Home Interview ‘Marokkaanse trots’: een zoektocht door cultuur, religie en voetbal

‘Marokkaanse trots’: een zoektocht door cultuur, religie en voetbal

Beeld: Fjodor Buis, Atlas Contact

Dat voetballer Hakim Ziyech in 2015 niet werd geselecteerd om voor Oranje te spelen had volgens sportjournalisten Thomas Rijsman en Nordin Ghouddani weinig te maken met talent. ‘Hij werd onderschat, omdat hij een Marokkaan is.’ Dit vormde voor de twee de aanleiding om een boek te schrijven.

‘We weten dat Nederlanders met een migratieachtergrond een achterstand hebben in de maatschappij, dat heb ik zelf ook meegemaakt’, zegt Ghouddani, ‘maar hoe ziet dat eruit in de voetbalwereld?’ Die vraag leidde uiteindelijk tot het boek Marokkaanse trots: Smaakmakers in de eredivisie, waarin Rijsman en Ghouddani meer dan twintig mensen uit de voetbalwereld interviewen.

In zeventien vlot geschreven hoofdstukken komen de verhalen van Marokkaans-Nederlandse voetballers en trainers naar voren. Het zijn persoonlijke verhalen van bekende spelers als Khalid Boulahrouz en Oussama Idrissi en toekomstige sterren, waaronder Nassim el Ablak en Ilham Abali. Het voelt regelmatig alsof je zelf aan tafel zit: de geur van zoete Marokkaanse thee om je heen, een voetballer voor je en een intens gesprek tussen een witte, soms onwetende interviewer en zijn Marokkaans-Nederlandse kameraad.

Het boek eindigt niet met een duidelijke conclusie, maar volgens Rijsman is één ding duidelijk: ‘De meerderheid vertelt een achterstand te hebben en illustreert met verhalen hoe hij werd of wordt onderschat. Als ik uitga van onze interviews, dan zeg ik: ja, Marokkaanse voetballers in Nederland worden onderschat.’

Beschermd door Farid en Mourad

Via een Zoomgesprek vertellen de sportjournalisten over hun zoektocht. Ghouddani logt in vanuit Tilburg, de stad waar beide jongens opgroeiden en waar Ghouddani altijd is gebleven, bij zijn club Willem II. Thomas verhuisde naar Amsterdam. Het zijn inmiddels volwassen mannen, met succesvolle carrières, een vrouw en kinderen, maar ze zien zichzelf nog steeds rondrennen op hun favoriete voetbalpleintje in het Tilburg van de jaren tachtig.

Ghouddani woonde in het noorden van de wijk, in een armer deel. Rijsman woonde in het ‘kakkersgedeelte, tussen de advocaten’, zegt hij. Hun pleintje, gelegen in het midden, was waar alle kinderen samen kwamen en werden verbonden door voetbal.

‘Ik mocht altijd bij de buitenlanders’, grapt Rijsman. ‘En dat was handig, want wij waren brave kakkers. Soms was er wel eens ruzie en dan waren het niet Maurits of Pieter die de klappen uitdeelde. Ik had dan het voordeel dat ik beschermd werd door Farid en Mourad.’

Rijsmans ouders komen uit België. Ondanks zijn blonde haar en blauwe ogen voelde hij nooit een een-op-een aansluiting met zijn Nederlandse omgeving. ‘Op het pleintje kwam ik de ‘ander’ tegen. Dat was echt een fijne plek om samen op te gaan in het spel.’

Op hun twaalfde werden de levens van Rijsman en Ghouddani onverwacht uit elkaar getrokken, door de beslissing van een leraar. Met dezelfde citoscore kreeg Rijsman een vwo-advies, Nordin moest naar de LTS.

Beeld: Nordin en Thomas naast elkaar, op de tweede rij van voren. Thomas heeft een roze shirt aan, Nordin zit voorover geleund en heeft een blauw overhemd aan.

De braafste jongen van het plein

Na de lagere school raakten de twee elkaar gestaag uit het oog. ‘Ik ging naar de LTS en dat was verschrikkelijk. De leraar zei: wat doe je hier? Je hebt twee linkerhanden, bent bang voor solderen en durft geen hamer vast te houden.’ En dus ging Ghouddani naar een andere school, deze keer met een focus op economie en administratie.

Maar ook dat vond de tiener verschrikkelijk: ‘Ik wist altijd al dat ik niet op een kantoor wilde werken. Al sinds ik acht was wilde ik sportjournalist worden. Dat was mijn droom.’ Op zijn zeventiende kwam Ghouddani op het verkeerde pad terecht: ‘Ik had geen doel, ik wist niet wat ik wilde, en toen heb ik een boel foute dingen gedaan.’

Op de dag voor zijn achttiende verjaardag werd Ghouddani opgepakt voor diefstal met geweld. ‘Toen ik dat hoorde, was ik echt verbaasd’, onderbreekt Rijsman. ‘Nordin was altijd de aardigste, braafste jongen op het pleintje. Als er iemand is van wie je niet zou verwachten dat hij een roofoverval zou plegen, dan was het wel Nordin.’ ‘Dat is dus wat omstandigheden met je kunnen doen’, reageert Ghouddani.

Ghouddani zat tweeënhalve maand vast. Een bezoek van zijn ouders in die tijd was voor hem het keerpunt. ‘Mijn ouders zeiden: ‘Je bent nu achttien, ga eens wat doen met je leven.’ Maar duidelijk was ook: ‘We staan achter je, en we vergeven je fouten.’ Alles wat Ghouddani daarna deed, deed hij om zijn droom waar te maken: sportjournalist worden. Op zijn vijfentwintigste studeerde hij af van de school voor journalistiek.

‘Ja, Marokkaanse voetballers in Nederland worden onderschat’

Bij de vraag hoe zijn leven eruit had gezien als hij ook een vwo-advies had kregen, schiet Ghouddani in de lach: ‘Dan was ik ook een kakker geworden.’ De twee vrienden lachen en dan haalt Ghouddani zijn schouders op. ‘Het maakt niet meer uit. Ik heb het gemaakt, dankzij mijn ouders.’

Sindsdien heeft Ghouddani inderdaad een soort inhaalslag gemaakt, en wordt hij niet langer professioneel onderschat. ‘Ik heb mezelf bewezen en mijn collega’s waarderen mij.’

‘Maar dat is niet altijd zo, hoor’, benadrukt Rijsman. ‘We hadden laatst een interview bij een club, en toen we werden opgehaald door de persmedewerker gaf die man alleen mij een hand. Hij keek zo over Nordin heen.’

‘Ja’, bevestigt Ghouddani. ‘Dat soort dingen gebeuren. Onlangs ging ik naar een uitwedstrijd van Willem II, toen zat ik in de pauze bij de pers en kwam er zo’n gast om mijn perskaart vragen. Alleen aan mij. Dan voel je je wel weer een buitenlander.’

‘Thomas zou een goede moslim zijn’

De culturele verschillen tussen de twee vrienden kwamen tijdens het project regelmatig naar voren. ‘Thomas is eigenlijk anti-religie, of ja, die heeft in ieder geval niets met religie’, zegt Ghouddani. ‘Maar de islam was wel een onderwerp in veel van de gesprekken. Daar heb ik Thomas ook veel in zien groeien.’

Dan is Ghouddani even stil. ‘We wilden dit eigenlijk pas volgende maand bekend maken, maar hij heet vanaf nu Taoufik. Hij gaat zich bekeren tot de islam.’ De twee journalisten barsten in lachen uit, de zoombeelden schudden heen en weer terwijl Rijsman er stotterend tussen probeert te komen.

‘Wacht, ik zal het even uitleggen’, begint Rijsman. ‘Nordin heeft een appgroep met allemaal Marokkaanse voetbalfans, waar ik niet in zit. Iemand uit die groep stuurde mij toen ineens een berichtje: ‘Jij hebt meer Marokkaanse trots dan sommige Marokkanen, dus vanaf nu noem ik je Taoufik.’

Sindsdien is Taoufik Rijsmans roepnaam in de groepsapp. En dat was niet de enige keer dat hen zoiets overkwam. Ghouddani: ‘Nadat we een interview hadden met voetballer Ali Elkhattabi belde hij mij op en zei: ‘Thomas zou echt een goede moslim zijn.’ En dat was ik helemaal met hem eens. Thomas heeft die kernwaarden en ook de wil om te luisteren en te begrijpen, zelfs als hij het ergens niet mee eens is.’

Thomas vindt het een mooi compliment: ‘Ik heb veel gesprekken gehad over het geloof en heb absoluut mooie dingen geleerd, waardoor ik heel nieuwsgierig ben geworden. Ik lees nu ook veel boeken over de islam.’

Een blik in de toekomst

Over wat het mooiste hoofdstuk van hun boek is, zijn de auteurs het meteen eens: het hoofdstuk van Nassim el Ablak. De jonge voetballer speelt sinds 2018 bij Fortuna Sittard. Daarvoor speelde hij in de jeugd van SC Heerenveen en PEC Zwolle. ‘Die jongen heeft meegemaakt wat heel veel jongens meemaken. Hij is van school gestuurd, hij is vervolgens bij Heerenveen weggestuurd en toen weer bij Zwolle. Hij is zoekend in het leven’, zegt Ghouddani.

Ablaks hoofdstuk gaat onder andere over het jaar waarin de voetballer eigenlijk niets te doen heeft en gek wordt van het leven. Op een dag besluit Ablak daarom een mailtje naar Fortuna Sittard te sturen. ‘Dat mailtje bestond uit een zin, zonder interpunctie, geen komma’s of punten’, zegt Ghouddani. ‘Maar het kwam neer op: alsjeblieft, laat me komen trainen, ik wil voetballen.’ De volgende ochtend om half 7 kreeg Ablak een mailtje uit Sittard: ‘Welkom.’

‘Het is een verhaal over een tweede kans, een derde kans, een vierde kans. Wat ik vaak tegen vrienden zeg is dat mensen zoals ik het voordeel van de twijfel krijgen, terwijl Marokkaanse Nederlanders juist het nadeel van de twijfel krijgen. El Ablak kreeg een nieuwe kans, terwijl hij het eigenlijk niet meer verwachtte’, zegt Rijsman over het hoofdstuk.

‘Als je Marokkaans en islamitisch bent opgevoed, dan voel je je meer Marokkaan dan Nederlander’

Een ander belangrijk hoofdstuk, waar Rijsman zeer over is te spreken, gaat over de vrouwelijke voetballer Ilham Abali. De achttienjarige middenvelder speelt voor het Nederlandse jeugdteam en ADO Den Haag. ‘In gesprekken over Marokkanen in mijn witte bubbel komt uiteindelijk altijd die ‘Ja, maar-vraag’. En vaak is dat: ‘Ja, maar hoe zit het dan met de positie van de vrouw in de islam?’, vertelt Rijsman. ‘Ik vond het belangrijk om dit onderwerp ook aan te snijden in ons boek, maar eigenlijk verdient dit onderwerp veel meer ruimte. We raken het even aan, maar diepen het niet helemaal uit.’

Ghouddani denkt dat het slechts een kwestie van tijd is voordat ook Marokkaanse meisjes hun plaats in het Nederlandse voetbal veroveren. ‘Nu heb je er vijf in de eredivisie, over tien jaar zijn dat er twintig.’

Ook het Marokkaanse voetbal zou er in de toekomst anders uit kunnen zien en meer Marokkaans-Nederlandse spelers kunnen tellen. ‘Eerst stelde Marokko niets voor. Als Marokko zich niet voor het WK kwalificeert dan kies je voor Nederland, want dat is beter voor je carrière’, begint Ghouddani. ‘Maar’, vervolgt hij, ‘als de twee landen gelijkwaardig zijn, dan valt dat aspect weg en wordt het een emotionele keuze.’

Volgens Ghouddani zou in dat geval de meerderheid van de Marokkaans-Nederlandse spelers voor Marokko kiezen, zoals Hakim Ziyech (Ajax, foto boven, midden) en Oussama Idrissi (AZ, foto boven, rechts) al gedaan hebben. ‘Als je Marokkaans en islamitisch bent opgevoed, dan voel je je meer Marokkaan dan Nederlander.’

Dat is volgens Ghouddani een nieuw sentiment, iets wat hij als tiener anders ervaarde. ‘Ik was vroeger gewoon een kind dat voetbalde en knikkerde. Maar sinds eind jaren negentig, en zeker na 9/11, is het hokjesdenken versterkt en kijken Nederlanders anders naar moslims. Als iemand met Marokkaanse wortels grijp je daardoor sneller naar je Marokkaanse identiteit.’

Voor hun eigen toekomst hebben de twee jeugdvrienden nog geen concrete plannen. Wel heeft Rijsman een lange lijst aan ideeën voor een tweede boek: ‘We zouden drie vrouwelijke spelers kunnen volgen, of met Marokkaanse spelers in het buitenland kunnen spreken, of we zouden in plaats van alleen met Marokkanen ook met Hollanders over Marokkaanse trots kunnen praten.’ Ook zou de journalist dolgraag een televisieserie maken over dit boek. Maar dat zijn plannen voor later, voorlopig hebben ze het nog te druk met interviews.

Dit artikel kwam tot stand met behulp van journalist en sportkenner Jessy de Cooker.