10.5 C
Amsterdam

Een geloofwaardige beschouwing van het salafisme?

Gert Jan Geling
Gert Jan Geling
Publicist. Kernlid van de denktank Liberales. Onderzoeker aan het Leids Universitair Centrum voor de Studie van Islam en Samenleving dat verbonden is aan de Universiteit Leiden.

Lees meer

In zijn column voor de Kanttekening van 6 maart dit jaar beklaagt de Amsterdamse hoogleraar Thijl Sunier zich erover dat overheid, politici, journalisten, de AIVD en de NCTV ‘hardnekkig en tegen beter weten in’ vast zouden houden aan het idee dat ‘alle salafisten potentiële geweldplegers zijn en dat zij dus bestreden moeten worden’. Salafisten worden daarmee volgens Sunier per definitie als ongeloofwaardig weggezet.

Sunier verwijst naar het grote verschil tussen de inventarisatie van vijftien jaar salafisme-onderzoek van de Universiteit Leiden en het Verwey-Jonker Instituut, en het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland van de AIVD en de NCTV. In het eerste onderzoek werd geconcludeerd dat het beeld dat we in Nederland hebben van salafisten ‘onvolledig en soms onjuist’ was. Salafisten werden volgens het onderzoek veel te snel weggezet als potentieel gevaarlijke en gewelddadige extremisten, terwijl ze eerder gezien zouden moeten worden als typische Hollandse poldermoslims, die veelal de islamitische leefregels niet al te streng opvatten. Überhaupt zou de term salafisme volgens de onderzoekers niet meer gebruikt moeten worden, aangezien salafisten onderling ideologisch enorm verdeeld zijn en grote meningsverschillen hebben.

Redelijk haaks op deze conclusies stond het niet veel later verschenen rapport Dreigingsbeeld terrorisme Nederland 49, waarin het salafisme in Nederland veel kritischer werd beschouwd. Dit onderzoek stelt onder meer dat de centrale beginselen van het salafisme kunnen leiden tot radicalisering en extremisme en ook tot isolement en vervreemding van salafisten van de rest van de samenleving. Hierbij refereert het rapport niet alleen aan jihadistische salafisten maar ook aan politieke salafisten. Zij zouden steeds actiever een anti-democratische interpretatie van salafistische leerstellingen uitdragen, waarbij zij als doel het versterken van de islamitische identiteit van moslimjongeren hebben. Bovendien zijn de AIVD en NCTV kritisch op pogingen van salafisten om samen te werken met lokale overheden. Volgens de diensten doen salafisten geregeld of zij vreedzaam en tolerant zijn, maar strookt deze houding geenszins met de denkbeelden die zij intern uit zouden dragen.

Wat nu van dit grote onderscheid tussen twee verschillende gezaghebbende instituties te maken? Het is verleidelijk om te concluderen dat de onderzoekers van Verwey-Jonker Instituut en de Universiteit Leiden zich hebben laten misleiden door de vreedzame en tolerante houding van salafisme naar buiten toe, waar de AIVD en NCTV voor waarschuwen.  Een dergelijke conclusie zou echter een omgekeerde variant van de conclusie van Sunier zijn, en daarmee niet al te geloofwaardig. De hoogleraar beklaagt zich er namelijk over dat het rapport van de NCTV wel veelvuldig in de media was en dat van het Verwey-Jonker Instituut niet. Het is natuurlijk lastig om te meten welk rapport het meeste media-aandacht kreeg, maar het onderzoek van het Verwey-Jonker Instituut heeft mijns inziens ook behoorlijk wat aandacht gekregen en bovendien veel reacties losgemaakt.

Is de realiteit dan wel zo simplistisch als Sunier die hier voorstelt? Dat een gedegen onderzoek van wetenschappers weinig aandacht kreeg omdat media, overheden en politici liever vast blijven houden aan veel minder goed onderbouwde rapportages van veiligheidsdiensten? Ik geloof niet dat dit het geval is. Er is denk ik een veel geloofwaardigere verklaring te vinden voor het verschil, namelijk het onderscheid tussen academici en praktijkmensen. De onderzoekers van de Universiteit Leiden en het Verwey-Jonker Instituut hebben een theoretische literatuurstudie verricht, de AIVD en de NCTV baseren daarentegen hun dreigingsbeeld zowel op de wetenschappelijke theorie als de dagelijkse praktijk in Nederland. Zij staan dan ook middenin die praktijk en beschikken over informatie waar veel wetenschappers geen toegang toe hebben.

Daarom is het dan ook niet heel verrassend dat de veiligheidsdiensten als gevolg daarvan met veel scherpere conclusies komen over de realiteit van het salafisme in Nederland. Dat maakt hen niet minder maar juist méér geloofwaardig. Het zou wetenschappers sieren als zij zouden luisteren naar wat deze praktijkmensen hen te vertellen hebben, want ook de wetenschap kan veel van hen leren.

De organen van de Nederlandse overheid die belast zijn met het waken over onze veiligheid, zitten bovenop de materie, zo laat het meest recente rapport Dreigingsbeeld terrorisme Nederland 49 maar weer eens zien. Mede dankzij hen kunnen wij ons ook daadwerkelijk veilig voelen. Dat zij daarbij geen blad voor de mond nemen en soms tot scherpe conclusies komen, is dan ook alleen maar lovenswaardig. Uiteraard is en blijft het van belang om zeker ook kritisch te blijven richting de veiligheidsdiensten. Maar deze kritiek moet wel geloofwaardig blijven. Het moet niet gebaseerd zijn op simplistische voorstellingen van de werkelijkheid, die allesbehalve gefundeerd zijn in de feiten.

Nu u hier toch bent...

Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.

Vertel mij meer!
- Advertentie -