6.7 C
Amsterdam

Niets uitstellen

Natascha van Weezel
Natascha van Weezel
Schrijver. Filmmaker.

Lees meer

Vanaf de eerste verdieping hoor ik muziek. Het klinkt uitnodigend. Toch aarzel ik even voordat ik de trap opga. Boven zit V., de beste vriendin van mijn moeder, achter haar computer alsof er niets aan de hand is. Alsof ze niet terminaal ziek is. Maar naast de grote verzameling Tsjechische en Duitse boeken zie ik een groot bed met wieltjes eronder. Daarnaast staan een alarmknop en een pakpaal waar ze zich ’s nachts aan kan optrekken als haar spierkracht haar in de steek laat. Ze geeft me drie zoenen en vertelt dat ze bezig is met het opstellen van haar euthanasieverklaring. ‘Voor als er nog meer lichaamsfuncties uitvallen, dan lijkt het leven me niet zo leuk meer.’ Ik staar naar de grond en bijt op mijn lip om mijn tranen tegen te houden. Hoe is het mogelijk dat iemand zo snel ziek wordt en er niets meer tegen valt te doen?

Ze praat veel. Over haar kindertijd in Tsjecho-Slowakije en over de stichting die ze tot voor kort runde en die ze eigenlijk niet los kan laten. Tussendoor zuigt ze op pepermuntjes en eet ze geprakte ijsklontjes uit een glas, omdat haar keel anders te veel pijn gaat doen. Ze kijkt uit het raam, waar niets anders te zien is dan een dikke laag mist. Ze zucht en vertelt over het mooie uitzicht dat ze vanaf deze plek heeft op de waterlelies die de sloot in de lente roze en groen kleuren. Ik zwijg, want ik durf niet te vragen wat ik eigenlijk wil weten. Het lijkt wel alsof ze mijn gedachte raadt wanneer ze zegt dat ze niet weet of ze de waterlelies ooit nog zal zien.

Mijn moeder, die vlakbij me zit, neemt het nieuws met haar door. De vriendinnen kletsen over de situatie in Polen, de nieuwe coalitie in Oostenrijk en de kandidaten voor de gemeenteraadsverkiezingen van de PVV. Ik pak mijn iPhone erbij om te kijken of ik nog meer nieuwtjes kan vinden. V. veert op. ‘Heb jij een iPhone? Ik wil er ook één, want ik verveel me ’s nachts vaak en dan lijkt het me leuk om spelletjes en internet bij de hand te hebben. Nu heb ik een telefoon zonder internet, maar ik wil niet steeds uit bed.’ Ik prijs mijn smartphone aan en zeg dat ze er zeker één moet nemen. Ze vraagt hoe duur mijn apparaat is. ‘Ongeveer vijftig euro per maand inclusief onbeperkte data en een abonnement voor twee jaar…’ Ik kan mezelf wel voor mijn kop slaan. ‘Een abonnement heb ik denk ik niet nodig’, zegt ze bijna luchtig.

Mijn blik dwaalt af naar de chanoekia, de negenarmige kandelaar die op haar vensterbank staat. Ik bedenk me dat ze nooit meer Chanoeka zal vieren en Kerst en Oud en Nieuw zal meemaken. Hoe zou dat zijn, beseffen dat je alles voor het laatst doet?

Net voordat mijn moeder en ik weggaan houdt ze me tegen in de gang. Ze kijkt me doordringend aan en pakt mijn hand vast. Het valt me op hoe dun haar polsen zijn geworden. ‘Niets uitstellen.’ Ze fluistert bijna, ik kan haar nauwelijks verstaan.

‘Ik wilde nog zo veel dingen doen, waarvan ik dacht dat het ook later kon. Frans leren bijvoorbeeld of Hebreeuws. Wacht niet met de dingen die je eigenlijk nu wil doen. Voor je het weet is het te laat.’ Opnieuw krijg ik een brok in mijn keel. Ik denk aan het nieuwe jaar en de goede voornemens die daarbij horen. Ik knijp stevig in haar hand. Ze glimlacht voorzichtig.

Nu u hier toch bent...

Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.

Vertel mij meer!
- Advertentie -