Home Kunst & Cultuur Wie waren die naamloze Hindostaanse vrouwen?

Wie waren die naamloze Hindostaanse vrouwen?

Nazrina Rodjan. Beeld: Kevita Junior.

Kunstenares Nazrina Rodjan maakt olieverfschilderijen van vrouwelijke Hindostaanse contractarbeiders. Zij horen bij een bevolkingsgroep in Suriname die wortels heeft in India. ‘Het geweld waarmee deze vrouwen vroeger te maken kregen op de plantages heeft ook nu nog impact.’

Als inspiratie gebruikt Rodjan, die zelf Nederlands-Hindostaans is, historische afbeeldingen die in de negentiende en twintigste eeuw werden gemaakt door de Nederlandse kolonisten. Wat is het verhaal achter haar schilderijen? En waarom zijn deze afbeeldingen juist nu zo belangrijk?

Rodjan haalde in 2016 haar bachelordiploma aan St. Joost School of Art & Design in Breda. Daarna richtte ze haar onderneming op, Studio Naz. Met dat bedrijf maakt ze onder andere illustraties voor boeken en graphic novels, logo’s, posters en spelontwerpen. Ook werkt Rodjan aan andere projecten, zoals haar boek Queer in het Licht, dat in 2021 is uitgegeven door Rose Stories, en autonoom werk, voornamelijk acrylverf schilderijen en potloodtekeningen.

Voor haar nieuwste serie ‘Kala Pani: 1873-2023’ maakt Rodjan olieverfschilderijen gebaseerd op foto’s van Indiase contractarbeidsters op ansichtkaarten uit de negentiende eeuw. Deze contractarbeiders werden tijdens de negentiende en twintigste eeuw met schepen over zee naar Suriname vervoerd. De term Kala Pani (‘zwarte zee’ in het Hindi) is te vinden in een oude Indiase tekst en verwijst naar de wateren om India heen. Volgens de Indiase filosoof Baudhayana (800 – 740 v. Chr.) zou reizen over deze wateren zondig zijn, vanwege het gevaar op ongelukken en omdat hiermee de binding met de eigen cultuur verloren gaat.

Rotterdam-Zuid

‘Vóór de kunstacademie was ik ook altijd al bezig met tekenen’, vertelt Rodjan. ‘Eigenlijk kan ik me geen moment herinneren dat ik niet bezig was met visueel verhalen vertellen en het creëren van werelden die voor mij als kind soms ook wel meer voelden als thuis dan alles om me heen. Ik heb vanaf 2018 bijna elk jaar de kans gehad om mijn werk ergens te exposeren. Ik ben actief op zoek gegaan naar verschillende podia, maar ik heb ook geluk gehad met de mensen om mij heen die mijn werk altijd een platform gunden. Vooral binnen de queer-gemeenschappen in Rotterdam en Den Haag voelde ik mij altijd gesteund.’

Ansichtkaart met onbekende Hindostaanse vrouw.

‘Thuis ben ik opgegroeid met de Surinaams-Hindostaanse cultuur’, vervolgt Rodjan. ‘Ik kom uit een multiculturele wijk in Rotterdam-Zuid, waar ik altijd herkenning kon vinden bij de kinderen op school en in de buurt. Ik kon die herkenning alleen nooit vinden in de wereld daarbuiten. Op school, op tv en in boeken gingen alle verhalen over witte Nederlanders, verteld vanuit hun perspectief. Mijn cultuur en geschiedenis werden nooit besproken, behalve als het ging om het ‘Lichtjesfeest’, een Hindostaans festival. Maar ik werd het hardst geconfronteerd met deze culturele kloof op de kunstacademie. Voor het eerst zat ik niet meer in mijn Rotterdamse bubbel. Ik was de enige persoon van kleur in mijn klas, op een instituut dat voelbaar verward was door mijn aanwezigheid. Ik was ook zelf verward. Het voelde als een natuurlijke eerste stap voor mij als kunstenaar om te onderzoeken waar ik precies vandaan kwam. Dan pas kon ik weten wat ik wilde vertellen en op welke manier ik mijn plaats in de kunstwereld wilde innemen.’

Koloniale fotografen

Zo ontdekte Rodjan oude afbeeldingen van contractarbeiders. ‘Deze foto’s werden op de Surinaamse plantages gemaakt door koloniale fotografen die de slechte omstandigheden van de vrouwen op de plantages verbloemden. Wij weten verder niks over deze vrouwen en zij hebben geen verhalen vanuit hun eigen perspectief na kunnen laten. Het verhaal van deze vrouwen werd altijd verteld vanuit het perspectief van de witte mannelijke kolonisator.’

‘De vragen die bij mij opkomen wanneer ik naar deze foto’s kijk, zijn niet de enige reden waarom ik heb besloten hier de focus op te leggen. Het geweld waarmee deze vrouwen te maken kregen op de plantages, door de kolonisator én door mannelijke contractarbeiders heeft nog steeds impact in de vorm van hedendaags huiselijk geweld tegen Hindostaanse vrouwen.

Door een vergrootglas te leggen op deze geschiedenis – letterlijk, door de kleine, wazige ansichtkaarten te veranderen in levensgrote schilderijen – hoop ik ook de aandacht te vestigen op de verhalen van Hindostaanse vrouwen van nu. Door het gebruiken van een schildertechniek waarmee traditioneel alleen de witte elite afgebeeld werd, wil ik de beelden van deze vrouwen tot dezelfde status verheffen.’

‘Het verhaal van deze vrouwen werd altijd verteld vanuit het perspectief van de witte mannelijke kolonisator’

‘Of het een onrecht was om deze vrouwen te fotograferen, zal ik nooit weten’, vervolgt Rodjan. ‘Het is maar de vraag of zij toestemming hebben gegeven voor het maken van de beelden. Misschien waren er wel vrouwen die het helemaal prima vonden. Wat ik wel weet, is dat hen onrecht is aangedaan door het systeem van contractarbeid en dat dit onrecht generaties later nog voelbaar is. Ook binnen mijn eigen familie in de vorm van een intergenerationeel trauma. Het is ontmenselijkende beeldvorming omdat de persoonlijke verhalen en zelfs namen van deze vrouwen nergens te vinden zijn.

Vaak kregen de ansichtkaarten titels als ‘Coolie Belle’ of ‘Koelievrouw’. In tegenstelling tot bijvoorbeeld de naamloze vrouwen op de genrestukken van Johannes Vermeer werden deze Indiase vrouwen niet afgebeeld met behulp van tijdrovende schildertechnieken en peperdure pigmenten. Er werd een foto gemaakt en die werd veelvuldig afgedrukt. Europeanen gaven deze kaarten door en vertelden op de achterkant over hun reizen.’

Onvertelde verhalen

Rodjan: ‘Voor mij als de kunstenaar was het belangrijk om de koloniale blik niet te reproduceren en ik wilde de Hindostaanse vrouwen niet verder dehumaniseren door verhalen voor ze te bedenken. Het enige wat er nu over is, zijn vragen. Vragen die vanuit mij komen, maar ook vragen die deze vrouwen aan mij zouden kunnen hebben. Daarom hebben ze ook titels zoals Tu Hamaar Ke Baate? Wie ben jij voor mij? Een vraag die terugkomt bij elke foto. De vrouw op de foto kan zomaar een directe voorouder van mij zijn geweest, maar ik zal het nooit weten. Het zou ook een vraag van haar voor mij kunnen zijn. Wie denk ik dat ik ben om haar zo te schilderen?

Ik heb tot nu toe hele positieve reacties gekregen op deze serie. De tentoonstelling is relevant voor Nederland, niet alleen voor de Hindostaanse gemeenschap, omdat onze verhalen nog niet genoeg verteld en erkend worden. Wanneer de Hindostaanse gemeenschap daar iets uit kan halen en geïnspireerd kan worden, of wanneer het gesprekken aanwakkert is dat ideaal.’