Home Columns Poging om trots op Nederland te zijn

Poging om trots op Nederland te zijn

Vandaag woon ik precies veertien jaar in Nederland, het land waar ik als vluchteling naar toe kwam. Het lukte mij tot nu toe om bij ieder jubileum een persoonlijke reflectie op te stellen: hoe maakte ik de transitie van vluchteling naar ingeburgerde Nederlander?

Zo kwam ik erachter dat ik zowel dankbaar als trots ben voor mijn positie in de Nederlandse samenleving. Dankbaar ben ik voor alle Nederlanders die, ondanks mijn vluchtelingenachtergrond, mijn talenten zagen en hebben gestimuleerd. En trots omdat ik, ondanks vooroordelen en persoonlijke uitdagingen, mijn weg in de Nederlandse samenleving heb gevonden.

Toch vind ik het de laatste jaren steeds ingewikkelder om zowel op mijzelf als op Nederland trots te zijn. Allereerst omdat ik de afgelopen jaren leerde dat 1 juli niet alleen mijn jubileum in Nederland kenmerkt, maar ook Keti Koti (vrij vertaald uit het Sranatongo: ‘ketenen gebroken’).

De Keti Koti-viering vindt ieder jaar plaats om te herdenken en te vieren dat de slavernij in Suriname en op de Nederlandse Antillen op 1 juli 1863 formeel werd afgeschaft. Als ingeburgerde en inmiddels geïnformeerde Nederlander vind ik het ongemakkelijk dat de Nederlandse overheid het na honderdvijftig jaar nog steeds aan moed ontbreekt om excuses te maken voor deze zwarte bladzijde.

Het wordt nog pijnlijker als je beseft dat de Nederlandse politieke en bestuurlijke elite ook actief bijdraagt aan het schrijven van een nieuwe zwarte bladzijde.

De Britse krant the Guardian berichtte in mei dat tweeduizend migranten het afgelopen jaar stierven als gevolg van de zogenoemde pushbacks. Migranten die de EU proberen te bereiken worden onderschept en in detentiecentra geplaatst. Al minstens vijf jaar weten Nederlandse beleidsmakers van deze illegale pushbacks, die de internationale mensenrechtenverdragen schenden.

Met steun van Europese gelden onderschept de Libische kustwacht jaarlijks zo’n 14.000 migranten die de EU proberen te bereiken, om ze vervolgens in detentiecentra te plaatsen. De overvolle detentiecentra lijken sterk op Nederlandse megastallen, met gebrek aan natuurlijk licht, fatsoenlijk eten en schoondrinkwater. Onveilige omstandigheden leidden ertoe dat Artsen Zonder Grenzen eind juni aankondigde om tijdelijk te stoppen met het bieden van hulp in Libische detentiecentra. Met dank aan de falende Europese migratiepolitiek.

Een Nederlandse overheid die de ogen sluit voor een zwarte bladzijde uit het verleden, en er zelfs nieuwe bijschrijft

In plaats van zich met alle kracht tegen deze politiek te verzetten, kiezen Nederlandse beleidsmakers er voor om in alle talen te zwijgen. In sommigen gevallen kiezen Nederlandse politici ervoor om deze onmenselijke praktijk te verdedigen. Zo stelde Mark Rutte eerder dit jaar in een verkiezingsdebat met Geert Wilders trots te zijn dat hij als premier heeft bijgedragen aan de afname van het aantal migranten in de EU en in Nederland. Natuurlijk verzweeg hij de praktijken in de Libische detentiecentra en het aantal mensen dat het leven verloor als gevolg van zijn beleid.

Ik kan, met mijn persoonlijke reis in het achterhoofd, dankbaar zijn dat ik mijn talenten in Nederland kan benutten en hier persoonlijke successen behaal. Toch kan ik dit moeilijk rijmen met het grotere verhaal van een Nederlandse overheid die de ogen sluit voor een zwarte bladzijde uit het verleden, een overheid die zelfs actief bijdraagt aan het schrijven van nieuwe zwarte bladzijden.

Daarom hoop ik dat dezelfde overheid de populaire petitie van maatschappelijke organisaties aanvaardt om van 1 juli een nationale feestdag te maken. Dat zou mijn poging om trots op Nederland te zijn in ieder geval vergemakkelijken.