20.8 C
Amsterdam
Home Blog Pagina 813

Het gaat juist heel goed met de positie van de vrouw in de islam

1

In de Volkskrant van 5 juli deelde columniste Ibtihal Jadib haar ervaringen over een moskeebezoek. Ze was op uitnodiging van een docent levensbeschouwing naar de moskee gegaan met een klas vol 15-jarigen. ‘Die hadden al een synagoge en een christelijke kerk bezocht, nu was het de beurt aan een islamitisch gebedshuis.’ We lezen ook dat er ouders waren die zich bij voorbaat tegen het moskeebezoek hadden gekeerd en zelfs hun kinderen thuis lieten blijven – iets dat niet gebeurde bij het bezoek aan de synagoge en de kerk.

Bij aankomst in de moskee werd de klas door een enthousiast comité ontvangen, dat ‘klaarstond met zoete lekkernijen’, vertelt Jadib. Een gezellige bedoeling dus. De columniste werd echter minder vrolijk van ‘de traditionele rol die vrouwen in deze moskee leken te spelen’ én van de antwoorden van de imam, die overigens perfect Nederlands sprak en hen vriendelijk door de gebedszaal leidde. Hij verdedigde namelijk de traditionele opvattingen van de islam, waar Jadib het duidelijk niet mee eens was.

De column liet mij achter met gemengde gevoelens. Allereerst, en dat was positief, moest ik weer denken aan mijn eigen positieve ervaringen in de Essalam Moskee in Rotterdam. Toen ik daar nog actief was als imam ontvingen we wekelijks diverse (scholieren)groepen die voor een rondleiding kwamen. Deze rondleidingen stonden altijd in het teken van kennismaking, verbinding en saamhorigheid. Natuurlijk was er ook ruimte voor kritische vragen. Die kwamen er genoeg, ook over de positie van de vrouw. Juist gevoelige onderwerpen moeten worden besproken. Zoals ik altijd heb gezegd: ‘Dankzij – niet ondanks – de verschillen kunnen we bij elkaar komen en het gesprek met elkaar aangaan.’

Maar behalve deze fijne herinneringen schoten er ook een aantal andere gedachten door mijn hoofd. Met name hoe, buiten mainstream Nederland, enkele uitgesproken groepen aankijken tegen de positie van de islam in Nederland. Er zijn, zoals ook weer blijkt in Jadibs columns, mensen die helemaal niets over de islam willen horen. Sommigen gaan daarin zelfs zo ver, dat ze ook de kinderen thuishouden tijdens zulke excursies. Deze mensen zien de islam als een groot gevaar. Daarnaast zijn er belijdende moslims die hun best doen om een positief beeld neer te zetten van hun godsdienst en daarom actief de dialoog aangaan met de omgeving. Ten slotte horen we met enige regelmaat van moslims die vooral kritisch zijn. Deze groep bezigt het idee dat de islam moet liberaliseren. Opvattingen van belijdende moslims worden dan geclassificeerd als ‘conservatief’ of zelfs als ‘radicaal’.

De ingenomen posities van de genoemde groepen vormen een uitdaging als het gaat om het slaan van bruggen en het zoeken naar verbinding. Dit zien we onder meer terug bij de ongemakkelijke gevoelens van de columniste bij het hete hangijzer man-vrouwverhoudingen.

Jabid schrijft over hoe de vrouwen in de moskee werden ‘weggestopt in een achterafzaaltje linksbuiten, terwijl het mannelijke gedeelte overliep van de ene uitnodigende ruimte in de andere’. Het zou de ongelijke behandeling illustreren die in de moskee eerder regel dan uitzondering is. En de oorzaak zou liggen in de islam.

Hoewel ik beaam dat dit in sommige moskeeën inderdaad de praktijk is, vind ik Jabid hier veel te ongenuanceerd en te generaliserend over moslims en de islam. De impliciete conclusie in haar column, dat vrouwen niet gelijk behandeld worden in de islam, is namelijk niet de algemene norm.

Zoetigheden en royale couscousschotels zijn niet voldoende voor goede PR

Ongelijke behandeling komt soms voor, dat is waar. Dit hangt dan samen met een gebrek aan visie, een onjuist begrip van de islam en veelal met een onbekwaam bestuur. Er kan daarom binnen moskeeën zeker een slag gemaakt worden als het gaat om het versterken van de positie van de vrouw. Maar de stelling dat er sprake is van een inherente religieuze ongelijkheid in de islam is pertinent onjuist.

Er zijn diverse moskeeën waar vrouwen een zeer actieve rol vervullen, ook als het gaat om taken die traditioneel toegeschreven worden aan de imam. Hij is immers niet enkel een voorganger in het gebed. Een imam bemiddelt, beantwoordt vragen, biedt geestelijke ondersteuning, bezoekt zieken, verzorgt lessen en lezingen, biedt een luisterend oor en adviseert mensen. Een vrouw, en dat zien we dus ook in de praktijk, kan dat allemaal even goed. Misschien zelfs beter. Ik pleit daarom voor meer vrouwelijke invulling van deze taken.

De stelling dat de moskee ‘helemaal niet op vrouwen zit te wachten’ wordt dan ook onterecht gemaakt door iemand die maar twee keer een moskee van binnen heeft gezien. Ik zou er minder moeite mee hebben als mevrouw Jadib de conclusie had getrokken dat sommige moskeebestuurders niet op vrouwen zitten te wachten, want dat kan wel kloppen, maar ze generaliseert en doet daarmee moskeeën in Nederland tekort.

Er zijn hier ook moskeeën met vrouwelijke bestuurders, ook als voorzitter. We hebben bovendien vrouwelijke imams en geestelijke verzorgers, spreeksters en leerkrachten. En ja, die verrichten zeer goed werk. Maar deze vrouwen worden niet gezien of mensen willen deze vrouwen niet noemen.

De moslimgemeenschap moet beseffen dat zoetigheden en royale couscousschotels niet voldoende zijn voor goede PR. Moskeebesturen en imams dienen beleidsmatig de islam in Nederland te lokaliseren en te deculturaliseren. We hebben een Nederlandse islam nodig. Die hoeft niet uitgevonden te worden, want die is er al. Het enige wat we moeten doen is deze islam eens zichtbaar maken. Voor de buitenwereld, maar primair voor onszelf.

Soms is het beter om te zwijgen als imam, zeker als je even geen antwoord weet op clichévragen. Moslims die kritiek leveren zouden het daar niet bij moeten laten, maar tevens proactief oplossingen moeten aandragen en daar ook in moeten participeren. Alleen tegen de islam en moslims schoppen heeft weinig zin. Kom met oplossingen en accepteer de verschillen.

Als mevrouw Jadib werkelijk geïnteresseerd is in de rol van de vrouw in de Nederlandse islam, dan kan ik haar diverse adressen geven waar ze die realiteit met eigen ogen kan aanschouwen.

Britse buitenland-minister: ‘Noem christenvervolging ‘christofobie’’

0
Volgens Jeremy Hunt, de Britse minister van Buitenlandse Zaken, zou christenvervolging voortaan ‘christofobie’ moeten heten.

Een recent onderzoek, uitgevoerd in opdracht van de anglicaanse bisschop Philip Mounstephen, stelt dat 80 procent van de slachtoffers van wereldwijde geloofsvervolging christenen zijn. Naar aanleiding hiervan bepleit de Britse minister van Buitenlandse Zaken, Jeremy Hunt, dat christenvervolging ‘bestempeld moet worden als ‘christenfobie’’.

Eerder deed Hunt de uitspraak dat aandacht voor christenvervolging beperkt is door een sfeer van politieke correctheid. Ook zegt hij de adviezen uit het onderzoek naar christenvervolging door te voeren, mocht hij door zijn Conservatieve Partij naar voren worden geschoven om Theresa May op te volgen als premier. Hij ondervindt daarin concurrentie van Boris Johnson, de bekende kud-burgemeester van Londen, Brexiteer en tevens Hunts voorganger als minister van Buitenlandse Zaken.

LGBT-activist kandidaat-president in Tunesië, wil homoseksualiteit toestaan

0
Mounir Baatour gaat de uitdaging aan om de eerste openlijk homoseksuele president van het islamitische Tunesië te worden.

Baatour (48) is advocaat van beroep en oprichter van een LGBT-rechtengroep in Tunesië. Hij zet zich in voor het legaliseren van homoseksualiteit, waarvoor je in Tunesië nu drie jaar gevangenisstraf krijgt.

In 2017 werden er ruim 79 mensen berecht voor homoseksuele handelingen, in 2018 waren dit er 127. In het eerste kwartaal van 2019 zijn er al 25 veroordelingen geregistreerd. Een onderzoek door de Britse zender BBC wijst uit dat slechts 7 procent van de Tunesische burgers homoseksualiteit acceptabel vindt.

Baatour heeft de vereiste 10.000 handtekeningen verzameld om zich verkiesbaar te mogen stellen. Naast het legaliseren van relaties tussen personen van hetzelfde geslacht, wil hij dat transgenders hun wettelijke identiteit mogen veranderen. Ook is hij van plan om cannabis te legaliseren.

De Tunesische verkiezingen vinden plaats in november. De winkans van Baatours liberale partij is klein. Toch heeft hij, als openlijk homoseksuele mededinger voor het presidentschap, de nodige aandacht opgeëist om het taboe op homoseksualiteit bespreekbaar te maken.

PVV Rotterdam wil buigen richting Mekka verbieden, Aboutaleb maakt bezwaar

0
De Rotterdamse raad behandelt vandaag een PVV-motie om het buigen richting Mekka in openbare ruimten te verbieden. Burgemeester Ahmed Aboutaleb heeft zijn gemeenteraad verzocht niet te gaan stemmen.

PVV-raadslid Maurice Meeuwissen noemt het buigen richting Mekka ‘illegale ideologische samenscholingen’, die aanstootgevend, intimiderend en een gevaar voor de verkeersveiligheid zouden zijn.

Maar vrijheid van godsdienst is verankerd in de Grondwet en dat maakt het verzoek van Meeuwissen ongrondwettelijk, vindt Aboutaleb: ieder heeft zijn eigen manier om het geloof te belijden, zo ook moslims.

Vandaag zal blijken of de gemeenteraad de motie wel of niet in de stemming meeneemt.

Polen in Nederland, een ‘parallelle samenleving’? Nee, zegt deze hoogleraar

0
Hoewel er in Nederland ondertussen een kwart miljoen Polen wonen, zie je hen niet. Ze zouden een ‘parallelle samenleving’ vormen. UvA-hoogleraar Rinus Penninx (Etnische Studies) ziet dat heel anders. ‘De term ‘parallelle samenleving’ is gebaseerd op een negatieve connotatie, namelijk dat de migranten iets niet willen. De integratie wordt helemaal bij de migrant zelf gelegd.’

Alleen hun bovenlijven steken uit het aardbeienveld. Na een dag zwoegen in de hitte komen ze op een vakantiepark of trekken ze zich terug in de grauwe wooncontainers. Hoewel er in Nederland ondertussen een kwart miljoen Polen wonen, zie je hen niet. Ze zitten verscholen aan de randen van de steden. ‘Dat weet iedereen’, stelt Rinus Penninx, hoogleraar Etnische Studies aan de Universiteit van Amsterdam. ‘Zo wordt het trouwens ook voor hen  geregeld. Arbeidsmigranten worden doorgaans zo dicht mogelijk bij hun werk gehuisvest, bijvoorbeeld bij de kassen.’ Zo belanden de Polen letterlijk in de marge van de samenleving.

‘Maar ze zitten sowieso al in de marge’, zegt Penninx. ‘Door het karakter van hun werk. Tijdelijke arbeid met onzekere flexcontracten ís een marge van de arbeidsmarkt.’ De Polen leggen zich neer bij de werkomstandigheden. ‘Maar niemand kiest bewust voor tijdelijkheid’, merkt Penninx op. ‘Het zijn werkgevers die zo’n systeem opzetten, omdat ze zich niet willen binden aan de werknemers. Die hebben ze maar tijdelijk nodig.’

‘Je kunt de Polen niets verwijten’

De gevallen van uitbuiting van werknemers die de taal niet spreken en hun rechten niet kennen halen meermaals de krantenkoppen. Sommige Poolse werknemers vallen in de strik van malafide uitzendbureaus, die slechts een habbekrats uitbetalen en ook nog een hoge huur eisen voor een erbarmelijke kamer. De Polen dienen niet zo snel een klacht in, zei de Poolse ambassadeur in Nederland Marcin Czepelak in een interview in NRC. ‘Ze zijn arbeidskrachten, en niet meer dan dat. Ze participeren niet in de samenleving.’

Eigenlijk best goed geïntegreerd

Czepelak vreest dat er een parallelle samenleving van buitenlandse werknemers in Nederland is ontstaan. Maar volgens Penninx geeft de term ‘parallelle samenleving’ de situatie van de Poolse arbeidskrachten niet adequaat weer. Polen zijn eigenlijk best goed geïntegreerd in de arbeidsmarkt, zegt hij. Daarbovenop doen ze vaak het werk dat Nederlanders links laten liggen. Dat ze geregeld in eigen kring verkeren is volgens Penninx dus volstrekt normaal. ‘Als Nederlanders naar bijvoorbeeld Australië verhuizen, dan zoeken ze elkaar ook op. Ze vormen ook eigen clubs en vieren samen Koningsdag. Zo organiseren migranten zich nu eenmaal wereldwijd.’

Je kunt pas spreken van een parallelle samenleving wanneer mensen zich bewust afwenden van de geldende waarden en normen, legt Penninx verder uit. ‘Denk aan jihadisten. Die slaan echt een compleet andere weg in dan de rest van de samenleving. Ook een situatie waarin de ontvangende samenleving mogelijkheden creëert om zich te integreren maar een migrant daar bewust geen gebruik van maakt, kan leiden tot isolatie uit eigen wil.’ Maar dit is niet het geval bij de Polen, aldus de hoogleraar.

Daarom raadt Penninx aan om voorzichtig om te springen met de term ‘parallelle samenleving’. Deze wordt namelijk veelal gebruikt om te benadrukken dat een bepaalde groep zich niet wil integreren. Beseft ambassadeur Czepelak wel dat hij een politiek beladen term gebruikt? Daar twijfelt Pennix over. ‘Hij weet waarschijnlijk niet dat de notie uit een verkeerde hoek komt.’

‘We vergeten dat Polen zich vrij door de EU mogen bewegen’

Immigratieland tegen wil en dank

Het neologisme ‘parallelgesellschaften’ (‘parallelle samenlevingen’) dook eerst in Duitsland op. Socioloog Wilhelm Heitmeyer gebruikte het in de jaren negentig om de segregatie van Turkse migranten te beschrijven. ‘Het woord heeft bovendien sterke connotaties met een andere Duitse metafoor: de ‘Staat-im-Staate’ (‘de staat in de staat’). Die verwijst naar de ghetto-vorming onder de joodse gemeenschap’, schrijft cultureel antropoloog Sinan Çankaya in een blog. Het lijkt hem niet logisch dat er naast een reguliere samenleving een parallelle samenleving zou kunnen ontstaan. Ook Penninx benadrukt dat iedereen een parallelle samenleving kan zien wanneer hij die wil zien.

In principe telt Nederland een ontelbaar aantal parallelle gemeenschappen die niets met elkaar te maken hebben: ‘Wat hebben het domineesmilieu in Zwolle en het kunstenaarsmilieu in Amsterdam nou met elkaar gemeen? Of het landbouwersmilieu in Zeeland en het grachtengordelmilieu in Amsterdam?’, vroeg de hoogleraar zich af in een interview voor de Kanttekening zes jaar geleden. Maar die enclaves mogen er volgens iedereen zijn. Met arbeidsmigranten is het anders: ze kunnen blijven als ze zich aanpassen. Op het moment dat een migrant niet naar ieders pijpen danst, wordt zijn aanwezigheid geproblematiseerd, aldus Penninx. Dat heeft volgens hem te maken met het traumatische migratieverleden van Nederland. ‘Nederland is een immigratieland tegen wil en dank. Het zit ingewikkeld in elkaar: enerzijds hebben we de arbeidskrachten nodig en maken we ze warm om in Nederland te komen werken. Aan de andere kant willen we ze niet.’

Een Poolse werknemer is druk aan het werk in een Zuid-Hollandse kas (Foto: YouTube)

Geen eigen keuze

Het wordt migranten kwalijk genomen dat ze zich afzonderen, maar de segregatie komt vaak tot stand door de keuzes van de werkgevers die grootschalige locaties voor hun werknemers voorzien of politieke maatregelen. Penninx denkt hierbij aan de geschiedenis van de Molukkers. Na de Tweede Wereldoorlog bleven ze trouw aan de koningin toen Indonesiërs in opstand kwamen. Nederland wilde haar koloniale bewind herstellen, maar kreeg internationaal geen steun en moest zich uiteindelijk neerleggen bij het verlies van de kolonie. Aangezien Molukkers niet langer in Indonesië konden blijven, kwamen ze in kampen in Nederland terecht. De terugkeer bleek niet meer mogelijk, dus ze zijn gebleven. Tot de dag van vandaag heb je aparte woonwijken voor Molukkers, een fenomeen waar discussie over is ontstaan.

Ook hedendaagse Poolse arbeidsmigranten komen geregeld op de plekken die hen toegewezen worden, en waar ze niet per se willen zijn, stelt Penninx. ‘Polen kiezen er dus niet altijd voor om bij andere Polen te gaan wonen. Hun werkgevers, die tegelijkertijd de huisbazen zijn, regelen dat.’

Dat is ook het verschil met de situatie van gastarbeiders vroeger, merkt Penninx op. ‘Toen was er een overleg tussen de vakbonden, de staat en de werkgever. Nu heb je allerlei uitzendbureaus die het werk en huisvesting regelen, met alle gevolgen van dien. Ze hebben geen toestemming nodig van de overheid en ze worden nauwelijks gecontroleerd.’

Gevoel van controleverlies

Eén ding is onveranderd gebleven: Polen worden nog steeds gezien als gastarbeiders die hun werk komen doen en worden verondersteld daarna terug te keren. Maar dit valt niet te controleren. ‘We vergeten dat Polen eigenlijk geen arbeidsmigranten zijn, maar mobiele werkkrachten die zich vrij door de Europese Unie mogen bewegen’, benadrukt Penninx. ‘Daarom kun je de Polen ook niets verwijten. Ze maken gebruik van mogelijkheden die er zijn om in zich in Nederland te vestigen. Ze worden ook actief geworven om hier te komen werken. Als we er zo tegen zijn en hun kwalijk nemen dat ze zich zogezegd niet integreren – laat ons gewoonweg stoppen met hen uit te nodigen. Maar zo voorkom je nóg niet dat ze hier komen.’

‘De term ‘parallelle samenleving’ gaat ervan uit dat migranten iets niet willen’

Het gevoel van controleverlies speelt sterk mee in het verzet tegen ‘parallelle samenlevingen’ van arbeidsmigranten, stelt psycholoog Hans van de Sande. ‘In Nederland dient alles geregeld te zijn, tot in zeer vergaande mate. Het is daarom een doorn in het oog van vele politici en vakbonden dat je de arbeidsmigranten niet helemaal onder controle kan krijgen.’ Ze komen en ze gaan omdat ze mobiele Europese werknemers zijn. Om toch meer zicht te krijgen op wie er in het land werkt, wil bijvoorbeeld de SP dat de arbeidsmigratie beter wordt geregeld. Wat wil dat zeggen? Onder andere dat de werkvergunningen terugkomen, stelt SP-Kamerlid Jasper van Dijk.

Deze logica geeft onze dubbelzinnige houding tegenover migranten goed weer, vindt Penninx. We hebben ze nodig, maar op een manier die wij zelf bepalen. Dat houdt in dat arbeidsmigranten komen wanneer ze nodig zijn en zich hierbij aan de Nederlandse normen en waarden houden, zoals vastgelegd in het inburgeringsbeleid. Op het moment dat ze de eigen cultuur willen behouden, de eigen taal blijven spreken, inkopen doen in hun eigen winkels en naar de mis gaan in hun eigen kerken, dan wringt het. Ze passen zich niet aan, luidt het dan.

Çankaya schrijft dat deze veronderstelling van ‘culturele incompabiliteit’ naar een quasibiologisch en fundamentalistisch perspectief op cultuur en religie neigt. Door deze retoriek worden culturele verschillen, die je trouwens overal binnen de samenleving vindt, alleen maar onderstreept. De eis om zich aan te passen wordt trouwens ook willekeurig gesteld, zegt Çankaya. Voor hoogopgeleide expats gelden er bijvoorbeeld andere normen: ze mogen er simpelweg zijn en Engels spreken. Penninx: ‘Dit heeft te maken met de hogere status van deze groep. Ze vormen nooit een probleem. Ze zijn zelfredzaam en gewild.’

‘Voor contacten zijn twee kanten nodig’

Zo wordt er duidelijk een lijn getrokken tussen diegene die ‘problemen’ veroorzaken – de ‘niet-geïntegreerden’ – en diegene die zich gedragen zoals Nederlanders het van hen verwachten. Maar zoiets als een homogene, geïntegreerde samenleving bestaat simpelweg niet, stelt Çankaya. In de tijden van de neoliberale markteconomie, de toegenomen globalisering en de wijdverspreide digitalisering lijkt de samenleving op een mozaïek van verschillende diverse groepen en netwerken.

Het begrip ‘parallelle samenleving’ lijkt in die context tegenstrijdig. Het is eerder een quarantaine waarin ‘niet-geïntegreerde’ migranten geparkeerd worden, zoals socioloog Willem Schinkel het stelt: ‘Het ‘integratieprobleem’ wordt als een ziekte beschouwd en als antwoord probeert de samenleving zich te zuiveren van alles wat er zogenaamd vreemd aan is.’ Zo worden migranten gedumpt aan de marge van de samenleving. En op die manier zou het ‘probleem’ moeten worden opgelost. ‘Zo sluit de samenleving de ogen voor de problemen die de politiek en werkgevers zelf in de handen werken’, vindt Penninx.

Schinkel wijst erop dat niet alleen integratiebeleid de tegenstelling tussen ‘binnen’ en ‘buiten’ de samenleving reproduceert. ‘Ook de sociologie van de integratie draagt daaraan bij. Zo wordt ‘sociaal-culturele integratie’ doorgaans – bijvoorbeeld door het Sociaal Cultureel Planbureau – ‘gemeten’ aan de hand van het aantal ‘contacten’ dat allochtonen met autochtonen hebben. En wel precies zo, niet andersom. Dan blijkt dat allochtonen relatief weinig contacten hebben met autochtonen en dat zou garant staan voor een gebrekkige ‘sociaal-culturele integratie’. Maar voor contacten, zou je zeggen, zijn twee kanten nodig.’

Dat benadrukt Penninx ook: ‘De term ‘parallelle samenleving’ is gebaseerd op een negatieve connotatie, namelijk dat de migranten iets niet willen. Er wordt minder gekeken naar de rol van de ontvangende samenleving die de integratie zou moeten faciliteren. In plaats daarvan wordt de integratie helemaal bij de migrant zelf gelegd en wordt afgedwongen dat mensen zus en zo moeten zijn of zich zus en zo moeten gedragen. Dat is een assimilatiebeleid.’

Jonge Turkse Duitsers in Berlijn, waar de club gewoon naast de moskee staat

1
In Berlijn wonen veel Turkse Duitsers, mensen die er al decennialang wonen en mensen die onlangs naar Duitsland zijn geëmigreerd. De Kanttekening sprak met drie jonge migranten over eerdere migrantengeneraties, vooroordelen bij Duitsers, de politieke situatie in Turkije en wat Berlijn nu zo aantrekkelijk maakt. ‘Ik denk dat Berlijn een basis is voor het liberalisme, voor een vrije levensstijl.’

De Turkse gemeenschap in Berlijn is goed zichtbaar. Vooral in de Berlijnse wijken Kreuzberg, Neukölln en Wedding zijn er veel Turkse winkeltjes, de beroemde Späti, waar mensen op mooie zomerse avonden hun drankjes en versnaperingen halen voor in het park. De kebabzaken zitten vol en grote moskeeën maken deel uit van het straatbeeld.

In de jaren zestig kwamen de eerste Turkse gastarbeiders naar Duitsland. Het aantal Turkse Duitsers ligt volgens het Duitsland Instituut op 2,4 miljoen, drie procent van de totale bevolking. Andere schattingen lopen op tot drie miljoen. In Berlijn is vijf procent van de inwoners Turks.

Eerdere generaties

Kerem (28), Caglar (30), en Emre (29) zijn drie vrienden uit Turkije. Caglar en Emre komen uit Istanbul en wonen nu twee jaar in Berlijn. Kerem komt oorspronkelijk uit de buurt van Rize, een provinciehoofdstad aan de Turkse zee en tevens de stad waar Erdogans familie vandaan komt. Kerem werkt en woont nu acht maanden in de Duitse hoofdstad. Volgens hem is er een duidelijk verschil tussen Turkse nieuwkomers en de Turken die al langer in Duitsland wonen. ‘De eerste generatie, die in de jaren zestig en zeventig naar Duitsland is gekomen, verschilt echt van ons. Ze mogen ons –nieuwkomers- vaak niet, misschien omdat we te modern zijn. Hun generatie is vaak wat conservatiever en houdt nog erg vast aan Turkse waarden en tradities.’

Caglar heeft een andere kijk op de eerste generatie. Hun gebruiken staan naar zijn mening erg ver af van de Turkse cultuur. ‘Ze spreken een taal waarin je de zinnen niet kan begrijpen, alleen sommige woorden. Je moet nadenken over wat ze bedoelen. Natuurlijk zijn er wel overeenkomsten, maar ik denk dat wij meer verwesterd zijn opgegroeid in Turkije dan zij in Berlijn. Zo had ik een gesprek met een oudere Turkse man over evolutie. Hij vertelde mij dat hij een leraar op een Duitse school had geslagen die de evolutietheorie probeerde uit te leggen. Ik heb dit in Turkije nooit meegemaakt. Ik heb het gevoel dat ze heel defensief zijn.’

‘Mensen hebben hier sterke vooroordelen over Turken’

Vooroordelen

Caglar heeft het gevoel dat het moeilijker is om in de Duitse maatschappij te integreren dan in andere Europese samenlevingen. Hij heeft hiervoor in Zweden, Noorwegen, de Verenigde Staten en Italië gewoond. ‘Nu woon ik Berlijn, maar Berlijn is anders de rest van Duitsland. In het algemeen zullen Duitsers je wel hulp aanbieden als je die nodig hebt, maar ze zullen niet echt met je omgaan als je geen Duits spreekt. Dat is heel anders dan in de andere landen waar ik heb gewoond’.

In Noorwegen had Caglar alleen maar Noorse vrienden, maar na twee jaar in Berlijn heeft hij nog steeds geen Duitse vrienden. ‘Als ik vertel dat ik Turks ben, reageren mensen met ‘echt?’, omdat mensen hier sterke vooroordelen over Turken hebben. Een stereotype dat voor mij vreselijk is, maar waar andere Turken vaak trots op zijn. Als ik in een bar kom, dan beginnen Duitsers soms een gesprek over wanneer ik weer naar huis ga. Maar 90 procent is erg rationeel.’

‘Berlijn is een basis voor het liberalisme, voor een vrije levensstijl’

Turkije

Kerem is blij dat hij nu in Berlijn woont. ‘Hier kun je naast een moskee een nachtclub vinden. Dat kan alleen in deze stad.’ De drie vrienden hadden meegedaan aan de Gezi-protesteren van 2013, waarbij 22 doden zijn gevallen. Voor Emre waren het harde optreden van de Turkse politie en de conservatieve politiek van Erdogan de belangrijkste redenen om te vertrekken. Hij vond het moeilijk om in een land te leven waar zoveel mensen voor de AKP hebben gestemd. Nu werkt hij bij een softwarebedrijf. Vlak nadat de Gezi-protesten door de regering waren neergeslagen, had Emre een grote softwareopdracht binnengesleept, voor diezelfde regering. ‘Het was heel dubbel om opeens een project uit te voeren voor de regering. Ik ben er na een paar maanden dan ook mee opgehouden.’

De drie vrienden volgden de lokale verkiezingen in Istanbul op de voet. Zij hoopten vurig dat CHP’er Ekrem Imamoglu weer zou winnen. In maart had Imamoglu al gewonnen, maar onder druk van Erdogan besloot de kiescommissie dat de verkiezingen in Instanbul opnieuw moesten worden gedaan. Kerem, Caglar en Emre mochten zelf niet hun stem uitbrengen, omdat Turken in het buitenland alleen voor de Turkse parlementsverkiezingen en presidentsverkiezingen mogen stemmen. Nu Imamoglu weer als de winnaar uit de bus kwam, hebben ze weer hoop.

Caglar verliet Turkije echter niet uit economische of politieke redenen, maar omdat hij avonturistisch is ingesteld. ‘De laatste golf immigranten is weggegaan vanwege Erdogan, dat kan ik begrijpen, maar ik ben gewoon erg reislustig en ik vind het geweldig om in het buitenland te wonen. Ik denk dat Berlijn een basis is voor het liberalisme, voor een vrije levensstijl.’

Britse moslimraad: ‘Media te negatief en misleidend over moslims’

0

Een studie van het Centre for Media Monitoring (CfMM) wijst erop dat Britse media ‘bijdragen aan islamofobie’. De auteurs van het rapport noemen de resultaten zorgwekkend en spreken van een ‘ernstig probleem’.

Voor dit onderzoek, dat werd uitgevoerd in opdracht van de Muslim Council of Britain, werden ruim 10.000 Britse nieuwsartikelen en uitzendingen geanalyseerd.

Bij bijna twee derde van de gedrukte mediaberichten over moslims of de islam was er sprake van een ‘negatief sentiment’, aldus het CfMM. Een derde van de berichten ‘gaf een verkeerde voorstelling van zaken of bevatte generaliserende berichten over de gehele gemeenschap’.

Ook zouden tv-debatprogramma’s door extreemrechtse leiders en commentatoren gebruikt worden om een stereotype beeld neer te zetten van moslims en de islam.

De onderzoekers stellen dat met name moslimvrouwen in de berichtgeving ‘onjuist afgeschilderd’ en ‘onderbelicht’ worden. Ze zeggen ook dat de media tal van stereotypes over de islam over het voetlicht brengen, zoals dat deze ‘inherent antisemitisch’ zou zijn.

Moslimgeleerde gaat Trump adviseren over mensenrechten

0
De Amerikaanse islamgeleerde Hamza Yusuf is toegetreden tot een panel dat het buitenlandse mensenrechtenbeleid van de Verenigde Staten moet onderzoeken. Op deze beslissing is veel kritiek gekomen.

Deze Commissie van Onvervreemdbare Rechten is ingesteld door minister van Buitenlandse Zaken Mike Pompeo. Tegenstanders zien de commissie als een vehikel van president Donald Trump om zijn rechtse beleid mee te legitimeren. Zo is één van de panelleden Harvard-hoogleraar Mary Ann Glandon, die in de jaren negentig een campagne organiseerde om van abortus geen mensenrecht te maken.

Islamgeleerde Usaama al Azami vertelt Middle East Eye dat de beslissing van Yusuf om samen te werken met Trump ‘een verontrustende ontwikkeling is voor de islam in het Westen’. Azami noemt Trump ‘islamofoob’, vanwege diens voorstel om mensen uit moslimlanden niet tot Amerika toe te laten, de zogenoemde travel ban. Dat Yusuf met Trump samenwerkt is volgens Azami een grove beoordelingsfout, die niet snel door moslims zal worden vergeven.

Rapport: jongeren met migratieachtergrond willen meer met hun geloof

0

Jongeren met een migratieachtergrond zijn bewust bezig met hun geloof en willen hier meer werk van maken, bijvoorbeeld door meer te bidden of door meer religieuze bijeenkomsten te bezoeken. Dit blijkt uit een rapport van Kennisplatform Integratie & Samenleving over de binding en identiteitsbeleving onder ruim vijftig jongeren met een migratieachtergrond.

Mariam Badou, een van de opstellers van het rapport, vertelt aan het Reformatorisch Dagblad dat jongeren met een migratieachtergrond religie als een belangrijk element van hun identiteit zien. Ook maken ze bewust gebruik van de rechten die de samenleving hen biedt.

‘Typerend is dat ze de handen uit de mouwen steken om bijvoorbeeld ruimte te krijgen voor hun religie op hun werk of school. Denk aan het oprichten van islamitische studentenverenigingen of het instellen van een gebedsruimte op de universiteit.’

Een andere observatie uit het rapport is dat Turks-Nederlandse jongeren meer binding lijken te hebben met hun moederland dan Marokkaans-Nederlandse leeftijdsgenoten. De eerste groep houdt de ontwikkelingen in Turkije goed bij, veel sterker dan Marokkaans-Nederlandse leeftijdsgenoten dat doen met Marokko.

Badou: ‘Turkse ouders geven hun kinderen in Nederland bewust bijvoorbeeld de geschiedenis van Turkije mee. In Marokkaanse kring gebeurt dat minder. Een van de geïnterviewde jongeren zei: ‘Ik ga op vakantie naar Marokko, maar heb verder niet zo veel met dat land.’’

Jongeren met een migratieachtergrond voelen zich in de regel thuis in Nederland, aldus de onderzoekers. Toch bemerken deze jongeren vaak ook vervreemding, bijvoorbeeld als Geert Wilders weer ageert tegen ‘Marokkanen’.

Brengt Istanbul Erdogans einde?

0

Betekent de zege van Ekrem Imamoglu bij de burgemeestersverkiezingen in Istanbul voor Turkije een keerpunt? Wordt aan de alsmaar uitdijende macht van Recep Tayyip Erdogan en diens toenemende autocratische neigingen eindelijk een halt toegeroepen? De Turkse president had immers bij deze verkiezingen zeer zwaar geschut ingezet: wie Istanbul had, zo heette het, had Turkije. Wel, de uitslag laat er geen twijfel over bestaan: Erdogan heeft Istanbul niet meer.

En met zijn geslaagde poging om de eerdere burgemeestersverkiezingen, die nog maar in een zeer nipte zege voor Imamoglu hadden geresulteerd, ongeldig te laten verklaren, is hij in zijn eigen zwaard gevallen. Imamoglu’s zege bleek, anders dan door sommigen van zijn aanhangers gevreesd, zelfs nog beduidend groter, ondanks doorzichtige pogingen van de regering om een hoge opkomst onder zijn kiezers tegen te werken. Ook een deel van zijn eigen AKP-achterban bleek, uit boosheid over deze opzichtige manipulatiepogingen van Erdogan, nu naar de tegenpartij te zijn overgelopen. De overwinning van Imamoglu was zo groot dat de AKP-tegenkandidaat Binali Yildirim en ook Erdogan er niet aan ontkwamen om nog op de verkiezingsavond zelf hun verlies te erkennen.

Daarin onderscheidt de situatie in Turkije zich in elk geval positief van die in Indonesië. Daar tekende de uitdager van de zittende president Joko Widodo, generaal Probowo Subianto, bij een soortgelijk afgetekende uitslag – 55 tegen 45 procent bij de verkiezingen van 17 april jongstleden – wél bij het hooggerechtshof protest aan. Subianto deed alles, tot geweld aan toe, om alsnog de macht te veroveren. Om maar te zwijgen van een land als Rusland, waar Poetin de verkiezingen altijd zal winnen, of Egypte, waar Sisi dat zelfs met Noord-Koreaanse meerderheden doet. Van grootscheepse stembusmanipulatie is in Turkije geen sprake en ondanks zijn bijna-monopolie in de media komt Erdogans AKP ook landelijk keer op keer maar net op de helft van de zetels uit.

Deze uitslag demonstreert weer wat ik al eens eerder heb verkondigd: net als in Oekraïne, en anders dan in Rusland en Egypte waar die weinig voorstelt, is in Turkije de civil society te sterk ontwikkeld om nu een echte dictatuur mogelijk te maken, waarvan Erdogan ongetwijfeld droomt. Poetin en Sisi zouden zo’n debacle als hem nu in Istanbul overkomen is, hebben weten te voorkomen, daarover kan weinig twijfel bestaan. Tegelijk is de civil society in Turkije, net als die in Oekraïne, te zwak om echt een succesvolle democratie van de grond te krijgen. Daarvoor heeft een appèl op gezagsgetrouwheid en volgzaamheid om het vaderland te redden, onder verwijzing naar vermeende binnenlandse vijfde colonnes en dito buitenlandse complotten, tegelijk nog bij grote delen van het electoraat veel te veel effect.

In Turkije is de civil society te sterk ontwikkeld om nu een echte dictatuur mogelijk te maken

Daarbij moet opgemerkt worden dat in deze tijd ook het internationale politieke klimaat niet meewerkt. Anders dan in de optimistische jaren negentig na de val van de Muur en de opruiming van een aantal laatste Latijns-Amerikaanse dictaturen, zit de democratische gedachte nu wereldwijd in het defensief. In Amerika regeert een president die een duidelijke voorkeur voor autocraten aan de de dag legt, en het met een macho-mannetjesputter als de Braziliaanse president Jair Bolsonaro, en zelfs met diens Noord-Koreaanse collega Kim Jong-un, beter lijkt te kunnen vinden dan met Angela Merkel of Theresa May. In Europa is de kandidatuur van Frans Timmermans voor het commissievoorzitterschap mede stuk gelopen op het verzet van autoritaire leiders als Matteo Salvini en Viktor Orban, voor wie Timmermans een obstakel vormde bij de door hen beoogde afbraak van de rechtsstaat in eigen land.

Zeker in dat licht is de uitkomst van de burgemeestersverkiezingen in Istanbul – en al eerder in Ankara en Izmir – een zeer positieve, mede gezien het volstrekt ongelijke speelveld en de reusachtige mediavoorsprong van de AKP-kandidaten die hier bestonden. Maar een gewonnen slag is nog geen gewonnen oorlog. Erdogan heeft dankzij een eerder (weliswaar krap) gewonnen referendum zijn positie als president enorm weten te verstevigen en zijn bevoegdheden flink uitgebreid. Hij zit er nog tot 2023 – geen sprake van dat hij nu, zoals de Griekse premier Alexis Tsipras na verloren Europese verkiezingen, plotseling verkiezingen gaat uitschrijven en zo zijn eigen positie in de waagschaal gaat stellen.

En juist uit hoofde van die grote presidentiële macht beschikt Erdogan over tal van mogelijkheden om de burgemeesters van de grote steden fors tegen te werken, bijvoorbeeld door hun bevoegdheden en financiële middelen in te perken. Een truc die hij overigens van de Britten zou kunnen afkijken, waar in 1974 rond de grote steden een aantal krachtige agglomeratiebesturen waren gecreëerd, die vervolgens – omdat Labour hier altijd de meerderheid behaalde – in 1986 door de Tory’s van Margaret Thatcher ontmanteld, dan wel krachteloos werden gemaakt. Wat dat betreft staat Erdogan vast nog een forse trukendoos ter beschikking om te verhinderen dat wie Istanbul heeft straks ook Turkije heeft.

Cruciaal zou daarbij wel eens kunnen zijn in hoeverre dat dan door iedereen binnen de AKP wordt gepikt. Dat er binnen delen van deze partij bezwaren bestaan tegen de wijze waarop Erdogan de afgelopen jaren stelselmatig democratie en rechtsstaat heeft onttakeld, is bekend. Alleen bleven die bezwaren marginaal, zolang die politiek door de kiezer werden beloond, en dus de banencarrousel voor Erdogan-getrouwen dankzij verkiezingszeges bleef draaien. Als die door het uitblijven daarvan begint te haperen – en dat heeft deze draaimolen nu in elk geval een keer op een moment gedaan – wordt het mogelijk andere koek. Het zou wel eens tot cruciale afsplitsingen kunnen komen.