Home Opinie Open brief aan Piet Emmer (2): u maakt van wetenschap een opiniemachine

Open brief aan Piet Emmer (2): u maakt van wetenschap een opiniemachine

Beeld: Wikimedia Commons / DWDD

Onlangs betichtte historicus en journalist Tineke Bennema slavernij-hoogleraar Piet Emmer van ‘prietpraat’ over het brandmerken van slaafgemaakten, waarvan Emmer beweerde dat zij dit niet zo erg vonden. Ook zou Emmer in zijn nieuwe boek de slavernij-rol van Nederland bagatelliseren – en dat zonder voetnoten. Emmer reageerde op Bennema: zij zou te weinig specifiek zijn in haar kritiek. Zijn oordeel over het brandmerken is gebaseerd op een historische bron, schreef hij ook. In deze nieuwe gastcolumn reageert Bennema op Emmer:

Geachte professor Emmer,

Hartelijk dank voor uw uitvoerige reactie op mijn open brief. Ik waardeer het enorm dat u tijd heeft willen vrijmaken om in dialoog te gaan over een episode die zich lang geleden heeft afgespeeld, ver weg, maar die door digitalisering dichtbij is gebracht en geactualiseerd.

Het zal u niet verbazen dat ik mij niet kan verenigen met uw antwoord. Het gaat om twee hoofdpunten: methode en inhoud.

De wetenschap – goede journalistiek ook – wordt uitgevoerd door verificatie, checken, dubbel checken en bronnenvergelijk om feiten vast te stellen, totdat deze feiten op hun beurt weerlegd kunnen worden door nieuwe gevalideerde informatie. U claimt dat slaafgemaakten brandmerken niet zo verwerpelijk vonden als wij nu, maar bedrijft een wetenschappelijke doodzonde door deze uitspraak slechts met één bron te onderbouwen.

Deze bron is planter Anthony Blom. Allereerst destilleert u uit zijn werk een halve waarheid: de te brandmerken plaats van de slaafgemaakte werd met kaarsvet ingewreven, wat niet opweegt tegen het feit dat de wond met citroen werd afgeblust om infectie te voorkomen (zie vele bronnen, onder andere Jan Herlein in 1718). Maar bovenal: u hangt uw redenering op aan een wc-eend-observatie van een man die de kolonisten en niet de slaafgemaakten vertegenwoordigde.

Als u een paar andere bronnen noemt die bevestigen dat de slaafgemaakten het allemaal fijn vonden, ben ik uw vrouw. U en ik en alle historici, wereldwijd, weten alleen dat er geen representatief onderzoek bestaat naar hoe slaafgemaakten brandmerken ervoeren.

Omdat u zelf deze enkele historische bron blijkbaar ook wat mager vond, zoekt u in uw brief nu uw toevlucht tot de antropologie als redding uit het zelf opgeworpen drijfzand. U stelt: ‘Het laatste wat je in Afrika wilde zijn was vrij.’ Bron?

Ook beargumenteert u dat Afrikanen niet vrij wilden zijn, omdat ze deel wilden uitmaken van een collectief. Don’t we all? Alleen niet onder een buitenlandse overheerser.

U vervolgt uw Hineininterpretierung door te veronderstellen dat Afrikanen daarom ergens – het doet er niet toe waar – bij wilden horen en dus zo’n brandmerk wel konden waarderen. Uzelf vindt dat ‘aannemelijk’.

U bent dus ook een wetenschapper die geschiedenis bedrijft op basis van speculaties. Wederom: bron? En welk beeld heeft u van een Afrikaan?

Zo lust ik er ook nog wel een paar. Zouden moslims en joden, die besneden zijn volgens hun traditie, in slavernij het ook gewaardeerd hebben als hun nieuwe heersers het mes in hun lichaam zetten?

De u bekende antropologen Richard en Sally Price lieten in hun studies zien – gebaseerd op interviews met zwarte Surinamers die in de jungle leven en nazaten zijn van slaafgemaakten – dat zowel deze Surinamers als hun Afrikaanse voorouders slavernij als een barbaars fenomeen bestempelden.

U bedrijft geschiedenis op basis van speculaties

U wilt mij aan het einde van uw brief geen collega noemen. Ik begrijp nu waarom: omdat u zelf op de stoel van de antropoloog bent gaan zitten.

U maakt van wetenschap een opiniemachine, losgezongen van feiten, en daarmee geeft u mensen een steuntje in de rug die wetenschap maar een mening vinden. Dat is ook mijn kritiek op uw nieuwe boekje, dat zonder voetnoten is en waarvan een derde deel besteed is aan polemiek. Ik neem aan dat u zelf ook stond achter het format?

Ik ben zelf bezig met een wetenschappelijke studie naar een tot slaaf gemaakte Afrikaan in Suriname die zichzelf bevrijdde, en die ik zal larderen met voetnoten. Mijn vorige werk was journalistiek mét bronverwijzing. En u schrijft dat ik in krantenartikelen geen voetnoten gebruik, maar in krantenartikelen gebruiken wij nu eenmaal geen voetnoten.

Ik weet dat u slavenregisters in uw studies heeft verwerkt, ver voordat deze gedigitaliseerd werden. Alleen zijn deze registers nu gemakkelijker toegankelijk. De kennis die hiermee algemeen wordt, leidt tot nieuwe vragen en nieuwe inzichten van leken en moderne historici – die anders tegen de geschiedenis aan kijken dan u. In plaats van hen nu te framen als activistisch, zou u eerst kritisch naar uw eigen paradigma kunnen kijken.

Ja, geschiedenis is een prachtige ontdekkingsreis door vreemde landen, maar alleen met de juiste methodologie slagen historici erin om de feiten van fantasieën te scheiden.

Ik vind het bijzonder spijtig dat u in de loop der jaren de harde wetenschap voor borrelpraat en politieke opinies heeft ingeruild, want ik heb bijzonder veel aan uw eerdere boeken gehad.

Desalniettemin uw collega blijvend,

Tineke Bennema