Home Columns Nederland en Egypte worstelen met zwart bewustzijn

Nederland en Egypte worstelen met zwart bewustzijn

Kan Nederland geestelijk al openlijk vertoon van zwart zelfbewustzijn aan? Die vraag is nu, aan de vooravond van Keti Koti, 150/ 160 jaar na de afschaffing van de slavernij in Suriname, extra actueel.

1 juli zal weer de aanleiding vormen voor de nodige officiële excuses. Ditmaal is de koning aan de beurt, die daarvoor uit het vaste format van de in het excuses-aanbieden doorgewinterde premier kan putten. Die excuses mogen tegelijkertijd natuurlijk niet te veel kosten.

Of zal Willem Alexander nu breken met de oude Oranje-familietraditie dat men zich wel zoveel mogelijk andermans geld toe-eigent, maar zo weinig mogelijk eigen geld uitgeeft? Naast koning Willem I waren zowel prins Bernhard senior als prins Bernhard junior daar meesters in. Het beoogde slavernijmuseum: dat kan de koning moeiteloos alleen al uit de eigen slavernijbaten van zijn voorouders helemaal in zijn eentje betalen.

Hoe zit het overigens intussen met de acceptatie van de erfenis van het slavernijverleden: de blijvende aanwezigheid van honderdduizenden mensen met Surinaamse wortels – buiten de vaste staatkundig gebaande boetepaden? Daar valt nog wel wat winst te behalen.

Dat blijkt al uit alle opwinding over dat metershoge beeld van een zwarte vrouw voor het station in Rotterdam. Toegegeven: het is inderdaad – zeker voor Nederlandse begrippen – wel erg opdringerig groot. Gangbaar is toch eerder een formaat van levensgroot tot hooguit anderhalf maal dat. En of ik het ook mooi vind, weet ik nog niet, maar dat geldt wel voor meer moderne kunstwerken in die stad.

In elk geval geloof ik dat het tot minder verbeten commentaren had geleid als het niet om een zwarte vrouw, maar om een witte vrouw zou zijn gegaan. De NRC-column van Rosanne Herzberger, waarmee de rel min of meer begon, getuigde daarbij ook van feitelijke onwetendheid. Ten onrechte betitelde zij het als standbeeld, iets dat alleen maar voor verdienstelijke publieke personen wordt opgericht. Dat geldt inderdaad voor standbeelden, die zich onderscheiden door sokkels met ronkende tekst. Vooral de negentiende eeuw was daar goed in.

Maar die sokkel met opschrift ontbreekt hier: het gaat om een menselijke sculptuur, zonder dat daarbij een speciale persoon wordt geëerd. Juist in Nederland bestaan daar heel wat van, waar nooit iemand aanstoot aan heeft genomen. Soms betreft het mythische figuren, soms bekende literaire personen, soms helemaal niemand in het bijzonder.

Iedereen kent wel die bankjes in stadscentra die, juist als je naar een zitplaats smacht, op hinderlijke wijze deels door een menselijk wezen in brons in beslag genomen blijken te zijn, waar je dan alleen nog maar net met z’n allen naast kunt zitten als je eigen puberkroost met een plaats op jouw schoot genoegen neemt.

Zulke beelden – niet: standbeelden – stellen vrijwel altijd witte Nederlanders voor. Dat er nu, omwille van de representativiteit, ruimte is voor meer diversiteit, lijkt mij logisch. En als dat dan ook nog eens de identificatie van zich gemarginaliseerd voelende groepen met de samenleving ten goede komt: prima.

‘De hele tentoonstelling zegt niets over het oude Egypte zelf’

Maar niet alleen sommige Europeanen hebben het kennelijk met zwart zelfbewustzijn moeilijk. Dat geldt ook voor sommige Egyptenaren – gezien de absurde reactie uit die hoek op de tentoonstelling in het Rijksmuseum voor Oudheden in Leiden over de manier waarop zwarte Amerikaanse kunstenaars zich door het oude Egypte hebben laten inspireren. Het kwam de museumdirectie vanuit Caïro op sancties te staan, gepaard aan het idiote verwijt van geschiedvervalsing.

Daarbij verwijst men ginds ongetwijfeld op de her en der circulerende – en inderdaad tamelijk dubieuze – theorie dat de oude Egyptenaren zwarte Afrikanen zouden zijn geweest. Maar dat doet het museum helemaal niet. Het zegt in de hele tentoonstelling niets over het oude Egypte zelf, alleen veel over de voorbeeldfunctie die het oude Egypte vervult, tot op vandaag, ook aan de overzijde van de Grote Plas.

Eigenlijk gaat het om iets wat we, als witte Europeanen dat met zwarte Afrikanen zouden doen, als ‘culturele toe-eigening’ zouden betitelen. Dat doen de Egyptische autoriteiten in feite ook. Alleen is daar ook in dit omgekeerde geval – wit inspireert zwart – niets mee mis.