Home Columns De pijn van mijn Oeigoerse broeder

De pijn van mijn Oeigoerse broeder

Foto: Associated Press / Lefteris Pitarakis

Tijdens mijn verblijf in Mekka zat ik een keer naast een Oeigoerse moslim. Ik besloot het gesprek met hem aan te gaan. Ik had maar één doel: ik wilde graag mijn medeleven uiten en hem vertellen dat wij in Nederland ook voor de Oeigoeren bidden. Ook wilde ik weten wat wij voor ze kunnen betekenen. In half Arabisch en half Engels vroeg ik of hij uit Oost-Turkestan kwam, dat de Chinezen Xinjiang noemen. Met angst in zijn ogen antwoordde hij dat hij uit China kwam. Hij wilde hierover verder niet praten.

Op zijn tasje stond in het Arabisch geschreven: الحاج الصيني (Chinese pelgrim), maar ook aan zijn hoed en aan zijn kleding kon je ook zijn dat hij een Oeigoer was. Uit respect voor hem als persoon en die moeilijke omstandigheden waarin hij zich bevond besloot ik niet met hem in discussie te gaan. Hij stond vervolgens op om water te halen en vroeg mij of ik ook wilde. Met een glimlach hebben we een eind gemaakt aan dat gesprek en genoten van het heilige zamzam-water.

Maar in mijn hoofd ging het gesprek door. Zijn reactie, zijn houding en zijn terughoudendheid hebben mij aan het denken gezet. Waarom is hij zo bang? Waarom durft hij niet voor zijn eigen identiteit op te komen?

Achteraf snapte ik zijn reactie heel goed. Een kleine fout kan hem en wellicht ook zijn familie fataal zijn. in China worden Oeigoeren namelijk opgesloten in ‘heropvoedingskampen’. Volgens China is dit een manier om ‘extremisme’ te bestrijden. Maar het dragen van een baard en het lezen van de Koran zijn voor de Chinese autoriteiten al vormen van extremisme. Sterker nog, het feit dat jij jezelf moslim noemt is voor de Chinese autoriteiten reden om jou op te sluiten, kaal te scheren, te martelen, te verkrachten en zelfs je organen uit je lichaam te stelen.

Dit verzin ik allemaal niet. Dit stelt een onafhankelijk panel van experts en activisten. De noodkreet komt daags nadat een schokkende video uitlekte. Dit klinkt als een scène uit de Netflix-serie Black Mirror, maar helaas is dit voor meer dan een miljoen Oeigeren de pijnlijke werkelijkheid.

Zelfs in Nederland ontsnappen Oeigoeren niet aan de lange arm van Beijing. Volgens Amnesty International worden de 1.500 Oeigoeren die in Nederland wonen nauwlettend in de gaten gehouden door China: hun telefoons worden gehackt en ze krijgen dreigtelefoontjes. En als ze kritiek uiten op China, bijvoorbeeld via sociale media, worden hun familieleden die nog in China wonen opgepakt. China haalt blijkbaar alles uit de kast om deze etnische minderheid het zwijgen op te leggen. En het gaat hier ongestoord mee door, zolang de wereld blijft zwijgen.

Minister-president Mark Rutte moet iets doen

Dus ik begrijp deze broeder. 35 landen hebben een brief aan de Verenigde Naties geschreven, waarin de ‘opmerkelijke prestaties’ van China op het gebied van de mensenrechten worden geprezen. Niet alleen Bahrein, Koeweit, Oman, Pakistan, Qatar, Syrië en de Verenigde Arabische Emiraten hebben deze brief ondertekend, maar ook Saoedi-Arabië, het centrum van de islam. Dit is echt de omgekeerde wereld. Maar blijkbaar willen deze landen bij China een wit voetje halen.

Dit maakt mij, en vele moslims met mij, woedend, wanhopig en vooral teleurgesteld. Het is pijnlijk om te zien hoe de wereld de Oeigoeren aan hun lot overlaat. We kunnen petities organiseren en demonstreren, maar heel veel effect sorteert dit helaas niet. Die ene Oeigoer in Oost-Turkestan wordt nog steeds van zijn vrijheid, geloof en cultuur beroofd. Daar moeten de naties in de wereld wat doen. Hierbij roep ik de Nederlandse overheid op om een duidelijke positie in te nemen tegenover China. Want dit onrecht moet stoppen.

Ik houd er niet van om in de slachtofferrol te kruipen, maar ik vraag mij toch af of de wereld wel had geprotesteerd als het om een andere groep zou gaan. Worden de Oeigoeren vergeten omdat ze moslim zijn, of durft de wereld niets te doen omdat China economisch en ook politiek zo machtig is? Zulke vragen krijg ik ook van onze Nederlandse jongeren, maar helaas kan ik hier geen antwoord op geven.

We moeten doen wat we kunnen doen. Niets doen is geen optie. Ook al hebben petities en demonstraties niet direct het gewenste effect, zulke acties laten wel zien dat we onze Oeigoerse broeders en zusters niet vergeten zijn. Uit onze solidariteit kunnen ze kracht putten. En een boycot van China, ook al is die symbolisch, moedig ik daarom zeker aan. Maar het echte werk moet door onze volksvertegenwoordigers en door onze regering worden gedaan. En door de regeringen van andere landen.

Daarom ben ik op dit moment op zoek naar bondgenoten – activisten, advocaten, columnisten, journalisten, mensenrechtendeskundigen, religieuze voorgangers – die de politiek wakker schudden, zodat de Nederlandse regering meer voor de onderdrukte Oeigoeren doet. Minister-president Mark Rutte moet iets doen. Graag zou ik ook – samen met andere actieve en betrokken burgers – met onze minister-president willen overleggen hoe wij aan onze gezamenlijke verantwoordelijk en inzet gestalte kunnen geven. Opdat we onszelf nog recht in de spiegel kunnen aankijken.

Ten slotte wil ik mijn gesprekspartner het volgende zeggen: Sorry, we hebben gefaald en we falen nog steeds. Moge God met jullie zijn. Moge God jullie de kracht geven en het geduld schenken om deze moeilijke tijden te doorstaan. Moge Allah jullie van wijsheid en kennis voorzien om dit te overleven. Moge Allah een eind maken aan elke vorm van tirannie en onrecht, waar dan ook. Amin.