Home Columns Als angst voor islamofobie doorschiet

Als angst voor islamofobie doorschiet

Tahir Abbas.

Een docent kunstgeschiedenis van de Amerikaanse Hamline Universiteit liet op 6 oktober haar studenten een veertiende-eeuws islamitisch kunstwerk zien. Daarop was de aartsengel Gabriël te zien, die de profeet Mohammed zijn eerste Koranopenbaring geeft.

De docent begon haar les met een inhoudelijke waarschuwing en de besprak eerst twee minuten lang de vraag of je Mohammed wel of niet mag afbeelden, voordat ze de dia liet zien. ‘Ik heb goede redenen om deze afbeelding te laten zien’, legde ze uit.

De islam verbiedt afbeeldingen van religieuze figuren niet. Veel islamitische groeperingen veroordelen dit wel, maar er bestaat geen monolithische islamitische cultuur.

Een moslimstudente, die voorzitter was van de Hamline Muslim Student Association, reageerde geschokt. ‘Als moslim, als zwart persoon, heb ik niet het gevoel dat ik erbij hoor. En ik geloof niet dat ik ooit bij een gemeenschap zal horen waar men mij niet voor vol aanziet en waar mensen mij niet met hetzelfde respect behandelen als ik hen.’

De docent mailde de student: ‘Ik heb geprobeerd studenten niet te overvallen met dit beeld, en ik heb mijn best gedaan hen een uitweg te bieden. Het spijt me dat ondanks mijn poging om een negatieve reactie te voorkomen, u toch dit beeld heeft bekeken en er last van had.’

Van een afstand bekeken, lijkt het erop dat de meeste Amerikaanse moslims net zo in de war zijn als ik. De docent lijdt, in plaats van dat zij lesgeeft. Maar het lijkt er ook op dat de instelling en Minnesota, evenals moslims van kleur op de campus, een lange geschiedenis van vijandschap kennen. De studente is een Soedanese moslima en Minnesota heeft een grote populatie Somalische moslims. De klachten van de studente overstijgen het klaslokaal en hebben betrekking op de onwelkome sfeer op de universiteit.

In 2006 –  een journalist gaf mij de twaalf Deense cartoons die Europa en Europese moslims destijds schokten –  waren er zorgen over godslastering en islamofobie. Ik zou een gastcollege geven aan tweehonderd studenten, een cursus mediacultuur en samenleving aan de Engelse bacheloropleiding sociologie. Ik liet de cartoons aan de studenten zien, in de wetenschap dat er ten minste een paar moslimstudenten in de klas zaten. Ik waarschuwde hen dat, hoewel ze zich misschien beledigd voelen, er een veel bredere historische context bestaat als het gaat over het afbeelden van de Profeet. Dit moet hun aandacht hebben, in plaats van meteen verontwaardigd te reageren. Kortom, er is geen monolithische islamitische cultuur.

We zijn twintig jaar verder en ik wil hetzelfde doen met de historische afbeelding van de Profeet die deze docent op de Hamline Universiteit toonde. Nu kent Minnesota een grote en ook mondige moslimgemeenschap, maar de ophef is grotendeels te wijten aan het gebrek aan leiderschap van het universiteitsbestuur en een angst die grenst aan paranoia. Tijdelijke contracten voor academici, vooral voor vrouwen en niet-witte mensen, dragen bij aan een onveilige werksfeer. In dit geval verlengde de universiteit zonder overleg het contract van de docent niet.

Was het doel om angst voor en haat tegen moslims te zaaien? Of wilde de docent een intellectueel debat?

Islamofobie is de laatste jaren een belangrijk aandachtspunt, als het gaat over academische vrijheid. Er zijn hoogleraren beschuldigd van moslimhaat, omdat zij les gaven over of kritiek hadden op de islam. Je kunt legitieme kritiek hebben op het islamitische geloof en op geloofspraktijken.

Maar islamofobie – irrationele angst voor en haat tegen moslims – is iets heel anders. Als dat zich voordoet, moet een universiteit zowel de klagers als de aangeklaagde medewerker ondervragen. De instelling moet islam- en islamofobie-experts raadplegen. Was het doel om angst voor en haat tegen moslims te zaaien? Of wilde de docent een intellectueel debat? Maar deze vragen zijn door de Hamline Universiteit niet gesteld.

Universiteiten moeten academische onafhankelijkheid garanderen om academici tegen overheidscensuur en repercussies te beschermen. Dit betekent dat men moeilijke of onpopulaire meningen op een hoffelijke en academische manier moeten kunnen uiten. Als universiteiten medewerkers ontslaan vanwege het uiten van impopulaire of verwerpelijke meningen, schenden zij de academische vrijheid. Deze praktijk kan academici ervan weerhouden zich uit te spreken, uit angst voor repercussies.

Hoewel islamofobie op universiteiten een terechte zorg is, kan de manier waarop zij reageren op aanklachten juist meer islamofobie creëren. Om polarisatie en wantrouwen tot een minimum te beperken, moeten universiteiten inclusie, tolerantie en een open discussie bevorderen, en beschuldigingen van moslimhaat onpartijdig beoordelen.