Home Columns Gezocht: vrije geest die xenofobe volksmenners van repliek kan dienen

Gezocht: vrije geest die xenofobe volksmenners van repliek kan dienen

Foto: © Reuters

Een paar weken geleden was ik bij een manifestatie in Utrecht waar geprotesteerd werd tegen de PEGIDA-manifestatie op een andere plaats in Utrecht op hetzelfde moment. De burgemeester van Utrecht had beide kampen verboden om zich te verplaatsen omdat hij bang was voor confrontaties. In beide gevallen werd ‘voor eigen parochie gepreekt’. 

Ik behoor tot het anti-PEGIDA-kamp en dus kon ik me laven aan de toespraken van linkse politici, vakbondsactivisten, vertegenwoordigers van mensenrechtenorganisaties en voorzitters van moskeeverenigingen. Zij hadden het over getraumatiseerde vluchtelingen uit oorlogsgebieden, schrijnende taferelen in – waar mensen rond een vuurtje staan te blauwbekken en kinderen onder een plastic zak liggen te slapen – die hun verantwoordelijkheid niet willen nemen, en over het verbijsterende gemak waarmee de ‘vluchtelingendiscussie’ naadloos overgaat in een ‘islamdiscussie’. Geen begenadigde sprekers, maar ze hadden natuurlijk heel erg gelijk dus wat maakt het uit?

Ongeveer een halve kilometer verderop stonden PEGIDA-aanhangers zich te laven aan verhalen over asielzoekers die de omgeving onveilig maken voor vrouwen, de gelukzoekers die op ‘onze’ rijkdom afkomen, de jihadi’s die zich tussen de vluchtelingen verstoppen om hier aanslagen te plegen, en de ‘totale chaos’ die de ‘massa-immigratie’ met zich meebrengt. 

Preken voor eigen parochie betekent voor toehoorders een bevestiging van wat je toch al vond. Je gaat natuurlijk niet naar een PEGIDA-demonstratie omdat je wellicht overtuigd wordt van het gelijk dat ze claimen terwijl je nu heel anders denkt. Ik heb het de afgelopen weken diverse malen van deskundigen gehoord; de enorme aandacht in de media voor de vluchtelingen creëert weliswaar nieuwe facts on the ground, zoals het plaatsen van hekken, verzet tegen asielzoekersopvang, acties om vluchtelingen te helpen en overleg in Brussel, maar het lijkt erop dat deze situatie niet zo’n invloed heeft op de verdeling van standpunten. Zeker niet op de flanken. 

Het gruwelijke beeld van het jongetje Aylan, aangespoeld op het strand van Bodrum in Turkije, heeft veel discussie losgemaakt, net als de foto van het naakte ‘napalmmeisje’ Kim in Viëtnam in 1972. Maar degene die meent dat de grenzen dicht moeten en die geschokt is over de foto van Aylan – tenminste daar ga ik maar even vanuit – zal na het zien van de foto niet tot de conclusie komen dat de grenzen niet dicht moeten. Beelden hebben een impact, maar de betekenis van die beelden en de richting van het effect zitten niet in het beeld zelf vervat, maar worden er ingelegd door de kijker.

Daar zit ruimte voor meningsvorming, maar het lijkt erop dat die ruimte alleen door tegenstanders van asielopvang en door islamofobe volksmenners gebruikt wordt. Het brengt mensen in beweging die er anders niet over zouden peinzen de straat op te gaan. Woordvoerders aan die kant schetsen het publiek apocalyptische vergezichten voor over de gevolgen van de instroom van asielzoekers. Of dat gebaseerd is op feiten en cijfers doet er niet toe. De verbeelding doet het werk. Je kunt de belachelijke retoriek van Geert Wilders afdoen als facts-free politics, maar kennelijk werkt het nog steeds.

Degenen die het opnemen voor vluchtelingen vertrouwen er teveel op dat de ‘overkant’ uiteindelijk wel in zal zien dat hun standpunten wel gebaseerd zijn op feiten en cijfers en dat die voor zichzelf spreken. Het is vergelijkbaar met de milieudiscussie. Maar helaas, de feiten hebben zelf geen gelijk; dat gelijk moet aangereikt worden door middel van verbeelding. 

De kern van de milieubeweging haalde indertijd de neus op voor de An Inconvenient Truth-campagne van voormalig vice-president Al Gore. Hij zou zichzelf met zijn stevig aangezette standpunten begeleid door mooie filmpjes en bewegende diagrammen in de vingers snijden. Lijkt me niet verstandig om Gore zo af te serveren. 

Bij het vluchtelingenvraagstuk ontbreekt het aan een woordvoerder met verbeeldingskracht en overdrijving. Te vaak wordt gekozen voor een soort veilig enerzijds anderzijds. Frankrijk heeft Emmanuel Todd die in zijn nieuwe boek Wie is Charlie? de knuppel in het hoenderhok gooit. Wij hebben alleen maar onze ‘nationale dominee’ Paul Scheffer die op 24 oktober in de NRC weer met een verhaal kwam over ‘ons geweten’ en het ‘ongemak’, een soort multicultureel drama deel 2 met als boodschap ‘zeg later niet dat ik jullie niet heb gewaarschuwd’. Wellicht heeft Scheffer gelijk in de afweging van argumenten, maar daar zitten we helemaal niet op te wachten.

We hebben nu iemand die tot de verbeelding spreekt nodig, niet iemand die namens een organisatie spreekt, maar een vrij denkende geest met een ruime dosis verbeeldingskracht. Iemand die de xenofobe volksmenners van repliek kan dienen. Misschien iets voor Ramsey Nasr, of Abdelkader Benali, of Joris Luyendijk?

Thijl Sunier is hoogleraar Antropologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Daarnaast is hij redacteur van het wetenschappelijke tijdschrift Journal of Muslims in Europe, voorzitter van de Netherlands Interuniversity School for Islamic Studies en voorzitter van de Antropologen Beroepsvereniging.