Home Columns Erdogan boos maken is laatste wat EU nu wil

Erdogan boos maken is laatste wat EU nu wil

Je zou bijna aan samenhang gaan denken: dat de Turkse regering bewust vorige week vrijdag heeft uitgezocht om één van de grootste oppositiekranten monddood te maken. De uitschakeling van Zaman kwam tenslotte aan de vooravond van Turks-Europese onderhandelingen over de vluchtelingencrisis. Europa staat het water inmiddels aan de lippen: het is de vragende partij, en wil geen enkel risico lopen dat de afspraken over Turkse terugname van migranten mislukken. Nu een punt maken van de fundamentele aantasting van de persvrijheid, en zich daarmee opnieuw de gramschap van Erdogan op de hals halen: dat is het laatste waarop Brussel zit te wachten. Schengen staat op springen, en daarmee één van de basisbeginselen van de EU: die redden gaat vóór.

De justitiële coup bij Zaman komt, gezien wat er de afgelopen paar jaar is gebeurd, zeker niet onverwachts. Sinds Erdogan met de verloren verkiezingen van juni de mogelijkheid van verlies van de macht onder ogen heeft moeten zien, staat alles in het teken van machtsbehoud. Het laten mislukken van de coalitieonderhandelingen en het opstoken van de Koerdische brandhaard waren de eerste middelen om dit te bereiken; zijn ik-of-de-chaos-campagne voor de nieuwe verkiezingen in november werd vervolgens met herovering van de absolute meerderheid beloond. Om het risico bij volgende verkiezingen te minimaliseren, moet nu de pers monddood worden gemaakt: het soort van gelijkschakeling waarvan het meest sprekende voorbeeld geleverd wordt door Poetin. Die is in Syrië de grote geostrategische tegenstander, maar mentaal een grote geestverwant.

Laat ik eerlijk zijn: dat Erdogan zover zou gaan en ook zover kan gaan als hij inmiddels gaat, had ik een paar jaar geleden niet verwacht. Ofschoon altijd een stuk sceptischer dan degenen die Turkije in ijltempo Europese waarden meenden te zien omhelzen, was ik er van uitgegaan dat weliswaar enerzijds een modeldemocratie (en daarmee een EU-lidmaatschap) niet in enige decennia binnen handbereik zou liggen, maar dat ook, anderzijds, Turkije niet meer in een volslagen schijndemocratie à la Rusland zou kunnen veranderen. Het zat er tussenin, en zou er mijns inziens nog lang tussenin blijven zitten.

In mijn ogen verhield Turkije zich in dat opzicht tot Egypte, als Oekraïne zich verhoudt tot Rusland. In Egypte en Rusland stelt de civil society niets voor, en vormt Justitie volledig het verlengstuk van de politiek. Telefoonrechtspraak heette dat in Moskou in Sovjet-tijden: het Kremlin liet de rechterlijke macht weten welke straf aan tegenstanders opgelegd moest worden – en bij Sisi gaat het er sinds zijn coup de facto niet anders aan toe dan bij Poetin. Verkiezingen zijn een scherts, en kunnen er, door de greep op de pers, met onwaarschijnlijk hoge percentages gewonnen worden. Demonstreren daartegen durft (vrijwel) niemand, en in elk geval blijft dat zonder effect. Het zijn slechts bescheiden minderheden die protesteren; zowel in Caïro als in Moskou gelooft de overgrote meerderheid van de bevolking heilig in ‘sterke leiders’ met bijbehorende macht.

In Oekraïne en Turkije is daarentegen – zie Maidan en Taksim – het maatschappelijk middenveld te sterk ontwikkeld (en de burger daardoor te zelfbewust) om zo maar even terzijde geschoven te kunnen worden. Tegelijk is, dat middenveld ook nog te zwak om echt te kunnen overwinnen, mede getuige de endemische corruptie. Jongere generaties komen daartegen massaal in verzet, maar ontberen de middelen om een definitieve doorbraak ten goede te forceren. Daarvoor zijn de oude structuren en is de oude cliëntelistisch-patriarchale mentaliteit te taai, wat tot een permanente crisissituatie en een heen-en-weer-golven tussen meer democratie en meer autocratie leidt.

Het is een strijd die zeker nog decennia zal duren. In Oekraïne gaat het momenteel met veel vallen en opstaan even de goede kant op, in Turkije – dat moet inmiddels helaas zonder enige reserve geconstateerd worden –daarentegen juist in hoog tempo bergafwaarts. Veel meer en veel sneller bergafwaarts ook dan ik zelf tot voor kort voor mogelijk had gehouden, ervan uitgaande dat Erdogan s verdere machtsusurpatie zoveel verzet zou oproepen dat Erdogan er zélf voor terug zou schrikken die door te zetten. Niet in de laatste plaats met het oog op de publieke opinie in de EU, waarvan Turkije officieel immers nog altijd lid wil worden.

Alleen is die rem nu weggevallen, omdat Brussel even geen enkele consequenties aan het opdoeken van de rechtsstaat durft te verbinden. Europa staat erbij en kijkt ernaar, omdat het voor de oplossing van de momenteel als meest bedreigend ervaren crisis – de enorme instroom aan vluchtelingen uit vooral Syrië – van de goodwill van Turkije afhankelijk weet. Al eerder werd de publicatie van een eigen kritisch EU-rapport over de mensenrechtensituatie in Turkije door de Europese politieke top als nu-even-niet-opportuun uitgesteld, teneinde Erdogan in zijn verkiezingscampagne niet voor de voeten te lopen. Inmiddels kijkt Europa nog veel meer weg dan voorheen.

Daarbij speelt ongetwijfeld een rol dat juist op een, nu voor Europa zo cruciaal punt, Brussel weinig recht heeft om Ankara te bekritiseren: inzake het vluchtelingenbeleid. Ankara kan niet nalaten er vilein op te wijzen dat het zelf zonder stennis te schoppen zo’n 3 miljoen vluchtelingen op circa 80 miljoen inwoners opvangt, en Europa bij amper een derde daarvan op een zesmaal zo grote bevolking al in paniek raakt. Daarom durft Brussel nu helaas geen consequenties te trekken uit het toenemend autocratisch opereren van Erdogan , ofschoon dit juist het weer opstarten van de toetredingsonderhandelingen – althans indien men de eigen criteria nog serieus wenst te nemen – momenteel zinlozer maakt dan ooit.