Home Opinie Slavernijhistoricus Piet Emmer ontmaskert zichzelf

Slavernijhistoricus Piet Emmer ontmaskert zichzelf

Piet Emmer (Beeld: YouTube)

Voor een periode van achttien jaar was Piet Emmer verbonden aan de Universiteit Leiden als hoogleraar. Sinds zijn emeritaat in 2009 roert hij zich nog met enige regelmaat in het publieke debat over het Nederlands slavernijverleden en dat gaat meestal gepaard met de nodige opschudding.

Zo schreef Emmer afgelopen voorjaar een uitgebreid opiniestuk over de tentoonstelling over de slavernij in het Rijksmuseum. De teneur van dit artikel kwam erop neer dat de slavernij relatief gezien best wel meeviel. Dit stuk kwam meteen op kritiek te staan en resulteerde in een repliek van Maayke Botman in de Volkskrant. Hierin nuanceert ze Emmers uitspraken met de nodige kanttekeningen. Er is alleen meer.

Niet alleen de populariserende stukken van Emmer kennen hun haken en ogen, maar ook zijn wetenschappelijke. In 2019 publiceerden de historici Ulbe Bosma en Pepijn Brandon van de Vrije Universiteit een uitgebreid artikel over de economische impact van de slavernij op Nederland. Hierin gingen ze onder meer in op een artikel van Emmer. Daarin gingen Emmer en zijn medeschrijvers de fout in door te stellen dat de totale bijdrage van slavernij voor de Nederlandse economie marginaal geweest moest zijn. Het was een foutieve interpretatie van cijfers uit een ander wetenschappelijk artikel. Brandon en Bosma voeren hier tegenaan dat door middel van een eenvoudige statistische test deze uitspraak onderuit gehaald kon worden.

Naar aanleiding van diverse uitspraken van Emmer maakte het NPO-programma Propaganda afgelopen donderdagavond een item over deze historicus. Gezeten in een luxueus gedecoreerde kamer van het Academiegebouw van de Universiteit Leiden ontving de emeritus hoogleraar interviewer Charisa Chotoe. Zij confronteerde Emmer met een paar van zijn uitspraken uit zijn boek De Nederlandse slavenhandel 1500-1850. Wat in dit interview opviel was de gemakzucht die de oude hoogleraar tentoonspreidde.

Zo gaat het onder meer over het brandmerken van de tot slaaf gemaakten. Hierin haalt Emmer een promovendus aan die dit onderzocht had, en stelde dat door middel van een brandmerk de tot slaaf gemaakte het idee kreeg dat hij ergens bij hoorde. Emmer zegt hier zelf over: ‘Ik heb geen idee of dat dat waar is’ en schrijft het vervolgens op in zijn boek.

In antwoord op de vragen van Chotoe hierop zegt hij ook: ‘Ik heb het doorgegeven, omdat het mij een mogelijkheid lijkt.’ In plaats van de publicatie zelf te onderzoeken en deze kritisch tegen het licht te houden, neemt Emmer de uitspraken klakkeloos over. Emeritus hoogleraar Caribische Geschiedenis Alex van Stipriaan werd in dezelfde uitzending bevraagd over deze uitspraak en hij stelt dat het verhaal over brandmerken zo niet is terug te lezen in de bronnen.

Niet alleen gooit hij zijn eigen ruiten in, zo ver hij nog autoriteit geniet, maar doet hij ook schade aan de geschiedwetenschap

Het is vaak een veelvoud aan verscheidene bronnen waarmee je als historicus je claim onderbouwt en juist daarin lijkt Emmer weleens de mist in te gaan. Voor het verhaal over het brandmerken voert hij een bron op van een koloniale Nederlandse landkundige die eind achttiende eeuw in Suriname actief was. Diens narratief over het brandmerken neemt Emmer klakkeloos over: zonder na te gaan welk belang deze schrijver had om het brandmerken te bagatelliseren en zonder onderzoek te doen naar bronnen die dit verhaal ondersteunen. Eén bron is nog geen bron.

Natuurlijk is de geschiedwetenschap een vakgebied dat aan elkaar hangt van interpretaties van bepaalde bronnen, maar als de bronnen hierover grofweg ontbreken dan zijn dit soort stellingen laakbaar.

‘Het is een hele comfortabele positie als je met pensioen bent. Niemand kan je meer ontslaan, je kunt schrijven wat je wil en dan hoef je geen enkele rekening te houden met andere problemen’, zegt Emmer in diezelfde aflevering over zijn werk. Eigenlijk geeft Emmer hier toe dat zijn werken niet meer aan de wetenschappelijke conventies voldoen. Dat is een zorgelijke ontwikkeling. Niet alleen gooit hij hier zijn eigen ruiten in, zo ver hij nog autoriteit geniet, maar doet hij ook schade aan de geschiedwetenschap.

Emmer ontkent zijn verantwoordelijkheid. Als historicus heb je een rol in het publieke debat over de geschiedenis die daar onderdeel van is. Deze discussie hoort gevoerd te worden aan de hand van de feiten. Wat Emmer de afgelopen jaren heeft gedaan is dat hij deze discussie heeft vertroebeld met nepgeschiedenis. Emmer ontmaskert zichzelf hiermee als een activistische historicus die de wetenschap niet meer serieus neemt.