Home Columns Godsdienstvrijheid wordt steeds lastiger

Godsdienstvrijheid wordt steeds lastiger

Geloven wat je wilt en de vrijheid om dat geloof ook in de praktijk te brengen, was vroeger in Nederland een stuk gemakkelijker dan nu. Toen ik nog een klein knulletje was, ging iedereen naar school op zaterdagochtend. Wij, Joodse kinderen, hadden die ochtend vrij om naar de synagoge te kunnen gaan. Het was immers sjabbat.

Alle winkels waren op zondag gesloten vanwege de wet op de winkelsluiting. Onze koosjere kruidenier had een officieel briefje op de etalageruit dat vertelde dat hij wél open mocht zijn. Dit, vanwege het feit dat hij op de zaterdag, de sjabbat dus, zijn winkel op godsdienstige gronden gesloten moest houden.

In mijn jongere jaren bestond er nog zoiets in ons land als een militaire dienstplicht. Toen mijn tijd was gekomen om opgeroepen te worden om het vaderland te dienen, werd ik vrijgesteld. Dit vanwege het vervullen van een geestelijk ambt. Ik werd opgeleid tot rabbijn. Maar ook de niet-geestelijke kon zich vanwege zijn levensbeschouwelijke overtuiging op gewetensbezwaren beroepen en zo dispensatie krijgen.

Bij die invulling van godsdienstvrijheid hoorde ook altijd een zekere mate van respect voor de levensovertuiging van de medemens. Het maakte niet uit of dat voor de eigen geloofsleer was, of voor die van een ander. Onze rooms-katholieke buurman maaide nooit het gras op de zaterdagmiddag. Zijn buren, wij dus, vierden dan de sjabbat. En zo zorgde mijn moeder ervoor dat op de zondag nooit de was aan de lijn hing. Alweer uit respect voor die ander.

Midden in de vijftiger jaren heerste er in ons land de laatste grote polio-epidemie. De paniek was groot. Een massale inentingsactie werd op gang gezet. Behalve bij enkele groepen bevindelijke christenen. Voor hen was vaccinatie een religieus taboe. Voor ons was hun weigering een gegeven dat te maken had met geloof, dus hadden we dat te respecteren.

Tijden zijn veranderd. En zo is de belangstelling voor geloof en het respect daarvoor.

Zonder enige compassie voor wat religieuze gezinnen mogelijk doormaken in de huidige pandemie, zonder enige empathie voor wat echt geloven voor de mens kan betekenen, worden zij door een deel van de samenleving in de hoek gedrukt. Alsof religie, levensbeschouwing of andere persoonlijke overtuigingen zo maar overboord kunnen worden gezet.

Geloof is geen jas die je zomaar even uittrekt

Moslims en Joden hebben deze kentering allang ervaren door de dwingende beperkingen die de ongelovige samenleving iedere keer weer opnieuw op wil leggen aan de halal- en koosjer-etende burger in ons land. ‘Dan eten ze maar gewoon vlees!’ Of waar het de besnijdenis betreft: ‘We gaan wel met ze in gesprek, om ze te leren dat besnijdenis niet hoeft.’

Geloof is geen jas die je zomaar even uittrekt. En als de buitenwereld denkt dat dit wel zo is, dan nog moet zij met haar handen van de jas van die ander afblijven zonder met harde feiten te komen waarom de beoefenaar van deze godsdienst een concreet gevaar is voor de omgeving.

Het debat in de Tweede Kamer gaat over 2G. Maar daar gaat het echt niet alleen over. In de sentimenten die worden geuit gaat het ook over het verder terugdringen van de vrijheid van godsdienst, met alles wat daarbij hoort. Het seculiere karakter van de politiek en een overheid die zich hult in zogenaamd ‘religieus neutraal’ beleid lenen zich daar uitstekend voor.

Of die 2G er gaat komen? Worden die gelovigen die niet kunnen vaccineren uitgesloten van deelnemen aan het maatschappelijk verkeer? Wij gelovigen zeggen: ‘G’d zal het weten.’ En de rest van de samenleving zal op een zeker moment verzuchten hoe zij ooit zo kortzichtig kon zijn geweest in haar denken, om het grote goed van vrijheid van levensovertuiging zomaar overboord te gooien. Laten we met ons allen zorgen dat het G’d verhoede nooit zover gaat komen.