Home Interview ‘Ik hou van Nederland. Maar de toeslagenaffaire kan écht niet’

‘Ik hou van Nederland. Maar de toeslagenaffaire kan écht niet’

Beeld: European Union 2021

De Europese Commissie moet kijken naar de mogelijkheid om een inbreukprocedure aan te spannen tegen Nederland vanwege de toeslagenaffaire. Dat betoogde D66-Europarlementariër Samira Rafaela begin deze maand in een brief aan de Europese Commissie, mede ondertekend door antidiscriminatieorganisaties De Goede Zaak, S.P.E.A.K. en Controle Alt Delete. Rafaela wil dat de Eurocommissie bekijkt of het ‘institutioneel racisme’ in de toeslagenaffaire ‘een potentiële schending van EU-wetgeving’ is. ‘Ik wil dat Nederland op de vingers wordt getikt en de consequenties ervaart’, zei ze tegen het Parool. We spraken haar over haar jeugd, de islam, D66, racisme, haar werk in Europa en uiteraard de toeslagenaffaire.

U beticht de Nederlandse overheid van ‘institutioneel racisme’. Waar baseert u uw oordeel op? Het rapport-Donner en het rapport-Van Dam, die deze kwestie onder de loep namen, reppen hier met geen woord over.

‘Die vraag wordt mij vaker gesteld. Die twijfel vind ik niet de goede houding. Je moet institutioneel racisme niet stelselmatig ontkennen, want dan kom je niet tot de kern van het probleem. De Belastingdienst heeft zelf toegeven aan etnisch profileren te doen. Ze hielden lijstjes bij van mensen met een dubbele nationaliteit. Bovendien hebben sommige medewerkers van de Belastingdienst zich op een racistische wijze uitgelaten over niet-witte mensen. Er werd gesproken over ‘zwartjes’ en een ‘nest Antillianen’. Als je dan nog de vraag stelt of dit wel of geen racisme is, dan wil je de olifant in de kamer gewoon niet zien. Overigens ben ik niet de enige die rept over ‘institutioneel racisme’. Maatschappelijke organisaties, experts, advocaten, ze gebruiken deze term ook. Je kunt beter de vraag stellen: ‘Waarom spraken het rapport-Donner en het rapport-Van Dam niet over ‘institutioneel racisme’?’ Ze hebben het wel over het schenden van de grondbeginselen van de rechtsstaat. Ik vind het ergerlijk dat sommige mensen vallen over de term ‘institutioneel racisme’. We moet nu geen semantische discussie voeren, maar werken aan echte oplossingen.’

Wat wilt u precies bereiken met die strafprocedure? Het kabinet heeft al excuses betuigd en er zijn in Nederland twee commissies geweest. Er wordt gecompenseerd. Nederland heeft al een vraag om onderzoek naar Raad van Europa gestuurd naar aanleiding van de toeslagenaffaire. Waarom dan toch dit breekijzer gebruiken?

Het Parool gebruikte het woord ‘strafprocedure’, terwijl het feitelijk om een inbreukprocedure gaat. De krant heeft ervoor gekozen om het te benadrukken en vast te houden aan dit begrip. De inbreukprocedure moet er toe leiden dat wetgeving aangepast wordt, want nu is er EU-wetgeving geschonden. Mijn doel is niet om Nederland een dikke boete te geven, Nederland financieel te straffen. Daar hebben de financieel gedupeerde ouders bovendien ook helemaal niets aan. Ik wil dat Nederland zich houdt aan EU-wetgeving, zodat Nederland in de toekomst niet dezelfde fouten zal maken.’

Is dit middel niet te zwaar? Die inbreukprocedure wordt immers ook gevoerd tegen landen als Hongarije en Polen, waar de rechtsstaat hevig onder druk staat. Nederland valt daar toch niet mee te vergelijken?

‘Een ontwikkeld land als Nederland, dat waarden als goed bestuur en integriteit hoog in het vaandel heeft staan, heeft gefaald. Ik hou van Nederland, het land waar ik geboren en getogen ben. Maar de toeslagenaffaire kan écht niet. We moeten het goede voorbeeld geven. Het is zonde om al het moois wat we bereikt hebben, en het cultureel kapitaal dat we hebben kapot te maken door institutioneel racisme. De wettelijke basis van de inbreukprocedure is inderdaad hetzelfde als bij Hongarije en Polen. Natuurlijk snap ik dat het niet leuk is om met deze landen te worden vergeleken. Maar als je niet in dit rijtje wil komen, zorg er dan voor dat je het goede voorbeeld geeft. We moeten ook kritisch naar onszelf kijken.’

Volgens het Parool heeft u uw partijgenoten in verlegenheid gebracht, want D66 zit in de coalitie. Is dit voor u geen extra overweging geweest? De krant schreef ook dat de D66-partijtop door u niet is ingelicht over uw actie. Hoe reageerde men hierop?

‘De insteek van het Parool begrijp ik echt niet. Ze waren op zoek naar politieke sensatie die er niet is. Maar dit gaat over duizenden ouders die als gevolg van de overheid in de schulden zijn beland. Laten we het daar over hebben. Staatssecretaris van Financiën Alexandra van Huffelen van D66 zei dat het goed was dat Europa meekijkt. Hier gaat het om.’

Maar hoe reageerde de partijtop op uw brief om een inbreukprocedure te starten tegen Nederland? Ik kan mij voorstellen dat deze best wel verregaande actie nogal gevoelig ligt.

Het Parool is op zoek geweest naar sensatie, over de ruggen van duizenden toeslagenslachtoffers. Het gaat mij ook om goede ethische journalistiek. Bovendien, ik ben geen Kamerlid maar Europarlementariër. Ik bekijk de toeslagenaffaire vanuit een Europees perspectief. Bovendien heb ik dit ook gedaan in mijn rol als co-president van ARDI, de antiracismegroep in het Europees Parlement. Het is logisch voor mij dat ik het op deze manier aanvlieg.’

‘Er werd gesproken over ‘zwartjes’ en een ‘nest Antillianen’. Als je dan nog de vraag stelt of dit wel of geen racisme is, dan wil je de olifant in de kamer gewoon niet zien’

U bent geboren en getogen in Uitgeest, Noord-Holland. Heeft u zelf, als vrouw van kleur, veel te maken gehad met discriminatie?

‘Helaas heb ik hier wel mee te maken gehad. Uitgeest is een mooi dorpje, heel groen. Er wonen, zeker toen, weinig mensen van kleur. Ik viel op. In het dorp. Op school. En ja, dan krijg je soms ook discriminerende opmerkingen van leeftijdsgenoten naar je hoofd geslingerd. En je hebt er ook last van op de arbeidsmarkt. Zo ben ik weleens niet geloofd als het ging om mijn motivatiebrief voor een stage. Ze geloofden niet dat iemand met mijn naam zelf zo’n brief kon schrijven. En ik heb weleens moeten aantonen dat mijn werkstuk van mijzelf was omdat er boven stond geschreven: ‘Kan zijn dat ze dit niet zelf heeft geschreven.’ Ook hier werd dus getwijfeld.’

U noemt zichzelf een liberale, feministische moslima. Wat betekent de islam eigenlijk voor u?

‘Met de islam ben ik bezig op een hele vrijzinnige manier. Mijn vader, die van Ghanees-Nigeriaanse afkomst is, was een traditioneel praktiserende moslim. Vanuit zijn geloof heeft hij mij zijn waarden meegegeven. Hij was iemand die altijd open stond voor kritische vragen. En die had ik al als kind. Hij leerde mij om eigen keuzes te maken, en ook om mensen in hun waarde laten. Vanuit mijn moederskant heb ik vergelijkbare waarden meegekregen.’

U studeerde bestuurskunde in Leiden en studeerde af op een scriptie over de oorzaken van radicalisering en terrorisme. Heeft u hier later nog wat mee gedaan, in de rest van uw carrière?

’Na mijn studie ging ik eerst voor de gemeente Amsterdam werken en daarna kreeg ik een baan bij de nationale politie. Daar kwam mijn expertise heel goed van pas. Voor mijn masterscriptie – waarvoor ik de Baskische terreurorganisatie ETA en het Verzetsleger van de Heer in Oeganda onderzocht – focuste ik mij op de oorzaken van radicalisering. Die volgen uit maatschappelijke spanningen. Radicalisering kan getriggerd worden door raciale en sociaaleconomische ongelijkheid. Bijvoorbeeld sociale onrechtvaardigheid, of dat de culturele identiteit van minderheidsgroepen niet wordt gerespecteerd. Deze kennis heb ik meegenomen. Eerst naar de politie waar ik mij met het diversiteitsvraagstuk heb beziggehouden, en vervolgens naar het Europees Parlement. Ik ben overtuigd van het belang van een inclusieve samenleving. Ook vanuit het perspectief van veiligheid.’

Waarom werd u lid van D66, en niet bijvoorbeeld van GroenLinks, PvdA of een andere partij?

‘Om heel eerlijk te zijn, heb ik nooit aan die andere partijen gedacht. Van huis uit waren we progressief. In 2010 mocht ik voor het eerst stemmen. Mijn stem ging naar D66. Dat de partij opkwam voor mensenrechten sprak mij aan. Maar ik stemde ook D66 in reactie op de opkomst van het populisme.’

Dus eigenlijk bent u vanwege Alexander Pechtold D66’er geworden, vanwege zijn kritiek op de PVV?

‘Dat klopt wel een beetje. Pechtold heeft mij wel over de streep getrokken, de debatten tussen hem en Geert Wilders. Pechtold was de enige politicus die Wilders van repliek diende.’

‘Ook D66 heeft uitdagingen wat betreft inclusie. Maar gelukkig heb ik veel steun gekregen vanuit de partij’

Hoe inclusief is D66 zelf? Is dat niet vooral een partij voor witte hoogopgeleiden?

‘Zo heb ik dat niet ervaren tot mijn kandidaatstelling. Ik kreeg de derde plek op de D66-lijst voor de Europese verkiezingen. D66 verloor helaas een van haar drie zetels in het Europees Parlement, maar ik ben via veel voorkeurstemmen toch verkozen.’

Maar was er niet ook kritiek, misschien omdat je zo jong was, nog niet zo bekend?

‘Er waren wel vragen. Wie is zij? Waarom staat zij zo hoog op de lijst? NRC heeft in 2019 ook een stuk geschreven hierover, waarbij ze mij de vraag stelden wat ik van die kritiek vond. Dat vond ik, om mij even eufemistisch uit te drukken, niet zo chill. Ook D66 heeft uitdagingen wat betreft inclusie. Maar gelukkig heb ik veel steun gekregen vanuit de partij. D66’ers vonden het een goed idee dat iemand met een diverse achtergrond in het Europees Parlement wilde komen. Ze waardeerden mijn manier van campagne voeren, vonden mij verfrissend. Nog steeds krijg ik vrijwel elke week positieve berichten van D66-sympathisanten die blij zijn met mijn geluid en het werk dat ik in Brussel en Straatsburg doe. Er is bij kiezers van kleur een sterke behoefte aan representatie, dat zij vertegenwoordigd worden door mensen die op hen lijken.’

En daar gaat het volgens u om, representatie?

‘Ja, ik ben een groot voorstander van diverse lijsten. Daar heb ik nooit een geheim van gemaakt. Representatie is een recht, het recht van mensen om zich vertegenwoordigd te voelen. Ik heb weinig met drogredenen als ‘die mensen van kleur zijn er niet’ of ‘ze zijn zo moeilijk te vinden’. Serieus, hou hiermee op. Dit is beledigend. We leven nu in 2021. Er zijn genoeg voorbeelden van succesvolle politici van kleur. Ik ben niet uniek. Er zijn genoeg Samira’s in the making. Kijk naar Amerika, waar je nu vicepresident Kamala Harris hebt, en eerder president Barack Obama. Het kan. Maar je moet mensen van kleur wel die kans gunnen. Je moet ze niet gaan dwarsbomen, maar ze gaan helpen. En als politici van kleur publiekelijk worden aangevallen dan moet je voor hen in de bres springen.’

GroenLinks-kandidaat Kauthar Bouchallikht lag onlangs zwaar onder vuur, vanwege vermeende banden met de Moslimbroederschap, maar ook omdat ze een hoofddoek draagt. Heeft u te maken gehad met soortgelijke aanvallen?

‘Regelmatig krijg ook ik vervelende opmerkingen naar mijn hoofd geslingerd, ja. Als mensen hele nare opmerkingen maken, dan maak ik er screenshots van. Je ziet niet meteen aan mij dat ik een moslimidentiteit heb, maar als mensen mij opzoeken via Google en dan lezen ze dat ik moslim ben, dan vallen ze mij ook hierop aan. Net als Kauthar heb ik ook te maken met islamofobie.’

Maar heeft u er ook echt veel last van? Of denkt u: ‘Laat die toetsenbordenridders lekker in hun racistische sop gaar koken?’

‘Het kost soms heel veel energie. Soms heb ik echt twee dagen nodig om mij weer op te laden. Racisme is op zichzelf heel agressief, heel intens. Ook al wil je er niets van aantrekken, het vreet energie. Ik kijk zo min mogelijk naar nare comments. Ik begrijp niet dat mensen zo doen. Maar tegelijkertijd moet je dit niet bagatelliseren. Iemand noemde mij in een comment ‘Annie’ – van de musical – en plaatste er een afbeelding bij met explosieven. Echt heel naargeestig. Als het offline was gebeurd, dan vraag ik me af of ze me hadden geadviseerd dat ik mijn appartement binnen had mogen treden. Maar het is ‘maar’ een comment. We zijn die racistische haat normaal gaan vinden, maar het is natuurlijk niet normaal. Ik ben daarom ook heel blij dat Twitter en Facebook extreemrechtse haat aanpakken, en haatzaaiers worden verwijderd van social media.’

‘Net als Kauthar heb ik ook te maken met islamofobie’

U zit nu ruim anderhalf jaar in het Europees Parlement. Voor onze lezers: kunt u kort en krachtig vertellen wat u doet en wat uw belangrijkste wapenfeiten tot nu toe zijn?

‘Ik doe een heleboel en kan hier heel lang over uitweiden, maar voor de lezers zal ik een poging wagen, om het kort en krachtig te houden. Ik ben de coördinator voor de commissie vrouwenrechten van de liberale fractie Renew Europe, vice-coördinator internationale handel, ook ben ik lid van de commissie sociale zaken en werkgelegenheid, en plaatsvervangend lid van de commissie Mensenrechten en zit ik in een commissie voor Latijns-Amerika. Voor de commissie Internationale Handel heb ik veel gedaan. Onlangs is het mij gelukt om mijn visie over gendergelijkheid in verdragen over internationale handel het officiële standpunt van Renew Europe te laten worden. Want handel moet volgens mij bijdragen aan een betere wereld. Ook zet ik mij in voor meer vrouwen in topfuncties, via de online petitie women on board. Verder heb ik een bijdrage geleverd aan een Europees actieplan tegen racisme. De aanbevelingen van onze fractie worden meegenomen in dit plan. En ten slotte heb ik samen met een Franse collega een motie ingediend over noodmaatregelen voor de overzeese gebiedsdelen van de EU, die door de coronacrisis zwaar zijn getroffen. Het Europees Parlement heeft voor onze motie gestemd, maar het is wachten of de Europese Commissie ook instemt met ons plan voor een noodfonds.’

En bent u inmiddels al een beetje wegwijs geworden in het Brusselse wereldje?

‘Het werk heb ik inmiddels goed onder de knie. Ik word serieus genomen. Anderen zeiden tegen mij dat het minimaal een jaar duurt om je goed in te werken in alle dossiers, en om goed in de modus te komen. Dat klopt wel. Ik zit nu in the flow, en weet welke handige trucjes ik moet toepassen. Brussel is echt heel groot, en als je als nieuweling binnenkomt weet je nog niet alles. Het duurt even voordat je de dossiers onder de knie krijgt, ook de historie van oudere dossiers. Want die gaan natuurlijk al wat langer mee. Toch leer ik elke dag weer nieuwe dingen.’

Beeld: Samira Rafaela

En nu wordt u inmiddels ook serieus genomen als politica, zegt u.

‘Vaak wel, niet altijd. Vandaag loop ik in jeans en op sportschoenen, omdat ik niet altijd zin heb om mij formeel te kleden. Sommige mensen denken dan dat ik trainee ben. Maar ik had vanochtend geen zin om een mantelpak aan te doen. Ook ben ik tijdens een formele ontmoeting per ongeluk voor een assistent aangezien, en mijn fractiemedewerker voor Europarlementariër. Maar toen had ik wel mijn mantelpak aan.’