Home Columns Business as unusual

Business as unusual

Foto: AP

Het Nederlands Dagblad kwam langs om me te interviewen. Ik ken de krant niet, het is een blad op christelijke grondslag en aangezien ik niet actief een geloof aanhang, vond ik het wel apart dat ze me wilden spreken. Het tijdstip van het interview kwam me alleen knap beroerd uit. De journalist wilde donderdagavond 21 maart om acht uur langskomen. ‘Kun je misschien iets vroeger komen,’ vroeg ik. ‘Want Nederland speelt.’ ‘Nederland speelt?’ zei hij. Ik hoopte maar dat hij meer verstand had van interviewen.

‘Voetbal.’ Duidelijk niet zijn ding, maar gelukkig was het geen probleem om het tijdstip een paar uur naar voren te schuiven zodat ik rustig de wedstrijd zou kunnen zien. Want voetbal, je kunt me ervoor wakker maken. Daarom baalde ik ook stevig een paar weken geleden. Ik was uitgenodigd voor de Salon d’Amsterdam de la Haute Horlogerie in de diamantfabriek van Gassan. Daar worden ‘noviteiten van hoogstaande horlogemerken’ getoond, het is een leuk evenement waar veel prominenten acte de présence geven. Maar ik moest naar een Indië-lezing in de Openbare Bibliotheek waar ik al een paar keer voor uitgenodigd was. In de pauze wilde ik wegsneaken om alsnog een deel van de Salon d’Amsterdam bij te kunnen wonen, maar ik vond het uiteindelijk toch wel heel onbeleefd om weg te gaan, dus bleef ik en had ik de Salon gemist.

‘Goh,’ zei Benno Leeser, directeur van Gassan, een paar dagen later toen ik hem ergens anders tegenkwam. ‘Wat jammer dat je er niet was. Ik sprak Ziyech nog, want die was er ook, en die had het heel leuk gevonden om je te ontmoeten.’ Ik kon hem wel de nek omdraaien. Ziyech, sterspeler van Ajax – als ik iemand een hand had willen geven was het Ziyech wel. Gelukkig won Nederland donderdag met 4-0 van Wit-Rusland, met een glansrol voor Memphis Depay. Mijn avond was goed.

Maar het leven bestaat uit meer dan voetbal natuurlijk. Op school was het business as usual. Of eigenlijk niet, want dat is het nooit. Business as unusual is misschien een betere benaming voor de gang van zaken. Woensdag was Soufyan absent. Reden onbekend. Bleek later dat hij zijn verkeerstheorie-examen aan het doen was. Dat moet je natuurlijk niet onder schooltijd doen, maar gewoon in je eigen tijd. Ik sprak hem erop aan – ‘dit kan niet’ – maar de vrijdag daarop was hij wederom niet aanwezig. Hij had het examen niet gehaald, dus vrijdag moest hij herexamen doen. Daardoor miste hij een herkansingstoets op school. ‘Maar de juf had gezegd dat ik vrij mocht’, rechtvaardigde hij zijn afwezigheid. Bij navraag bleek mijn co-mentor niet gezegd te hebben dat hij vrij mocht, maar dat ze niet wist of hij daarvoor (een herexamen theorie) wel vrij kon krijgen. Een wel erg discutabele interpretatie van de boodschap van zijn juf. Hij kreeg een niet-herkansbare 1 voor de toets. Dat is vaak de makke met dit soort acties van leerlingen: het slipt overal tussendoor en leerlingen komen ermee weg. Maar echt, spijbelen om theorie-examen te kunnen doen is niet de bedoeling en dat moet een leerling volkomen duidelijk zijn. Dat is niet streng, dat is volkomen normaal.

Ondertussen bereiden we ons op school voor op het vrijheidscollege. In de aanloop naar 4-5 mei worden in het hele land vrijheidscolleges georganiseerd, en 17 april komt Rajae el-Mouhandiz bij ons spreken – een kunstenares van Marokkaanse afkomst. Ik dacht dat ik haar niet kende, maar toen ik haar een paar weken geleden ontmoette op een partnerbijeenkomst – een bijeenkomst van mensen uit organisaties die meedoen aan de 4-5-meivieringen – beging ik de flater van de eeuw. Ik stelde me voor, maar we hadden elkaar al eens ontmoet in een talkshow, wat ik glad vergeten was. ‘Wat waren we goed, hè’, zei ze. Ik knikte schaapachtig en hoopte maar dat het geloofwaardig overkwam.

Vorig jaar werd het vrijheidscollege gegeven door een Afghaanse rapper die sprak over vrijheid van meningsuiting. ’Jullie mogen alles vragen en zeggen.’ Later bleken bepaalde vragen hem toch tegen het zere been te schoppen, wat maar weer eens bewees dat vrijheid van meningsuiting een moeilijk begrip is.

Dat voetbal mijn leven behoorlijk doordesemt bleek afgelopen zaterdag wederom bij mijn kapper, een Duitse dame. Naast mij zat een oude Joodse dame van vierennegentig. Gelakte nagels, haren werden keurig gekleurd en geknipt. We hadden het over de wedstrijd Nederland – Duitsland van zondag 24 maart. Wij, de Joodse dame en ik, hoopten natuurlijk allebei dat Nederland zou winnen. ‘Het moet maar eens afgelopen zijn met die weerstand tegen Duitsland’, zei de kapster. ‘En toch willen we niet dat Duitsland wint’, zei de Joodse dame ferm. We waren het helemaal eens.