Moeten we 7 oktober straks bijschrijven in het rijtje van 11 september en 24 februari? Als een dag die de internationale verhoudingen definitief veranderde? In elk geval grijpt 7 oktober duidelijk dieper in de interne verhoudingen in westerse landen in – niet alleen in Nederland.
Veel dieper dan 24 februari, omdat Poetin bij ons toch zeer weinig medestanders vond. En eveneens heel wat dieper dan 11 september, omdat voor ‘de zaak’ van Al Qaida, bij alle kritiek op het Amerikaanse Middenoostenbeleid, hetzelfde gold. Afgezien van een handvol bij de aanslagen op het World Trade Center juichende pubers in de straten van (naar ik meen) Ede. Osama Bin Laden kreeg in het Westen geen honderdduizenden demonstranten op de been.
Dat ligt bij de Palestijnen duidelijk anders. Daaraan is niet alleen de wraakzuchtige overreactie van Israël debet, die aan doden inmiddels al het tienvoudige van het door Hamas aangerichte bloedbad heeft gekost, en tenminste voor een deel van de rechts-extremistische regering van Netanyahu een welkome aanleiding lijkt te zijn om de Nakbah te herhalen en nu ook de laatste Palestijnen uit het oude Mandaatsgebied te verdrijven.
Dat komt ook, en niet in de laatste plaats, door de blinde steun die een aantal westerse landen, waaronder Nederland, meteen aan Israël uitgesproken heeft – in strijd met de opinie van een steeds groter deel van de bevolking. Dat betreft in Europa en Amerika niet alleen islamitische inwoners met een Arabische migratieachtergrond, maar ook steeds meer jongeren zonder enige genealogische binding met de regio. De eersten laten zich als gevolg van een langdurig emancipatieproces ook in de politieke arena van hun eigen land meer gelden, de tweeden hebben steeds minder boodschap aan het ‘Holocaust-argument’ waarmee decennialang elke kritiek op Israël dood geslagen was.
Het is daarom ook voor de regering van Nederland, dat vanouds zeer sterk op de hand van Israël is, steeds moeilijker om in de vertrouwde Uri Rosenthal-groef te vervallen, de politieke peetvader van Rutte die als minister van Buitenlandse Zaken in 2010-2012 gewoonweg weigerde om ook maar enige Israël-kritische notitie van zijn ambtenaren onder ogen te krijgen.
´Het is steeds moeilijker om in de vertrouwde Uri Rosenthal-groef te vervallen´
We kunnen nu, na meer dan zes weken, in heel veel westerse landen een grote discrepantie constateren tussen het regeringsstandpunt, dat richting Netanyahu meestal niet veel verder gaat dan de vriendelijke aanmaning het niet al te wild te maken, en de publieke opinie, die eist dat het bommengeweld onvoorwaardelijk stopt. Denk-lijsttrekker Stephan van Baarle is, ondanks zijn huidige drie zetels, op dit thema voor een jongere generatie al representatiever dan VVD-lijsttrekker Yesilgöz met haar fractie van dertig.
Het is natuurlijk juist die discrepantie tussen het regeringsoptreden – in Nederland zelfs uitlopend op automatisch voortgezette wapenleveranties aan Israël – en de politieke opinie die de spanningen versterkt. Ruttes onvoorwaardelijk steun is door Israëlisch toedoen al zo in diskrediet geraakt dat Rutte zich genoodzaakt zag om bij te draaien.
De tegenstellingen worden nog extra aangescherpt door het officiële taboe dat van regeringswege nog steeds op partijkiezen voor de Palestijnen ligt. Na dertienhonderd Israëlische slachtoffers verscheen her en der op overheidsgebouwen de Israëlische vlag. Na dertienduizend Palestijnse slachtoffers zie ik nog nergens een Palestijnse. Aanvankelijk waren in Duitsland zelfs pro-Palestijnse demonstraties verboden; ook bij ons mochten die alleen maar doorgang vinden als van bepaalde leuzen – zoals het meerduidige From the river to the sea – wordt afgezien.
Voor zover mij bekend, is aan pro-Israëlische demonstraties in deze weken nooit enige beperkende voorwaarde opgelegd. Dat meten met twee maten is dan ook steeds minder houdbaar, in de Tweede Kamer zowel als daar buiten. Tegelijk bleef namelijk de uitspraak van de voorzitter van het Joods Centraal Overleg, Chanan Hertzberger, tijdens de herdenking van de Kristallnacht dat Nederland onvoorwaardelijk achter Israël moet blijven staan en het aantal doden aan Palestijnse kant daaraan ondergeschikt is, door het kabinet onweersproken.
Het is deze verkrampte manier om de deksel op de ketel te houden, die averechts werkt, juist het bestaande antisemitisme versterkt en bovenal alle absurde complottheorieën over een oppermachtige ‘Joodse wereldregering’ als geen ander voedt.