Home Columns Leren de kinderen van ons? Of kunnen wij juist van onze kinderen...

Leren de kinderen van ons? Of kunnen wij juist van onze kinderen leren?

Daar sta ik dan, als Jood voor de klas. Voor de leerlingen is dit nieuw. De vragen die ze op mij afvuren laten dat duidelijk zien.

In de les over de Tweede Wereldoorlog gaat het nu over de macht van nazi-Duitsland. Enorme legers die heel veel landen in Europa bedreigden. Het buurland Oostenrijk voelde wel wat voor de nare ideeën die de nazi’s dag en nacht verkondigden. Daarom besloot Oostenrijk zich vrijwillig aan te sluiten bij het land waar Adolf Hitler het voor het zeggen had. Uit de klas klonk commentaar. ‘Dan waren die Oostenrijkers net zo slecht in de oorlog als de Duitsers’. De wereld van kinderen bestaat kennelijk uit goed of slecht. Andere keuzes lijken soms te ingewikkeld.

Met diezelfde groep leerlingen lopen we een aantal dagen later door de kamertjes van het Achterhuis, waar Anne Frank met haar familie bijna drie jaar ondergedoken heeft gezeten. Het blijkt dat ze goed hebben geluisterd op school. De inval van nazi-Duitsland op 10 mei 1940, de moedige strijd van het Nederlandse leger, de anti-Joodse wetten, de helden van het verzet, de concentratiekampen. Over alles kunnen ze nu meepraten.

Jibril bestudeert aandachtig het paneel met de foto’s van de moedige helpers die in het grootste geheim de familie van Anne Frank en de andere onderduikers al die tijd hebben verzorgd. Zij deden dit met gevaar voor hun eigen leven. Jibril wenkt mij om dichterbij te komen. ‘Kijk, ziet u dit? Deze Miep Gies, waarvan u vertelde hoe moedig zij was om de onderduikers te helpen. Kijk eens goed, waar is ze geboren?’ Ik volg de vinger van het jochie van een jaar of tien. ‘Kijk meneer Lody, ze is geboren in Wenen. Dat is toch Oostenrijk? Dus niet alle Oostenrijkers waren slecht!’

Ik knijp hem even in zijn wang. Hoe mooi en doordacht kan die kinderwereld toch zijn.

Ik lees het verhaal voor hoe de imam elke paar dagen laat in de avond met zware tassen de bergen introk om de daar verstopte Joodse dorpelingen eten te brengen. En op de weg terug zaten de tassen opnieuw vol, maar dan met het wasgoed van de armzalige vluchtelingen dat de vrouw van de imam thuis waste. Deze tochten gebeurden natuurlijk allemaal in het diepste geheim. Als de Duitse soldaten hier achter zouden komen, liep het vast niet goed af met de imam en zijn gezin. Al te veel dorpelingen hadden hun verzet met de dood moeten bekopen.

Salma staart voor zich uit. Haar hoofd onder haar hoofddoek gaat langzaam op en neer. ‘Ja, ja’ zegt ze, meer tegen zichzelf dan tegen de juf of tegen de rest van de klas. ‘Wat is er Salma? Jij wilt wat zeggen?’ vraagt de juf. ‘Ja, juffrouw’, ze kijkt verlegen in mijn richting. ‘Als de imam de Joodse mensen in de oorlog heeft geholpen, dan waren de Joden en de imam vóór die oorlog toch vast ook al vrienden?’

Hoe mooi en doordacht kan die kinderwereld toch zijn

Dit zijn twee momenten in het afgelopen jaar die mij zomaar overkwamen. Het gebeurde midden in die vaak zo ruwe wereld van verbaal volwassen geweld tussen bevolkingsgroepen onderling. Het speelde zich af midden in de samenleving van het elkaar uitsluiten, het elkaar beoordelen op uiterlijkheden of van negatieve beelden die door anderen worden aangedragen.

Wat zich in die klassen afspeelde, is de wereld waar kinderen het voor het zeggen hebben. Het zou een illusie zijn dat we deze zuiverheid van een kinderwereld bij deze jongeren voor later kunnen bewaren. Ook de kleineren onder ons worden groot. Wat we wel kunnen en vooral moeten doen, is duidelijk zichtbaar maken dat deze wereld van kinderen in ons midden is. En dat deze kinderen een stevige boodschap voor ons volwassenen hebben, een boodschap die vaak vele malen krachtiger is dan de boodschappen die wij ‘grote mensen’ over onze maatschappij uitstorten.