Home Columns Beseft het Binnenhof inmiddels wat oorlog is?

Beseft het Binnenhof inmiddels wat oorlog is?

Foto's: YouTube

‘Kabinet zet alles op alles om politieke slachtoffers te voorkomen.’ Aldus de kop van de satirische website de Speld op 29 november, na het debat over het bombardement op Hawija dat zeventig burgers het leven kostte. Maar is het nog satire?

Daarvoor komt het te dicht bij de werkelijkheid. Want er was het kabinet inderdaad alles aan gelegen om politieke slachtoffers te voorkomen, sinds defensieminister Ank Bijleveld de schuld zo ongebruikelijk duidelijk bij haar voorgangster had gelegd.

Zoals de Speld de reden waarom de Kamer zolang slecht werd geïnformeerd formuleerde: ‘Het is een illusie om te denken dat alleen verantwoordelijke bestuurders getroffen worden op het moment dat er een politiek bommetje afgaat. Het gaat minstens net zo vaak om ministers die gewoon de pech hebben gehad dat ze net op het verkeerde moment op een verkeerde functie worden benoemd.’ En van pech houden politici niet.

Voorlopig is het kabinet in dat streven geen politieke slachtoffers te maken geslaagd. Want de verhoudingen binnen de coalitie zijn sinds de zomer fors verzuurd. Voor de zoveelste keer staat vooral de positie van premier Rutte onder druk, die voortdurend moet bezweren ergens geen actieve herinnering aan te hebben, want anders wordt hij door brokkenmakerij uit het verleden achterhaald.

‘Natuurlijk weet je dat je risico loopt op politieke slachtoffers dat je gaat meedoen aan een oorlog’, zo legde de Speld vervolgens Rutte woorden in de mond die hij weliswaar niet heeft uitgesproken, maar vast wel in zijn achterhoofd had. ‘Maar het is onze morele plicht om dat risico tot een minimum te beperken.’ Indachtig de noodzaak een tweede Srebrenica te voorkomen: ‘Wat daar is gebeurd heeft een heel kabinet de kop gekost. Zoiets mag nooit weer gebeuren.’

Buitenlandse politiek is ook altijd binnenlandse politiek. En het trauma van Srebrenica zit diep – niet alleen dat van de falende militaire bescherming, ook dat van de gevolgen ervan op het Binnenhof.

Events, dear boy, events’, antwoordde meer dan een halve eeuw geleden de Britse premier Harold Macmillan op de vraag wat hij het meest vreesde. Onverwachtse gebeurtenissen, die keurig uitgestippeld beleid doorkruisen. En zeker in planningland Nederland is dat de grote vrees: dat het niet zo loopt als afgesproken. Bij ons belanden dan ook geen staatslieden, maar gewezen personeelsmanagers in het Catshuis. De huidige premier is er één van.

Als iets rijk is aan onverwachte gebeurtenissen, dan is dat de buitenlandse politiek. Die is in de regel aanzienlijk onvoorspelbaarder dan de eigen binnenlandse, waarin de regering zelf een doorslaggevende rol kan spelen.

Dat geldt al voor een groot land, maar zeker voor een klein land. Daarvoor bestaat buitenlandse politiek voor het overgrote deel op adequaat reageren op wat er elders in de wereld voor gevaarlijks gebeurt. Voor succesvolle eigen initiatieven is een klein land afhankelijk van de grillen van grotere partners, en daardoor gaat het soms helemaal mis.

Als bovendien binnen het werkterrein van de buitenlandse politiek dan nog eens iets extra onvoorspelbaar is, dan is het een oorlog. Ondanks alle professionele voorbereiding staat een oorlog namelijk gelijk aan chaos, en er gaat dan ook nog veel sneller iets mis.

Men wenst alleen te weten waar men aan toe is

Een oorlog fungeert wezenlijk anders dan een verbale confrontatie aan conferentietafels, waarvoor nog zekere spelregels bestaan, en men meestal probeert om er toch op een of andere manier uit te komen. Een oorlog breekt juist uit als men die hoop heeft opgeven. Een oorlog zou je kunnen omschrijven als een politieke situatie waarin de tegenstander niet meewerkt.

Door het daarmee praktisch onplanbare karakter van een oorlog komt het regelmatig tot grote aantallen slachtoffers die niet in de planning zaten. Een nette oorlog zonder dat bestaat namelijk niet.

En hier komen we bij het cruciale punt dat vermoedelijk het zolang achterhouden van het aantal bombardementsslachtoffers in Hawija verklaart, ook lang nadat alle operationele veiligheidsargumenten vervallen waren: de vrees op het ministerie dat het bekend worden ervan meteen de steun voor militaire operaties tot een minimum zou doen dalen.

Nederlanders houden namelijk niet van oorlog voeren. Oorlog voeren: dat is iets voor enge grote landen. Dus als Nederland toch aan een oorlog deelneemt, noemen we dat liever anders. Nederland voert dan geen oorlog, Nederland handhaaft slechts de orde.

Vandaar dat de militaire vertaling van de poging om na de Japanse capitulatie in 1945 de Indonesische archipel terug te krijgen, als ‘politionele acties’, en niet als neokoloniale heroveringsoorlog in onze annalen belandde. Politionele acties: Nederlandse militairen als een soort met tanks bewapende politie, omdat de gummiknuppels van oom agent helaas even niet volstaan.

Heden ten dage worden militaire acties dus als wederopbouwmissie verkocht. Zo ging het bij Afghanistan, toen Den Haag daar op Amerikaans verzoek troepen legerde. Wie is de merkwaardige koehandel vergeten die onder Rutte-I met GroenLinks partijleider Jolande Sap plaats vond, om die partij achter de uitzending naar Kunduz te krijgen?

Het ging een ‘politietrainingsmissie’ heten, waarbij de opgeleide Afghaanse agenten nadien van vijfduizend kilometer afstand nauwkeurig gemonitord zouden worden. We plannen nu eenmaal graag en formuleren dus exacte schietinstructies voor kanonnengebruik op de openbare weg buiten de bebouwde kom. Ook voor een land waar amper een openbare weg bestaat.

De angst bij Defensie voor gezeur van Kamerleden over wat in die kringen ‘collateral damage’ heet is dus wel verklaarbaar. Maar is zij ook nog steeds terecht? Het opmerkelijke is dat eigenlijk niemand, ook niet van GroenLinks, daar nu een essentieel punt van maakt. Men wenst alleen te weten waar men aan toe is.

Dat een oorlog een oorlog is, en dat dus onschuldige slachtoffers kunnen vallen, wordt niet langer ontkend. Dit toegenomen realiteitsbesef is in elk geval winst.