Home Columns Aan Dilan Yesilgöz hebben we duidelijk niets

Aan Dilan Yesilgöz hebben we duidelijk niets

Het is uiteindelijk met veel vertraging toch goed afgelopen, en het is zeker mogelijk dat er achter de schermen hard aan is gewerkt, zodat ik niet wil uitsluiten dat de positieve uitkomst toch aan ijverige inzet van het departement van Justitie te danken is. Maar de publieke reactie van de dienstdoende minister Dilan Yeselgöz, die daarop in elk geval dan haaks stond, was beschamend. Aan haar hebben Nederlandse ingezetenen in buitenlandse nood duidelijk niets.

Ik doel uiteraard op de Marokkaanse Nederlander die twee maanden in een Spaanse cel heeft doorgebracht op verdenking van het lidmaatschap van een Arnhemse terreurgroep, nadat hij eind juli op vakantie op weg naar Marokko was opgepakt. Enige concrete aanleiding daarvoor bestond niet; de man in kwestie heeft ook geen strafblad. Hij is niet de enige Nederlander die daar tegenaan loopt; volgens Muslim Rights Watch, dat de kwestie had opgepikt, heeft dit lot de afgelopen jaren zelfs ruim honderd landgenoten getroffen.

De achtergrond, en daarmee de kern van het probleem: ze zouden ooit in beeld zijn gekomen tijdens radicaliseringsonderzoeken, zonder dat in hun politiedossier enige daadwerkelijke verdenking genoteerd staat. Vaak gaat het om vage en/of toevallige contacten met iemand die wèl iets op zijn kerfstok heeft.

Vervolgens belanden hun gegevens in internationale politiesignaliseringsystemen – en blijven dat ook nadat in Nederland de verdenking is opgeheven. Er lopen inmiddels al heel wat individuele procedures om dit ongedaan te maken, wat meestal in een zich ellenlang voortslepende martelgang voor de betrokkenen resulteert.

Wat was nu de ronduit verbijsterende van de voor onze veiligheid – niet alleen van ons als collectief tegen terroristische aanslagen, maar ook van ons als individu tegen willekeur van de staat – van Yesilgöz op bezorgde vragen van de Tweede Kamer? Ze erkende weliswaar het probleem, maar – ik citeer de Volkskrant van 15 september – riep de mensen op zelf maar ‘navraag te doen bij het land dat hen de toegang ontzegt. Blijkt daaruit dat iemand voorkomt in het internationale politiesysteem, dan moet de betrokkenen zich tot Interpol wenden’.

Is de minister werkelijk zo onnozel?

Ja, u leest het goed. Is de minister werkelijk zo onnozel om te denken dat je als eenvoudige burger veel kans maakt in de wirwar van een internationale bureaucratie, met alle bijbehorende taalproblemen en de standaardreactie van alle hedendaagse bureaucraten die er zelf ook niet meer wijs uit (durven) worden : ja maar de computer zegt toch echt…?

Of interesseert het haar gewoon geen barst? Te druk bezig met de verovering van het Torentje?

Ook aan Buitenlandse Zaken zijn buitenlandse problemen van burgers niet besteed. De reactie van Yesilgöz samen met de minister aldáár – inmiddels druk bezig met een weinig geloofwaardige sprong naar de klimaatportefeuille in Brussel – was even bedroevend. Ja, het is ‘ongelofelijk frustrerend wanneer iemand onterecht vast zou zitten’. Goh, daar waren we zelf nog niet op gekomen!

En wat doet Buitenlandse Zaken er dan aan om die frustratie weg te nemen? Nou dit: het slachtoffer krijgt consulaire bijstand, in de vorm van een bezoekje in de cel van een vertegenwoordiger van Nederland. En wat deed die? Die bracht een foldertje mee, aldus Muslim Rights Watch. Meer niet. Hier zakt dus echt je broek van af.

Nederland slaat al langer regelmatig een droevig figuur waar het hulp aan onterecht in het buitenland opgepakte onderdanen betreft. Wat ligt daar eigenlijk aan ten grondslag? Is het, dat economisch winstgevende activiteiten altijd de voorrang krijgen, waarom we ook vaak bij onfrisse regimes wegkijken als er een profijtelijke deal in het verschiet ligt?

Daarvoor wordt ook wél altijd gretig de koning ingezet. Denk aan wapendeals met Saoedi-Arabië, ook een land met geen al te beste reputatie op mensenrechtengebied. Of denk Rusland en de gedroomde gasrotonde van Jan Peter Balkenende en dat gezellige biertje van Willem-Alexander met Poetin in Sotsji aan de vooravond van diens overval op de Krim.

De afwerende houding van beide ministers in deze kwestie – u moet het zelf maar uitzoeken, als u onterecht in de problemen raakt – maakt duidelijk dat we aan Yesilgöz straks als mogelijke premier weinig hebben, als zij zo laks omgaat met een kerntaak van de overheid. Liever richt zij haar pijlen opportunistisch op een opgeblazen asielprobleem.