Home Columns Hoe democratisch is Noord-Afrika, negen jaar na de start van de revolutiegolf?

Hoe democratisch is Noord-Afrika, negen jaar na de start van de revolutiegolf?

Een vrouw loopt langs verkiezingsaffiches van Tunesische presidentskandidaten (Tunis, september) (Foto: Associated Press)

Hoe staat het er momenteel, alweer bijna negen jaar na het uitbreken van de volksopstand in Tunesië, voor met de hoop op democratie en rechtsstaat in Arabisch Afrika? De vijf landen aan de zuidkust van de Middellandse Zee bieden inmiddels een zeer verschillend beeld.

In Libië is de situatie volslagen hopeloos: het land is na de val van Kadhaffi de facto in elkaar bestrijdende delen uiteengevallen, het aantal legeraanvoerders dat achtereenvolgens claimt de legitieme macht te vertegenwoordigen valt niet bij te houden, en de situatie oogt volslagen hopeloos. Noch de VN, noch Europa – dat in de vorm van vluchtelingen ook met de gevolgen ervan werd of wordt geconfronteerd – heeft enig idee wat te doen. Om eerlijk te zijn: ik ook niet.

In Egypte heerst de (voorlopige) stabiliteit van een dictatuur. Sisi treedt tegen oppositie veel harder op dan Mubarak ooit heeft gedaan, en daarmee is die de facto monddood. Washington vindt dat met Donald Trump prima – de huidige Amerikaanse president herkent in elke echte autocraat een jaloersmakende geestverwant – en omdat Brussel ook niet weet hoe het anders zou moeten, zwijgt Europa over de harde repressie eveneens.

Er is al voldoende onrust aan de buitengrens, graag niet alles tegelijk! De oorzaken voor de Egyptische opstand van 2011 zijn niet weggenomen, de onderhuidse onvrede is dus groot, alleen durft nu even niemand zijn mond open te doen. Laat Ursula von der Leyen, de nieuwe voorzitter van de Europese Commissie, dat wel doen.

Over Algerije hoor je de laatste tijd weinig. Na de val van de hoogbejaarde dictator Bouteflika in april dit jaar als gevolg van straatprotesten is een interim-president aangetreden, maar de toekomst is onduidelijk. De voor 4 juli geplande verkiezingen zijn voor onbepaalde tijd uitgesteld. Gaat het richting democratie of neemt het leger toch weer ‘omwille van de stabiliteit’ de touwtjes in handen? Daaraan mag Brussel dan niet stilzwijgend voorbijgaan.

In het nieuws zijn dezer dagen vooral de resterende twee landen in Noord-Afrika: Tunesië en Marokko. Het leger speelt hier politiek geen rol, en de laatste hoogbejaarde ex-dictator van Tunesië – wiens regime overigens niet met dat van Kadhaffi of Mubarak te vergelijken viel – is net in ballingschap overleden. Publieke emotionele taferelen onder gewezen aanhangers, zoals bij de dood van ex-tiran Mugabe in Zimbabwe, heeft dat bij mijn weten niet opgeleverd.

Belangrijker is dat er recent verkiezingen zijn gehouden die op normale wijze zijn verlopen. In dat opzicht lijkt de democratie in Tunesië ook bij de bevolking over een vrij solide basis te beschikken; wel blijft, door de nog steeds slechte economische situatie – hier zou Europa meer een helpende hand kunnen bieden – de toestand tegelijk labiel. Dat blijkt ook uit de vernietigende uitslag voor de partijen die de afgelopen jaren de dienst hebben uitgemaakt, waaronder het islamitische Ennadah, dat zich in die tijd in positieve zin heeft getransformeerd.

Mohammed VI is hooguit een mildere versie van de Saoedische kroonprins Bin Salman

Die drastische afrekening met de zittende machten via de stembus is overigens zeker niet iets wat exclusief aan ontevreden kiezers in jonge democratieën voorbehouden is. Oude Europese democratieën kunnen er inmiddels ook wat van.

Neem Nederland: een halve eeuw geleden gold het verlies van drie Kamerzetels al als fors. Inmiddels nadert het record reeds de dertig. Zelfs in het jarenlange toonbeeld van stabiliteit, Duitsland, zijn de twee grote oude volkspartijen ernstig verzwakt. In Italië doet na alle afsplitsingen en samenvoegingen inmiddels geen partij meer mee die tien jaar geleden dezelfde naam droeg.

In Frankrijk heeft Macron het bestaande partijensysteem bijna opgeblazen, zonder er tot nu toe veel voor in de plaats te stellen en in de binnenlandse slag president versus Gele Hesjes is de eerste zeker niet aan de winnende hand. Onovertroffen is de puinhoop bij de Britten, waar de Brexit – intussen meer een chronische ziekte dan een concreet proces – niet alleen de Tory’s, maar ook Labour welhaast door tweeën scheurt.

In dat opzicht doet Tunesië het niet slechter. En ook is het, anders dan bijvoorbeeld Brazilië, nog niet bezweken voor de lokroep van de sterke man. De twee winnaars, die nu in de tweede ronde tegen elkaar aantreden, zijn de conservatieve jurist Kaïs Saïed en de wat populistische mediamagnaat Nabil Karoui, die momenteel wegens belastingfraude in de gevangenis zit. Met alle geweld regeringsleider willen worden om zo uit de cel te komen of uit de cel te blijven – dat is niet alleen aan de Israëlische premier Netanyahu voorbehouden.

Erg uitnodigend is de keuze waarvoor zich nu twee derde van de Tunesische kiezers gesteld ziet (Saied en Karoui haalden samen maar 34,4 procent van de stemmen) helaas niet. Karoui bezit teveel zelfzuchtige Berlusconi-achtige trekjes om echt vertrouwen in te boezemen, ook al lijken zijn politieke opvattingen op zich niet onredelijk. En Saied is wel heel netjes, maar in sociaal-cultureel opzicht ook heel conservatief. Op de grondwet valt qua gelijke rechten voor iedereen niets aan te merken – maar wat blijft daarvan over als een president er zelf niet in gelooft?

Dan ten slotte Marokko. Dat is voor Nederland – net als Turkije – gezien het grote aantal immigranten bijna binnenlands nieuws. En dat nieuws is steeds minder opwekkend. Binnenlands regeert de zo modern ogende koning Mohammed VI, die na zijn brute vader een verademing leek, met steeds hardere hand, zoals de Berbers recent weer hebben ervaren. Hij is hooguit een wat mildere versie van de even ‘vlotte’ Saoedische kroonprins Mohammad bin Salman, al laat hij kritische journalisten nog niet in stukken zagen, maar sluit hij ze slechts op.

En buitenlands is de lange arm van Rabat nooit ver weg – zie nu de kwestie van de niet-opzegbare Marokkaanse nationaliteit. Hier zou Nederland, gezien de recente petitie, veel krachtiger voor de rechten van haar eigen landgenoten mogen opkomen, en dat het best ook – omwille van de effectiviteit – in Europees verband.