Home Nieuw in Nederland ‘Wij zijn geen criminelen. Wij zijn vluchtelingen. En we hebben rechten’

‘Wij zijn geen criminelen. Wij zijn vluchtelingen. En we hebben rechten’

Adam Idris (30) poseert bij een bus met gedoneerde maaltijden om uit te delen aan ongedocumenteerde vluchtelingen en azc's in Amsterdam tijdens de ramadan (Beeld: Between Borders)

Elke maand gaat de Kanttekening in gesprek met vluchtelingen en statushouders in Nederland. Hoe zijn ze hier gekomen? En hoe hebben zij hun nieuwe leven in Nederland opgebouwd? Deze maand: de uit Soedan gevluchte Adam Idris (30). Hier is hij medeoprichter en bestuurslid van de stichting Between Borders Amsterdam, waar hij samen met anderen strijdt voor de rechten van ongedocumenteerde vluchtelingen.

Idris was nog maar zeventien jaar oud toen hij alleen uit Soedan vluchtte vanwege de burgeroorlog. ‘Ik ging eerst naar Frankrijk en heb daar een tijdje in Parijs gewoond bij vrienden, maar uiteindelijk was het mijn doel om naar Engeland te gaan omdat ik de taal al een beetje sprak’, vertelt hij. ‘Ik wilde in Engeland asiel aanvragen om vervolgens daar te studeren, te werken en te wonen. Maar helaas had ik niet de juiste papieren om erheen te reizen. Toen ik hoorde dat er mensen waren die mij met een bus vanuit Calais naar Londen konden brengen, besloot ik om met hen mee te gaan.’

Zijn reis naar Londen werd abrupt stopgezet aan de grens bij Duitsland, toen de Duitse grenspolitie ontdekte dat hij zich niet kon identificeren. Idris werd samen met vier andere vluchtelingen naar een politiebureau in Duitsland overgebracht, waar ze één nacht in de cel moesten doorbrengen. De volgende ochtend kwamen Nederlandse politieagenten hen ophalen, om hen naar het dichtstbijzijnde asielzoekerscentrum (azc) te vervoeren.

‘Ik wist totaal niet waar ik was, alleen dat ik ergens in Duitsland terechtkwam, en daarna in Nederland. Ik geloof dat ik toen in Assen was, maar dat weet ik niet zeker, en het was geen azc. Het bleek een jeugddetentiecentrum te zijn.’

Gedwongen in Nederland te blijven

Eenmaal in Nederland aangekomen, werd Idris door de politieagenten gevraagd naar zijn redenen om hierheen te komen. ‘Toen ik in Nederland aankwam, wilde ik nog altijd naar Engeland om daar asiel aan te vragen. Maar de Duitse grenspolitie die ons tegenhield, besloot dat Nederland onze zaak maar verder moest afhandelen.’

Aan Idris werd verteld dat hij in Nederland asiel moest aanvragen, omdat hij anders in het jeugddetentiecentrum moest blijven om te worden uitgeprocedeerd. ‘Sommige jongeren met wie ik had gereisd vanaf Calais hadden besloten om in Nederland asiel aan te vragen, omdat ze niet in de gevangenis wilden blijven. Maar ik wilde nog steeds naar Engeland, dus ik besloot om geen asiel aan te vragen. Na vijftien dagen in dat gebouw besloot ik om toch maar in Nederland asiel aan te vragen, zodat ik daar in elk geval weg kon. Maar toen werd ik naar het azc in Dronten gestuurd.’ Daar bleef hij een week. Toen reisde hij naar Amsterdam, waar hij de trein pakte naar Parijs. Dit terwijl zijn asielaanvraag nog in behandeling was.

‘Ik wist niet dat ik in Nederland moest blijven terwijl mijn asielaanvraag werd behandeld, maar ik wilde er toch niet blijven, dus probeerde ik weer om vanuit Calais naar Engeland te reizen. Dit keer was het me wel gelukt. Ik werd via een vrachtwagen het land in gesmokkeld. Ik verbleef drie maanden in Engeland en begon aan mijn asielaanvraag. Toen ontdekten ze in Engeland dat ik al een asielaanvraag had lopen in Nederland. De Engelse ambtenaren moesten contact leggen met Nederland, waarna ik een brief ontving van de Nederlandse ambtenaren die mij vertelden dat ik terug moest gaan naar Nederland. Zolang mijn asielprocedure nog in behandeling was moest ik in Nederland blijven.’

Vanuit Londen reisde hij weer terug naar Amsterdam, om vervolgens naar het azc in Zwolle te gaan. Daarna werd hij overgeplaatst naar het azc in Deventer. ‘Ik bleef daar anderhalf jaar en wachtte de beslissing op mijn asielaanvraag af. Na een tweede gesprek besloten ze om mijn asielaanvraag te weigeren. Ze wilden me terugsturen naar Soedan’, zegt hij. ‘Waarom? Omdat ik naar Engeland ging terwijl dat niet mocht, en ik daar ook niet de juiste papieren voor had. Ik zei hen dat ik niet in Nederland wilde blijven omdat ze mij meteen in de gevangenis hadden geplaatst, en ik werd gedwongen om in Nederland asiel aan te vragen als ik uit de gevangenis wilde.’

Idris weigerde mee te werken met de ambtenaren die hem terug wilden sturen naar Soedan. ‘Ik groeide op in oorlogsgebied. Soedan is een land dat veel politieke problemen kent, en veel pijn en geweld. Ik heb daar niets meer.’

Omdat hij weigerde mee te werken, werd hij naar een detentiecentrum gebracht in Rotterdam. Pas nadat hij contact had gezocht met de ambassade van Soedan in Den Haag werd hij vrijgelaten. Daarna moest hij het in zijn eentje zien te rooien, omdat hij geen recht had op verblijf in Nederland. ‘Daardoor had ik volgens de Nederlandse wet ook geen recht op een onderkomen en mocht ik niet werken. Ik heb lang samen met andere uitgeprocedeerde asielzoekers op straat moeten leven.’

Wij zijn hier

Idris was inmiddels 21 jaar toen hij in Amsterdam terechtkwam en dakloos werd. Hij heeft ruim zeven jaar op straat geleefd. ‘Samen met andere ongedocumenteerden had ik geen andere keus dan op straat te moeten leven, omdat teruggaan naar ons land van herkomst de dood betekent’, vertelt hij.

Zo sloot hij vriendschappen en ging hij samenwerkingen aan met de ongedocumenteerde vluchtelingen die hij in de Amsterdamse straten had ontmoet. Hij hoorde hun verhalen aan, en besloot om samen met hen een gemeenschap op te bouwen waarin ze elkaar konden helpen waar mogelijk. Idris kwam in contact met verschillende stichtingen en christelijke organisaties, die hem en andere ongedocumenteerde vluchtelingen in zijn netwerk van voedsel, kleding en tijdelijk onderdak konden voorzien.

Hij werd actief binnen de We Are Herebeweging. ‘Dat is een sociale beweging waar we strijden voor de rechten van ongedocumenteerde vluchtelingen. We zijn met velen, en komen uit verschillende werelddelen’, legt hij uit. ‘We zijn geen criminelen, daklozen, of drugs- of alcoholverslaafden. Wij zijn vluchtelingen. En we hebben rechten.’

Via zijn inmiddels grote netwerk van stichtingen en hulporganisaties kwam hij in contact met een advocaat, die hem uiteindelijk kon helpen aan zijn geldige verblijfsvergunning in Nederland. ‘Ik heb zelfs gesproken met de Amsterdamse wethouder Rutger Groot Wassink om hem te vertellen over de verhalen van ongedocumenteerde vluchtelingen in Nederland.’

‘De mensen hier zijn beter dan hun regering. Zij hebben tenminste nog hun menselijkheid en empathie’

Zijn acties met We Are Here leverden Idris contacten op met wie hij begin 2020 de stichting Between Borders Amsterdam heeft opgericht. Via deze stichting organiseert hij tegenwoordig onder meer kookbijeenkomsten. Daar bereiden ongedocumenteerde vluchtelingen maaltijden uit de keuken van hun land van herkomst, om de gerechten vervolgens samen met donateurs, bezoekers en andere vrijwilligers te nuttigen.

Vanwege de coronamaatregelen houdt de stichting op het moment geen bijeenkomsten, maar via de website worden allerlei producten verkocht die ongedocumenteerde vluchtelingen hebben gemaakt. Op deze manier kunnen zij een beetje bijverdienen om te overleven. Naast zijn taken als bestuurslid bij Between Borders Amsterdam, start Idris binnenkort met een mbo-opleiding Bedrijfskunde.

‘Ik moest hier in Nederland blijven omdat ik geen andere keuze had. Maar nu heb ik hier ontzettend veel vrienden gemaakt, en heb ik veel mensen ontmoet die bereid zijn om anderen te helpen’, zegt hij. ‘De mensen hier zijn beter dan hun regering. Zij hebben tenminste nog hun menselijkheid en empathie. Daarom wil ik mij blijven inzetten voor het lot van de ongedocumenteerde vluchteling. Ik wil mensen zoals ik op weg helpen. Vluchtelingen willen net als ieder mens een normaal leven leiden, waar we ons geen zorgen hoeven te maken over onze veiligheid. Ieder mens heeft daar recht op, geen mens is ‘illegaal’.’