10.7 C
Amsterdam

Diepe kloof in Turkije verdeelt ook Turkse Nederlanders

Thomas von der Dunk
Thomas von der Dunk
Publicist. Cultuurhistoricus.

Lees meer

ZamanVandaag-TURKIJE-TURKEY-TÜKRIYE-Zaman.png
Foto: © Reuters

Het vormt een aspect, waarop men in Nederland aanvankelijk weinig was voorbereid: de soms vergaande onderlinge verdeeld­heid die onder migran­ten zelf bestaat. Grootschalige immigratie brengt vrijwel automatisch met zich mee dat ook politieke conflicten vanuit het oude vaderland naar het nieuwe worden geïmporteerd. Vervolgens ziet zich dan eveneens de regering gedwon­gen een standpunt in een kwestie in te nemen, waarvan zij aanvankelijk meent dat deze haar nauwelijks aangaat.

Het kan daarbij gaan om externe nationale tegenstellingen, zoals tussen Israeli’s en Palestijnen, of nu tussen Oekraïners en Russen, waardoor het Neder­landse standpunt, dat voor de regering zelf een zaak van buiten­landse politiek is, plotseling tevens binnen­landse politiek wordt. Genaturali­seerde immigranten zijn immers ook kiezers, die met hun nieuwe nationaliteit geens­zins hun oude loyaliteit jegens een van de ver weg botsen­de partijen afleg­gen, en van hun politieke verte­genwoordi­gers in hun nieuwe vaderland ook een bepaalde stellingname ver­wachten in het hevige conflict waarin hun oude vaderland verzeild geraakt is.

Het kan daarbij ook gaan om interne etnische tegenstellingen, al dan niet in samenhang met omstreden aspecten van het verleden. Te denken valt hier aan de Armeense en Koerdische kwestie, die nog steeds de gemoede­ren in Turkij­e ? en daarmee ook nog steeds onder veel Turkse migranten ? hoog doet oplopen. Een paar jaar terug raakten zo eens bij een demonstratie in Den Haag Turken en Koerden met elkaar slaags, wat Nederland met het feit confron­teerde dat de in Nederlandse ogen allemaal uit Turkije afkomsti­ge migranten zichzelf niét allemaal als Turken beschouw­den.

Het geschil tussen Turken en Armeniërs over het aantal Armeense slachtof­fers in de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) heeft al diverse westerse landen voor het blok gezet; in Frankrijk is een Armeen­se lobby erin geslaagd de gebeurte­nissen officieel als genocide betiteld te krijgen, in andere landen heeft een Turkse lobby dit weten te verhin­deren. Toen dat in Neder­land speelde, raakten diverse politici in een loyaliteitscon­flict verwikkeld: de Nederlandse partij waarvoor zij actief waren, keek er fundamenteel anders tegenaan dan hun eigen Turkse achter­ban. PvdA-staats­secretaris Nebahat Albayrak behoorde tot degenen voor wie door daaruit resulterend geschip­per een politiek geloof­waardig­heidsprobleem dreigde.

Maar niet alleen oude etnische tegenstellingen kunnen een migrantenge­meenschap verscheuren. Hetzelfde geldt voor oude religieuze. Hoe Syrische Nederlanders tegen het regime van president Bashar al-Assad en de opstand daartegen aankij­ken, is sterk afhankelijk van de vraag of zij soenniet, sjiiet, aleviet of christen zijn: de Syrische gemeenschap in Nederland is even verscheurd als die in Syrië zelf. In Turkije speelt sinds de dagen van Mustafa Kemal Atatürk (1881-1938) de funda­mentele tegenstelling tussen zij, die een strikt seculiere staat wensen, en zij, die voor de islam ook een politieke rol zien weggelegd. Die tegen­stelling domi­neert daarmee eveneens automatisch onder Turkse Nederlanders; nu er binnenkort presidentsverkiezingen zijn en ook Turken buiten Turkije mogen stemmen, deze maanden misschien sterker dan ooit. De regerende AKP (Partij voor Rechtvaardigheid en Ontwikkeling) van de Turkse premier Recep Tayyip Erdo?an heeft ook in het buitenland de verkiezingscampagne al van start laten gaan.

Dat Erdo?an intussen, vanwege toenemend autocratische neigingen, ook overhoop ligt met de Gülen-beweging, die hem in het verleden aanvankelijk had gesteund, compliceert de zaken wel, maar doet aan de fundamentele kloof tussen seculieren en gelovigen niets af. De laatsten vrezen dat als de eersten oppermachtig worden, het hen verboden wordt openlijk hun religie te belij­den, de eersten vrezen dat als de laatsten oppermachtig worden, ook zij gedwongen worden zich in het openbaar naar de religieuze normen te voegen. De strijd van Erdo?an tegen gemengde studentenhuizen voor jongens en meisjes bezit daarbij een groot symboolgehalte ? voor beide partijen.

De diepe kloof in Turkije zelf, waarbij men de ander steeds van een geheime agenda verdenkt, verdeelt ook de Turkse gemeenschap in Neder­land. Opval­lend is het grote wantrouwen dat, bijvoorbeeld, juist de vrouwe­lijke Turkse Tweede Kamerleden Keklik Yücel (PvdA) en Sadet Karabulut (SP) aan de dag leggen voor de ‘ware’ intenties van de Gülen-bewe­ging, die als een soort vijfde kolonne van theocra­ten wordt gezien. Ofschoon diverse onder­zoeken, onder­meer dat van antropoloog Martin van Brui­nessen (Universiteit Utrecht) in opdracht van de Kamer uit 2009, voor de veronder­stelling dat de Gülen-beweging zich aan intimidatie en indoctrina­tie zou bezondigen tot dusverre geen spoor van bewijs hebben opgeleverd, blijkt dit wantrouwen zo diep te zitten dat zij hier keer op keer in de vorm van Kamervragen op terugkomen.

Wie naar de oorzaken daarvan zoekt, komt denk ik op drie zaken uit. Ten eerste de persoonlijke achtergrond van de desbetreffende Kamerleden, die ? ongetwijfeld mede op grond van eigen (familie)ervaringen in Turkije zelf ? een op zich begrijpelijke angst koesteren dat een verster­king van de positie van de islam ten koste van de vrouwenemancipatie gaat. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat in hun geval, net als bij andere moderne vrouwen met een islamitische achtergrond, bij hun Neder­landse politieke partijkeuze het seculiere emancipatie-aspect een belangrij­ker rol speelt dan bij autochtone Nederlandse: het sociaal-culturele wint het bij hen van het sociaal-economi­sche. Anders laat zich niet de makkelijke overstap van, bijvoorbeeld, Ayaan Hirsi Ali en Samira Bouchibti van de PvdA naar de VVD verklaren, die traditi­oneel elkaars absolute tegenpolen zijn. Aan de klassieke links-rechts-tegen­stelling van sociaaldemocraten versus liberalen op het terrein van sociaal-economische gelijkheid hebben zij minder boodschap; wat telt is de persoon­lijke vrijheid die een partij belooft.

Ten tweede krijgen zij nu misschien juist bij linkse partijen extra ruimte voor hun seculiere boodschap, omdat zeker bij de PvdA het trauma van een te groot multicultureel optimisme in het jongste verleden fors is. Een deel van het oorspronkelijke autochtone electoraat is, vanwege een te grote neiging tot pappen en nathouden door de partijtop in het verleden (religiek­ritiek heette al snel racisme), overgelopen naar Pim Fortuyn en later naar Geert Wilders. Dat besef leidt nu tot enige overcompensatie: wij zien echt wel het probleem! Door nu alle ruimte te bieden aan felle kritiek op elke openbare uiting van geloof in Turkse kring, kan de PvdA zowel aan de kiezer tonen de bood­schap begre­pen te hebben ? wij zijn niet ‘soft on islam’ ? en tegelijk tegenover de PVV duidelijk maken dat er ook zeer moderne Turkse vrou­wen zijn, die evenmin iets van theocratie moeten hebben.

De derde oorzaak lijkt een beetje in strijd met de lang zo verzoenende grondhouding tegenover de islam. Vanouds staan de linkse partijen name­lijk juist kritisch ten opzichte van een publieke rol voor religie. Dat is mede de erfenis van de Verzui­ling en de toen dominante rol van de christelijke partijen: een halve eeuw lang, tot 1967, beschikten die in Neder­land over de absolu­te meerderheid. Dat was in geen enkel ander Europees land het geval. De Ontzuiling van de jaren zestig kwam daarmee voor velen op een persoonlij­ke bevrijding uit de knellende omhelzing van de kerk neer.

In reactie daarop zit ook de weerzin jegens godsdienst als zodanig bij een hele generatie nog diep. Waar in Duitsland ook linkse politici op grote schaal kerkelijk actief zijn, is dat bij ons vrij uitzonderlijk. Dit eigen antireli­gieuze karakter heeft links in het geval van moslimmigranten lang geen rol laten spelen, omdat die aanvankelijk vooral als sociaal-economi­sche slachtof­fers van kapitalistische uitbuiting werden gezien. Nu velen hunner ook maatschappe­lijk succesvol geworden zijn, verschuift de kijk ter linker­zijde op moslimmi­granten en komt het oude antireligieuze sentiment weer meer naar boven, wat zich in nu in wantrouwende Kamervra­gen over de Gülen-beweging vertaalt.

Thomas von der Dunk is cultuurhistoricus.

Nu u hier toch bent...

Goede journalistiek kost geld. Leden en donaties maken onze gebalanceerde berichtgeving over biculturaliteit, zingeving en vrijheid mogelijk. Steun ons daarom als u ons werk belangrijk vindt.

Vertel mij meer!
- Advertentie -