.’

De in der loop der tijd ontstane antipathie van Hiemstra voor Nederland gaat zo ver dat hij zelfs niet langer kan juichen voor het Nederlands voetbalelftal. ‘Ik voel mij allereerst Fries en daarna Europeaan. Sinds mijn lagereschooltijd is door de centralistische, eenzijdige Haagse taalpolitiek op bijna alle maatschappelijke terreinen geprobeerd mij en bijna alle andere Friezen zodanig te indoctrineren, dat ‘het je Nederlander voelen’ bijna gelukt was. Waarbij ‘Nederlander’ dan vrijwel samenvalt met de aanduiding ‘Hollander’. In vroegere tijden kon ik bijvoorbeeld nog wel eens een gevoel van vreugde of teleurstelling hebben als het Nederlands elftal won of verloor, hup Holland hup. Nu niet meer. Bij verlies van dat ‘Holland’ gaat figuurlijk gesproken de vlag uit en dan niet halfstok. Als men de onderdrukkende mechanismen gaat zien die een rol spelen in de culturele genocide op mijn volk en mijn taal, dan is men er beslist niet trots op ‘Nederlander’ te moeten zijn, integendeel.’

Nu u hier toch bent...

Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.

Vertel mij meer!
- Advertentie -