Home Opinie Contractarbeid is onvergelijkbaar met trans-Atlantische slavernij

Contractarbeid is onvergelijkbaar met trans-Atlantische slavernij

Optocht tijdens Keti Koti. Beeld: Pixabay

Het voorstel van de Amsterdamse Denk-fractie om op Keti Koti het leed van contractarbeiders ook een plek te geven, roept emoties op bij nazaten van tot slaaf gemaakten. Voor een gezamenlijke herdenking is het nog te vroeg, schrijft Jürgen Olivieira.

Uitgerekend op 1 juni – enkele uren voor de ceremoniële start van de Keti Koti-maand bij de ambtswoning van burgemeester Femke Halsema – zou de commissie diversiteit van de Amsterdamse gemeenteraad een initiatiefvoorstel van Denk bespreken. Dit voorstel behandelde de verstrengeling van Keti Koti met contractarbeid.

Denk besloot een dag van tevoren het agendapunt in te trekken, maar er hadden zich al drie sprekers uit de Afro-gemeenschap aangemeld, die over dit onderwerp kwamen vertellen. Hun bijdragen ging dus wel gewoon door.

Ruim zestig nazaten van tot slaaf gemaakten zaten op de publieke tribune. De sprekers konden rekenen op veel bijval. De voorzitter slaagde er niet in hen te weerhouden van geluiden van instemming of afkeuring, zoals het reglement van orde van de raadscommissie voorschrijft. Dit zegt genoeg over de emoties die dit initiatiefvoorstel teweeg heeft gebracht.

De drie sprekers gaven aan waarom ze het niet eens zijn met dit initiatiefvoorstel. Er was destijds sprake van een nieuwe vorm van slavernij, genaamd chattel slavery. De tot slaafgemaakten en hun nageslacht waren juridisch eigendom van de slavenhouder. Chattel betekent roerend goed. Afrikanen zijn dus als roerende goederen benedendeks, vastgeketend aan barbaarse marteltuigen, getransporteerd naar de ‘nieuwe wereld’. Eenmaal aangekomen, werden ze gebrandmerkt. Families werden uit elkaar gehaald. Mensen die ontsnapten, werden gegeseld of zelfs onthoofd als ze daarna weer gevangengenomen werden. Een andere beruchte straf was de Spaanse bok. Hierbij werden de handen van het slachtoffer vastgebonden, werden de knieën tussen de vastgebonden handen gewrongen, werd daartussen een stok geplaatst die in de grond werd gestopt, en sloeg de opzichter het slachtoffer vervolgens bont en blauw.

‘Contractarbeiders werden niet gekocht of verkocht, hun gezinnen werden niet uit elkaar gerukt’

Daarnaast waren verkrachtingen aan de orde van de dag. Het werk op de plantages was onbetaald. De Afrikanen mochten hun eigen geloof, cultuur en tradities niet uitoefenen.

De slavernij is onvergelijkbaar met de contractarbeid. Contractarbeiders mochten hun identiteit behouden. Ze werden niet gekocht of verkocht, hun gezinnen werden niet uit elkaar gerukt. Ze werden niet als goederen verscheept, vastgeketend benedendeks. Ze konden na afloop van hun contract terugkeren naar hun moederland. Ook kregen ze een – hoewel schamel – loon voor hun arbeid. Na hun contract ontvingen degenen die wilden blijven in Suriname een stuk grond en een startkapitaal. Afrikanen kregen dat niet.

Ook duurde de periode van contractarbeid maar enkele tientallen jaren, tegenover vierhonderd jaar trans-Atlantische slavernij.

Het uiteindelijk niet ingediende initiatiefvoorstel kreeg een positief advies van het college. Ik stelde aan wethouder Touria Meliani de vraag hoe zij reflecteert op dit positief advies, na de consternatie die ontstaan is. Zij zei dat ze in haar bestuurlijke reactie het woord doorwerking (lees: doorwerking van het slavernijverleden) beter had moeten definiëren. Daarmee raakte de wethouder de kern van de bezwaren voor de verstrengeling van het leed van de tot slaafgemaakten met dat van de contractarbeiders. Het woord ‘doorwerking’ is namelijk een containerbegrip geworden. Want wat wordt ermee bedoeld? Het initiatiefvoorstel van Denk gooit gemakshalve het gehele Nederlandse koloniale verleden op een hoop. En dan weten we nog niet wat ‘de samenvoeging’ zou betekenen voor de financiële middelen die de gemeente heeft gereserveerd voor het gedenkjaar. Als er dit jaar ook aandacht moet komen voor contractarbeiders dan moet het budget gedeeld worden. Zie hier weer een vorm van verdeel en heers.

De timing van het Denk-initiatiefvoorstel was erg ongelukkig, vlak voor de herdenking van 150/160 jaar Keti Koti. Het voorstel doet geen recht aan de jarenlange strijd van de nazaten van tot slaafgemaakten voor erkenning. Het heeft tientallen jaren geduurd voordat de dodenherdenking een inclusievere vorm van herdenken werd. Waarom wordt van de nazaten meteen verwacht om het koloniale verleden gezamenlijk te herdenken? En dan heb ik het nog niet eens over de nog steeds aanwezige etnische spanningen tussen de Afro- en de Hindostaanse gemeenschap.

We zijn gewoonweg nog niet op het punt gekomen om gezamenlijk te herdenken. Daarvoor is het leed van de slavernij nog niet voldoende erkend, en is de ‘doorwerking’ voor vele Afro-Surinamers nog steeds voelbaar. Het Denk-initiatiefvoorstel zet ons helaas weer kilometers verder uit elkaar, als Surinaamse gemeenschap in Nederland.

Daarom mijn advies aan Denk Amsterdam. Ga terug naar de tekentafel. Erken de gevoelens van de nazaten van tot slaaf gemaakten. Heb respect voor de gevoeligheden. En dat respect toon je door ná het gedenkjaar een apart traject te starten voor heling en herdenking van het leed van de contractarbeiders. Ik geloof niet dat iemand daartegen is.

Het kan geen toeval zijn dat de commissievergadering op dezelfde dag plaatsvond als de start van de Keti Koti maand. De groep Afro-Surinamers op de publieke tribune voelde zich strijdbaar. Emoties lieten zich de vrije loop. Er werd nog lang nagepraat in de centrale hal van de Stopera. Om vervolgens in een keer door te gaan naar de Keti Koti-ceremonie bij de ambtswoning van de burgemeester aan de Herengracht.

Moe maar voldaan ging ik daarna naar huis. Met in mijn achterhoofd dat de rechtvaardige strijd nog niet gestreden is. En dat de ‘doorwerking’ van het slavernijverleden nog steeds niet goed afgebakend is.