Home Columns Religie verteer je niet

Religie verteer je niet

Beeld: Mounir Raji

Niet-gelovigen, die in sommige gevallen een zondag of twee als kind meegesleurd werden naar de kerk, vragen me weleens of de islam hetzelfde lot als dat van het christendom in het Westen zal hebben. In sha Allah, antwoord ik dan grinnikend, met Gods wil. Alsof ik er verstand van heb. En sowieso zou elke voorspelling slechts wat over mij zeggen.

Immers: wie preekt over de toekomst, heeft het over zichzelf, vermoed ik. Want een voorspelling behelst eigen wensen of dromen, is altijd gebaseerd op je eigen verhaal, kennis of omgeving. Maar, omdat ik graag en vaak met anderen spreek over geloofsbeleving, is het begrijpelijk dat die vraag ter sprake komt. Al klinkt in die vraag wel altijd een gebedje, namelijk dat ook moslims het licht zullen zien en dus van hun religie zullen afvallen.

Voor mij is religie een zoektocht. Al neem ik het mezelf kwalijk dat ik zoek. Ik ben namelijk geboren in een rechtschapen islamitisch nest en leerde daarna van de oudere jongens op de speeltuin het een en ander over geloven. Alleen: ik wilde niet voor lief nemen wat me was geschonken. Dat mijn moeder – mijn vader had een ijzeren vuist en was afwezig in mijn leven – en daarom oudere zussen en broer moslim zijn, maakte niet dat ik evenzeer moslim wilde zijn. Enerzijds had ik de wens om mijn eigen identiteit vorm te geven, anderzijds wilde ik zelf kiezen voor Allah.

Enerzijds wilde ik mijn eigen identiteit vormgeven, anderzijds wilde ik zelf kiezen voor Allah

Daarom bezocht ik een tijdje een christelijke jongerenclub bij mij in de Haagse Schilderswijk. Om kennis op te doen en het christendom als de waarheid al dan niet uit te sluiten. Die club werd door vier en soms vijf andere jongeren bezocht. We aten chips, dronken wat, vertelden hoe onze week was en de begeleider las voor uit de Bijbel, waar we weinig van begrepen maar wel over discussieerden; hij vertelde over Jezus en dan weer over God en bad voor ons en de rest van de wijk.

Slechts als ik zelf zou kiezen om te geloven, vanaf nul, zo dacht ik, zou ik zuivere intenties hebben. En als er iets is dat God belangrijk vindt, dan zijn het zuivere intenties, nietwaar?

Als ik het überhaupt aandurfde om met andere moslims te spreken over mijn twijfels, dan gaven ze aan dat zij die vreemd vonden. Sommigen zeiden zelfs dat het zomaar waswas, duivelse influisteringen, zouden kunnen zijn. En ik werd alvast gewaarschuwd: wie religie verlaat, heeft altijd te weinig gebeden, gesmeekt en kennis opgedaan. Wee je gebeente: twijfel is dus niet de motor van kennis.

Voor de duidelijkheid: ik ben geen afvallige – ik zou niet eens durven. Sterker nog: ik denk dat ik nooit meer niet zou kunnen geloven. De ideeën over goed en kwaad zijn hardnekkig. En misschien zijn het inderdaad duivelse influisteringen, toch? Religie schud je niet van je af, verteer je niet, je scheidt het niet uit. Bovendien, als je denkt niet meer te geloven, ben je er nog veel meer mee bezig.