Home Columns Het gelijk van Ella Vogelaar

Het gelijk van Ella Vogelaar

© Ewout Klei
‘Ik ben geboren in Nederland en ik woon hier mijn hele leven. Ik heb veel van Nederland ontvangen en ik probeer, zeker sinds ik werk, veel terug te geven. Uiteindelijk zal ik in Nederland sterven. Ik voel me een Nederlander, maar ik word ‘allochtoon’ of ‘Turk’ genoemd. Niet alleen ik, ook mijn kinderen krijgen die labels. En de laatste 15 jaar worden we ook steeds vaker aangesproken als ‘moslim’. Ook mijn kinderen, die nog nooit een moskee van binnen hebben gezien, wordt gevraagd afstand te nemen van aanslagen in Verweggistan. Nederlanders willen niet accepteren dat wij Nederlanders zijn. Turkse Nederlanders trouwens ook niet. Zij blijven me aanspreken in het Turks, ook publiekelijk of op Facebook, ze vallen me lastig met de Turkse politiek en spreken mij en mijn kinderen vermanend toe wanneer we tijdens de ramadan op straat eten.’

Aycig (39 jaar) heeft zelfs overwogen haar naam en die van haar kinderen te veranderen in Nederlandse namen, maar dat vond ze uiteindelijk te ver gaan. Ook al wil ze zichzelf graag als Nederlander beschouwen en is ze niet meer gelovig, de buitenwereld blijft haar als Turkse en als moslima zien.

Deze week riep CDA-kamerlid Pieter Heerma op tot meer aandacht voor de Nederlandse identiteit en de joods-christelijke waarden en normen. Hij is niet de eerste.

In Nederland voeren we sinds de jaren 90, intensiever dan voorheen, een debat over de Nederlandse identiteit, waarbij vragen als ”wat maakt Nederlanders Nederlands?”, ”wat onderscheidt Nederlanders van anderen?” en ”wat bindt Nederlanders?” aan de orde komen. Dat dit debat intensiveerde kwam onder andere door langlopende processen als ontzuiling, individualisering, globalisering en vervreemding, maar ook door de uitbreiding van de Europese Unie in de jaren 90, de komst van de euro en de verscherping van het integratiedebat.

Dat laatste debat is sinds de eeuwwisseling steeds meer geculturaliseerd en geïslamiseerd: ging het integratiedebat in de vorige eeuw vooral over participatie in het onderwijs en op de arbeidsmarkt, de laatste 15 jaar hebben we het vooral over de vraag in hoeverre culturen of religies, en dan vooral de islam, een handicap vormen om te integreren.

Sommigen, onder wie bijvoorbeeld publicist Paul Scheffer en CDA’er Heerma deze week, zwengelen dit debat aan. Zij stellen dat Nederland een zwak gedefinieerde identiteit heeft en dat het voor migranten daardoor niet duidelijk is in wat voor samenleving zij zouden moeten integreren.

De pogingen in de afgelopen decennia om onze nationale identiteit te definiëren hebben tot nu toe echter weinig opgeleverd. Allereerst blijkt het niet mee te vallen om een identiteit te omschrijven waarin alle leden van een verbeelde nationale gemeenschap, variërend van een Amsterdamse hipster tot een ouderling uit Staphorst zich kunnen vinden. Het is gemakkelijker om een paling uit een emmer snot te halen.

Het probleem met identiteiten is namelijk dat ze per definitie dynamisch zijn en in interactie en in contrast met anderen tot stand komen. Ze worden continu en afhankelijk van de omstandigheden opnieuw ingevuld, geïnterpreteerd en aangepast.

De discussie over onze identiteit richt zich in de praktijk vooral op het verleden en wordt teruggebracht tot discussies over sommige gestolde tradities als onlosmakelijk en vaststaand onderdeel van ‘onze cultuur’. Dat leidt tot verhitte en soms verkrampte discussies over bijvoorbeeld Zwarte Piet of over een mogelijk vuurwerkverbod in sommige wijken.

In tegenstelling tot wat Scheffer en anderen hoopten, hebben pogingen tot definiëring van onze nationale identiteit eerder geleid tot polarisatie en het uitsluiten van ‘nieuwe’ Nederlanders.

Dat geldt misschien wel sterker voor moslims. Gestimuleerd door Samuel Huntingtons clash of civilizations-theorie, maar zeker ook door het sterk toenemend islamitisch terrorisme, worden de westerse en islamitische beschavingen steeds scherper tegenover elkaar gesteld.

Sinds George W. Bush de aanslagen van 11 september 2001 een aanval op de westerse beschaving noemde, wordt dit frame herhaald bij iedere aanslag door moslimterroristen. Geweld van extremisten van een ander pluimage krijgt niet deze labels.

Ook de aanslagen in Parijs werden geduid als een aanval op ”onze waarden” en ”onze manier van leven”. En in de debatten die volgden ging het dan al snel over ”wij” versus ”de moslims”. In het enthousiasme om geradicaliseerde moslims buiten te sluiten, dreigen sommige deelnemers aan het debat alle moslims uit te sluiten.

En dan gaat het wringen. Moslims wonen immers niet alleen in islamitische landen, maar ze zijn ook een onderdeel gaan vormen van onze westerse beschaving. 1 op de 20 volwassen Nederlanders beschouwt zichzelf als moslim.

Het is een idee waar een groot deel van de Nederlanders moeite mee heeft. Toen in 2007 de minister van Integratie Ella Vogelaar in dagblad Trouw liet weten dat zij zich kon ”voorstellen” dat wij ”ooit” (”over een paar eeuwen”, voegde ze er aan toe) zullen zeggen dat Nederland een land is van ”joods-christelijke-islamitische traditie”, noemde Geert Wilders haar ”knettergek” en diende hij een motie van wantrouwen in.

De PVV-leider was niet de enige die twijfelde aan het verstandelijke vermogen van Vogelaar. Volgens opiniepeiler Maurice de Hond deelde destijds niet alleen de PVV-achterban, maar ook meer dan de helft van de VVD-stemmers deze mening.

Vogelaar had natuurlijk gelijk. Of Wilders en anderen het nu leuk vinden of niet: moslims zijn hier en zullen hier blijven. Ze zullen een minderheid blijven, maar wel een onlosmakelijk onderdeel van de Nederlandse samenleving blijven vormen en hun invloed op de Nederlandse cultuur gaan hebben. Dat geldt niet alleen voor moslims, maar voor alle religieuze en etnische groepen die de afgelopen decennia in Nederland zijn komen wonen.

Deze constatering zou ook van invloed moeten zijn op de wijze waarop we in Nederland onze nationale identiteit definiëren, voorzover dat nuttig is en daar behoefte aan bestaat. Laten die pogingen tot definiëring van de nationale identiteit in het vervolg meer op de toekomst en minder op het verleden zijn gericht. Laat het gaan over een samenleving die we willen hebben en niet over de samenleving die we hadden.

Daarnaast zal er meer ruimte moeten zijn voor het besef dat mensen een meervoudige, hybride identiteit hebben en zich tegelijkertijd met verschillende groepen kunnen identificeren, zelfs wanneer deze identiteiten op sommige vlakken met elkaar botsen.

Een sterk ontwikkelde nationale identiteit als bindend element, zoals die in immigratielanden als de Verenigde Staten, Canada en Australië bestaat, is alleen mogelijk wanneer dit gepaard gaat met het tegelijkertijd respecteren of op zijn minst accepteren van diversiteit.

Dat betekent ook accepteren dat onze nationale identiteit voortdurend aan verandering onderhevig is. Veel van de christelijke en in veel mindere mate joodse waarden zijn inmiddels vervangen door humanistische waarden uit de verlichting zoals de gelijkheid van man en vrouw en de acceptatie van homoseksualiteit. Die humanistische invloeden zijn de laatste decennia dominant geworden en zullen dat ook blijven. Dat neemt niet weg dat er ook sprake zal zijn van islamitische invloeden en van bijvoorbeeld hindoeïstische, boeddhistische en atheïstische invloeden.

Alleen wanneer de nationale identiteit dynamisch en ruim wordt gedefinieerd zal deze ruimte bieden voor de integratie van alle Nederlanders, waaronder ook die van Aycig en haar (klein)kinderen.

Ewoud Butter is hoofdredacteur van de nieuws- en opiniewebsite Republiek Allochtonië en mede-oprichter en redacteur van de website Polderislam, die achtergrondinformatie biedt over moslims, islamitische stromingen en de institutionalisering van de islam in Nederland. Hij deed onderzoek naar radicalisering en begeleidde diverse projecten in Noord-Holland. Volg hem op Twitter: @ewoudbutter