Migrantenouderen hebben vaker last van eenzaamheid, taalproblemen en onwetendheid, maar wie bekommert zich om hen? De Turks-Nederlandse Fatos Ipek, die zag dat haar eigen vader in de zorg tegen extra problemen aanliep, heeft de stichting Oudere Migranten aan Zet (OMAZ) opgericht. ‘Ik kom niet alleen voor de huidige generatie oudere migranten op. Ik ben ook de oudere van de toekomst.’
Fatos Ipek kwam op driejarige leeftijd vanuit de Turkse stad Izmir naar Roosendaal en groeide op tussen twee culturen. Ze was het enige meisje in het gezin, maar net als haar broers mocht ze een opleiding volgen. Het werd Europese studies aan de Haagse Hogeschool. Daar heeft haar moeder voor gevochten, vertelt ze.
‘Mijn moeder betaalde mijn huur van haar uitkering. Ik heb geen cent studieschuld, ook omdat ik in mijn studententijd heb gewerkt. Mijn ouders waren ontzettend trots op hun kinderen, welke opleiding ze ook voltooiden. Als het maar geen zwaar werk was. ‘Een diploma is als een gouden armband,’ werd er bij ons thuis gezegd.’
Aan de andere kant had haar moeder iets onderdanigs. ‘Als ik met haar meeging naar de dokter, dan mocht ik geen vragen stellen. Zoiets deed je niet. Je liet de dokter aan het woord zonder tegenspraak of onderbreking. Mijn moeder cijferde zichzelf weg. Haar gezin was nummer één.’
Toen Ipek ging trouwen, maakte ze een uitzondering. In Roosendaal zat een chique winkelpassage. Daar had ze een jurk gekocht en schoenen bij Gabor. Ze moest er mooi uitzien op de bruiloft van haar enige dochter. ‘Mijn moeder heeft tien jaar tegen kanker gevochten en stierf toen ze 53 jaar was als eerste moslima in een christelijk hospice.’
Van thuis kreeg Ipek mee dat ze zorgzaam en sober moest zijn. Haar man dacht daar anders over. ‘Eigenlijk begon ik pas te leven nadat ik getrouwd was. Ik kon bepaalde dingen eindelijk loslaten of doen. In Nederland kom je er niet als je je onderdanig opstelt. Ik wil meedoen op gelijkwaardige basis, zoals ik ben.’
‘Mijn vader zat op een open afdeling en is er een keer vandoor gegaan’
Mantelzorg, een beladen onderwerp
De generatie van de vader van Ipek is de eerste generatie die in de zorg terecht is gekomen in plaats van door hun kinderen verzorgd te worden. Het is niet in alle culturen en vooral niet in alle gezinnen een uitgemaakte zaak dat iemand die zorg nodig heeft naar een verpleegtehuis gaat.
‘Dit is vaak een zeer beladen onderwerp’, vertelt Ipek. ‘Ik ken het verhaal van een Turkse vrouw die de zorg voor één van haar ouders niet mee aankon. Na veel aarzelen was er toch sprake van een verpleegtehuis. Haar broer wil geen contact meer met haar, zo boos is hij dat zijn zus voor deze optie koos.’
Ipek kent gevallen waarbij het wel mogelijk is om mantelzorg vol te houden omdat er meerdere familieleden bij betrokken zijn. Ze geeft een voorbeeld: ‘Een lieve Marokkaanse dementerende moeder met zeven kinderen en de nodige kleinkinderen. Oma is nooit alleen. Zulke dingen zijn echter niet altijd te organiseren. Als je een baan hebt, een gezin én mantelzorger bent, dan kan dit onuitvoerbaar zijn.’ En de acceptatie hiervan is beslist niet bij alle migranten aanwezig, stelt ze. ‘Er is vooral druk op vrouwen.’
Eigen situatie
Ipeks eigen vader heeft Alzheimer en kon niet meer thuis blijven. Door haar werk, maar ook door haar eigen ervaringen merkte ze dat veel zorginstellingen helemaal niet klaar zijn voor ouderen uit andere culturen.
‘Mijn vader woonde eerst in een Turks verzorgingstehuis. Natuurlijk had dit voordelen. Het personeel was merendeels Turks, maar ze hadden beperkt verstand van dementie. Mijn vader zat op een open afdeling en is er een keer vandoor gegaan. Het is goed afgelopen, dat wel. Uiteindelijk is hij door een jong stel opgevangen en werd hij door de politie teruggebracht. Zelf vond hij het een prachtig avontuur, maar ik ben ontzettend bang geweest. Inmiddels verblijft hij in een zorginstelling vlakbij mijn huis. Het is voor mij het belangrijkste dat ik snel bij hem ben en hem vaak kan bezoeken.’
Bij anderstaligen zakt de tweede taal, die ze vaak op wat oudere leeftijd hebben geleerd, bijna helemaal weg. Zo ook bij Ipeks vader: hij is zijn Nederlands vergeten. Het personeel spreekt geen Turks. Daar komt bij dat bij Turkse ouderen dementie twee keer zo hard gaat als gevolg van eenzaamheid.
‘De verzorgers doen hun best, hoor’, zegt Ipek daarover. ‘Ze hebben een overzicht gemaakt met plaatjes van bepaalde handelingen, zoals wassen of eten. De Turkse woorden staan er fonetisch bij en ze hebben een paar woordjes Turks geleerd. Ze weten ook wat zijn aanspreektitel is: amca oftewel ‘oom’ in plaats van mijnheer Demir.’
Soms blijft het schuren, vertelt Ipek. ‘Mijn vader vindt het, net als veel mannen uit andere culturen, erg moeilijk om door vrouwen gewassen te worden. Hij voelt zich onbegrepen en ongemakkelijk, waardoor hij vaak gefrustreerd en agressief doet.’
Iets anders waar Ipek moeite mee heeft is de houding van de zorg ten opzichte van normen en waarden van haar vader. Ipek zag dat haar vader soep at met stukjes spek. Als moslim eet hij dat niet.
‘‘Ach, hij proeft dat toch niet meer,’ krijg ik dan te horen. ‘Daar gaat het niet om. Hij zou het nooit hebben willen eten. Van deze discussie ben ik zo moe, ik probeer het van me af te laten glijden. Ik richt mijn pijlen op zaken die ik belangrijker vind voor hem.’
Stichting OMAZ
Dit soort ervaringen deden haar inzien dat migrantenouderen vaak andere behoeften en inzichten dan autochtone ouderen hebben. ‘Wat mij ook ergert, is dat er al jaren óver migrantenouderen wordt gesproken en niet mét hen.’ Heel vaak hoort ze de kreet ‘We kunnen ze niet vinden’. Maar daar gelooft ze niets van.
‘Hoezo, we kunnen ze niet vinden? Het is wat lastiger omdat laaggeletterdheid vaak een rol speelt. Bovendien is lang niet iedere migrant aangesloten bij een zelforganisatie en het is een misvatting dat iedere oudere naar de moskee gaat. Verder leven veel migranten anders. Hun leven draait om hun kinderen en eventuele kleinkinderen. Hobby’s hebben ze meestal niet.’
‘Door een slechte beheersing van de Nederlandse taal weten migrantenouderen vaak niet van speciale uitjes voor ouderen. Bovendien zijn die uitstapjes niet altijd hun smaak’, vervolgt Ipek. ‘Wat heb je nu aan een Nederlandstalige toneelvoorstelling als je die taal niet of niet meer beheerst? En ga je op stap met mensen die je bijna niet kunt verstaan?’
Alleen al in Ipeks thuisbasis Den Haag wonen ongeveer 73.300 mensen van 65 jaar en ouder, waarvan bijna 21.000 een migratieachtergrond hebben. De drie belangrijkste niet-autochtone bevolkingsgroepen zijn Turkse, Marokkaanse en Surinaamse Nederlanders.
‘Ondanks dat Den Haag een ‘Age Friendly City’ is, zijn er een heleboel migrantenouderen die door taalproblemen weinig tot geen toegang hebben tot de stedelijke ondersteuningsmogelijkheden. Dit maakt hen onzichtbaar.’
Verhalen optekenen
Het zette Ipek vorig jaar aan tot het oprichten van het Stichting Oudere Migranten aan Zet (OMAZ), dat voor de belangen van migrantenouderen wil opkomen. Ze wil eerst op basis van groepsgesprekken en interviews met Turkse en Arabische ouderen in kaart brengen wat de wensen van migrantenouderen zijn. Ook wil ze bijeenkomsten organiseren en de positie van migrantenouderen agenderen en aanjagen.
‘Ik wil een brug slaan tussen ouderen en beleidsmakers, wetenschappers, zorgprofessionals en politici. Ik ben een luis in de pels en ik houd ze bij de les. Het is eigenlijk al vijf over twaalf. Laatst gaf ik een lezing voor zorgprofessionals. ‘Wat ga je vanavond al anders doen?’ vroeg ik aan de aanwezigen. Eén van hen zei dat er niets ging veranderen, want de directie moest er eerst mee instemmen.’
Vaak wil het verzorgend personeel wel meewerken, maar de leidinggevenden of directieleden niet. ‘Vorige week was ik voor een lezing in Brussel, een district waar 811 verzorgingstehuizen zijn. Er hadden er drie gereageerd om mee te doen aan een project.’
‘Er wordt al jaren óver migrantenouderen gesproken en niet mét hen’
Nog veel te doen
Af en toe verbaast zelfs Ipek zich nog. Ze vertelde een oudere Turkse dame dat er ergens in Den Haag een leuke activiteit was. De dame vroeg hoe ze daar kwam. Geen enkel punt, antwoordde Ipek: de bus stopt er voor de deur.
‘Toen bleek dat ze nog nooit in de bus had gezeten. Als ze ergens naartoe moest, dan reden haar zoons haar. Meer dan veertig jaar in Nederland wonen en niet weten hoe je met de bus of tram moet reizen… Misschien ga ik een keer met een groep ouderen naar de Haagse Tram Maatschappij om hen in hun eigen taal bij een kop koffie uit te leggen hoe je met de bus moet reizen en hoe het buslijnennetwerk in elkaar steekt.’
Het is duidelijk dat Ipek de ouderen niet wil pamperen, maar waar mogelijk zelfstandiger wil maken. Ze geeft toe dat vooral eenzame migrantenouderen lastig te vinden zijn, ook vanwege hun isolement als gevolg van ziekte, taalproblemen, analfabetisme of mantelzorg. Maar dat is voor haar geen reden om niet strijdbaar te blijven. ‘Het moet beter en het kan beter. Eens kijken of we deze eenzame ouderen kunnen vinden via hun kinderen.’
Sinds kort werkt Ipek acht uur per week bij de Algemene Nederlandse Bond voor Ouderen (ANBO). Ze is trots dat ze vanuit een landelijke organisatie de belangen van migrantenouderen gaat behartigen en met projecten deze ouderen kan empoweren en hun participatie kan bevorderen. Ipek is bij de ANBO terecht gekomen omdat deze organisatie meer migrantenouderen wil bereiken. Dat is tot nu toe niet gelukt. De aanwezigheid van Ipek brengt daar hopelijk verandering in. Aan haar tomeloze energie zal het niet liggen.