Home Samenleving Waarom pakt Den Haag antisemitisme steviger aan dan moslimhaat?

Waarom pakt Den Haag antisemitisme steviger aan dan moslimhaat?

Denk-Kamerlid Farid Azarkan (Beeld: YouTube)

Afgelopen kabinetsperiode vonden een specifieke aanpak en landelijk coördinator tegen antisemitisme het levenslicht, maar niet tegen moslimhaat. Veel moslims voelen zich achtergesteld.

Deze ramadan kende een golf aan aanvallen op moskeeën: van dreigbrieven, luiers en verscheurde Koranverzen bij meerdere moskeeën tot een brandstichting in Gouda. Toen Denk op 1 juni een motie voor een aanpak tegen moslimhaat indiende, leek de timing goed gekozen. Bovendien leeft onder moslims het idee dat men wordt achtergesteld ten opzichte van Joden. De Denk-motie noemde dat we landelijk wél al een specifieke antisemitisme-aanpak kennen.

Helaas voor Denk: coalitiepartijen VVD, CDA en CU stemden tegen, evenals alle partijen ter verre rechterzijde. Saillant: al deze fracties stemden twee weken daarvoor wél voor een motie om antisemitisme Europabreed steviger aan te pakken.

Het Denk-plan voor een specifieke moslimhaat-aanpak maakt deel uit van een bredere initiatiefnota van Denk, die na het zomerreces wordt besproken. In schriftelijke vragen vanuit de veiligheidscommissie in de Kamer wordt Denk beschuldigd van het knippen en plakken van de initiatiefnota uit 2019 van VVD en ChristenUnie over, jawel, een aanpak tegen antisemitisme.

Even terug naar 2019. Bij het bespreken van deze antisemitisme-nota vroeg de SP of er niet óók een aanpak van moslimhaat moest komen. VVD en ChristenUnie antwoordden alle vormen van discriminatie belangrijk te vinden, maar dat antisemitisme een specifiek probleem is. Dat was ook het argument van de rechtse en christelijke partijen toen Denk en GroenLinks dat jaar een vergelijkbaar plan tegen moslimhaat bepleitten. Minister Ferd Grapperhaus (Justitie & Veiligheid) liet in 2019 weten: ‘Het antisemitismeplan is heel duidelijk een plan gericht op de specifieke problematiek die heel concreet daar speelt. Daar houden we het ook bij.’ Zo meldde EenVandaag in 2018 dat de helft van alle joden in Nederland zich niet vrij voelt om openlijk joods te zijn.

Volgens Denk is moslimhaat een groeiend probleem in Nederland, dat daarom toch een specifieke aanpak verdient. Maar cijfers geven een diffuus beeld. De vierde Monitor Moslimdiscriminatie (2021) geeft aan dat het aantal meldingen meedeint met de intensiteit van het debat over islam en moslims. Nu zijn er minder meldingen dan in 2015 – een periode van vluchtelingencrisis en aanslagen -, maar dit kan zo weer oplaaien, stelt de monitor. En het aantal aanvallen tegen moskeeën nam na een piek in 2015 en 2016 af, maar ligt nog altijd hoger dan voor 2015.

Instantie Meld Islamofobie voegt toe dat het aantal meldingen en daaraan afgelezen trends niet veel hoeven te zeggen over de werkelijke trend. Verschillende antidiscriminatiebureaus laten verschillende trends zien. Wel meldde Meld Islamofobie eind 2020 dat het boerkaverbod uit 2019 heeft geleid tot meer haat tegen moslimvrouwen, ook zonder gezichtssluier.

Maar het vervelende van al die cijfers: zij geven geen betrouwbaar beeld, zegt Roemer van Oordt. Hij is onderzoeker op het gebied van de islam in Nederland en co-auteur van de vierde Monitor Moslimdiscriminatie. ‘Voor moslims is het melden van discriminatie een grote drempel, een nog grotere drempel dan voor andere minderheden. Er treedt bovendien een enorme gewenning op. Discriminatie wordt steeds vaker als ‘normaal’ beschouwd.’ Dankzij zijn netwerk in islamitisch Nederland weet hij dat veel dreigbrieven, haatmails en bekladdingen niet worden gemeld. ‘Het wantrouwen van moslims tegen de instituties is bovendien groter. Velen hebben slechte ervaringen met de behandeling en registratie door de politie.’

Wat doen Joden ‘beter’?

Dit melden doen Joden dan ook vaker dan moslims, stelt Saida Derrazi, medeoprichter en coördinator van moslimvrouwenorganisatie S.P.E.A.K en lid van het antiracistische Comité 21 maart. ‘Zodra incidenten van antisemitisme plaatsvinden, dan gaan de meeste Joden ook gelijk naar de juiste instellingen om het te melden.’ Daarmee bedoelt ze dat de meeste Joden die willen melden weten waar ze heen moeten, maar dat bij moslims een dergelijk besef meer ontbreekt. Ook merkt zij dat bij moslims ‘islamofobie feitelijk bijna normaal is geworden. Men laat het over zich heen komen, is minder geneigd melding te doen’.

Daarbij registreert de politie, na dat een aantal jaren wel te hebben gedaan, sinds 2019 moslimdiscriminatie niet apart, zoals hij antisemitisme wel het geval is. ‘Dat zou wel moeten’, zegt Van Oordt. ‘Maar bij de politie heeft moslimdiscriminatie kennelijk onvoldoende prioriteit.’

Dit heeft, ironisch genoeg, grote gevolgen voor de kansen om een aanpak van moslimhaat onder de aandacht van Den Haag te brengen, ziet Derrazi: ‘Er is geen goed plan van aanpak om moslimhaat te bestrijden, grotendeels door gebrek aan registratie van moslimdiscriminatie. Daardoor is moslimhaat ook niet zichtbaar in cijfers, en zonder die cijfers kun je geen goed lobbywerk verrichten.’

‘Als je moslimhaat hoog op de agenda wilt zetten, moet je de handen ineenslaan, samen een vuist maken. Dit gebeurt vooralsnog te weinig’

Daarbij is de islamitische lobby van oudsher zwak, vertelt Van Oordt. Joodse Nederlanders, maar ook de LHBT-gemeenschap en Black Lives Matter-activisten weten hun weg naar Den Haag beter te vinden. Een van de problemen van moslims is dat ze te weinig als een eenheid optreden, zegt hij.

‘Geert Wilders mag de moslims in Nederland als één groot monolithisch blok voorstellen, maar dat zijn moslims zeer zeker niet. Die interne diversiteit is natuurlijk heel mooi. Maar als je moslimhaat hoog op de agenda wilt zetten, moet je de handen ineenslaan, samen een vuist maken. Dit gebeurt vooralsnog te weinig.’ Maar, zegt hij ook: ‘Tegelijkertijd zie je nu een kentering plaatsvinden, met clubs als Meld Islamofobie. Jongere generaties zijn mondiger.’

Een ander Haags obstakel voor een plan van aanpak tegen moslimhaat, zegt Van Oordt, is dat vooral de christelijke en rechtse partijen kampen met een eenzijdig daderbeeld van moslims. ‘De veiligheidsproblemen van moslims zijn volgens Den Haag niet het belangrijkste probleem, moslims worden door Den Haag juist vooral gezien als veiligheidsprobleem. Denk hierbij bijvoorbeeld aan terrorisme, radicalisering. Daarnaast stelt Den Haag vooral steeds centraal dat een deel van de moslims anders denkt over bijvoorbeeld vrouwenrechten, LHBT-rechten en onverdoofd ritueel slachten. In de Haagse retoriek zit een sterk wij-zij-denken verscholen.’

Hoe nu verder?

Er wordt nu druk geformeerd. Hoe linkser de uitkomst, hoe meer kans op een moslimhaat-aanpak. Delen van zo’n aanpak staan al in de verschillende programma’s. Zo wil de PvdA meer aandacht voor moslimhaat bij politie, Openbaar Ministerie en scholen. GroenLinks wil moslimhaat apart registreren. En GroenLinks en D66 willen het boerkaverbod afschaffen en een ‘nationaal coördinator tegen discriminatie’, analoog aan de huidige nationaal coördinatoren voor antisemitismebestrijding, waartoe ook moslimhaat zal worden gerekend. Dat mag nog wel wat specifieker, vindt Saida Derrazi: zij pleit voor een nationaal coördinator tegen moslimhaat.

‘Het Comité 21 maart heeft hierover een brief geschreven aan informateur Hamer om racisme centraal te stellen in het regeerakkoord, waarbij ook speciaal aandacht wordt besteed aan de aanpak tegen anti-moslimracisme. Deze brief is inmiddels ondertekend door 160 andere maatschappelijke organisaties. Het zou goed zijn als hier gehoor aan wordt gegeven, en de regering samen met deze maatschappelijke organisaties werkt aan een nationale aanpak tegen moslimhaat.’

Dat vindt Roemer van Oordt ook. ‘Het is goed dat er een aparte coördinator is om Jodenhaat aan te pakken, maar er moet ook een coördinator komen om moslimhaat aan te pakken. Het onderwerp verdient specifieke aandacht.’

‘Er is geen goed plan van aanpak om moslimhaat te bestrijden, grotendeels door gebrek aan registratie van moslimdiscriminatie’

Wat kan Den Haag verder doen tegen moslimhaat? Het weer apart registreren is een goede eerste stap, vindt Van Oordt. Derrazi beaamt: ‘Registratie van moslimhaat is de verantwoordelijkheid van de staat, en instellingen van de staat. Zolang die geen verantwoordelijkheid nemen om moslimdiscriminatie apart te registreren, blijven de cijfers ontbreken en is er daardoor geen prioriteit om moslimhaat aan te pakken.’

Ook wil Van Oordt dat gepleegde moslimdiscriminatie daadwerkelijk actiever vervolgd wordt. Het Openbaar Ministerie doet nu heel weinig met dit soort zaken, ziet hij, allereerst omdat discriminatie ontzettend moeilijk te bewijzen is. Maar er speelt volgens hem meer.

‘Het oproepen tot verzet tegen de islam, wat de PVV doet, maar ook extreemrechtse buitenparlementaire organisaties als Pegida en Identitair Verzet, is niet strafbaar. Ik merk dat de moslimgemeenschap dit niet goed begrijpt, dat organisaties als Pegida niet keihard worden aangepakt. Let wel: deze organisaties doen aan opruiing, maar worden hier niet of nauwelijks voor bestraft. Ook moslimdiscriminatie op social media wordt niet of nauwelijks bestraft. En als iemand toch veroordeeld wordt, dan is de straf ontzettend mild.’

Ook ziet van Oordt, buiten het opstellen van wetten of instituties om, een rol voor de politiek. ‘Moslims hebben een sterk gevoel van achterstelling. Het zou fijn zijn als er vanuit de politiek een meer inclusief verhaal over moslims komt, dat ze niet langer als ‘probleem’ worden gezien. Het anti-geluid is op dit moment heel sterk, het geluid over inclusie is te zwak.’

VVD en CDA laten hun oren te veel hangen naar de PVV, vindt hij. ‘Ik zeg niet dat deze partijen net als de PVV lak hebben aan Artikel 1 van de Grondwet, maar hun verhaal is niet inclusief. Het politiek-maatschappelijke discours is ook ingrijpend veranderd. Wat Hans Janmaat van de Centrumpartij in de jaren tachtig over ‘buitenlanders’ zei, is nu normaal geworden. Daarom is het belangrijk dat het gevoel van inclusie bevorderd wordt. Diversiteit en inclusie zijn belangrijke zaken, het mogen nooit slechts leuzen worden.’

Hoe zit het nu eigenlijk precies met die cijfers van meldingsbereidheid na een discriminerende ervaring, zowel bij moslims als bij Joden? De Monitor Moslimdiscriminatie (2021) spreekt van 3 tot 7 procent onder moslims die hierna melding deed bij de politie of een antidiscriminatievoorziening. Het EU-agentschap voor de Fundamentele Rechten meldt in een rapport (2018) dat één op de vier Nederlandse Joden na een antisemitische ervaring hetzelfde deed.