Home Opinie Piet Emmer: ‘Beeld van dekolonisatie Nederlands-Indië is niet in steen gebeiteld’

Piet Emmer: ‘Beeld van dekolonisatie Nederlands-Indië is niet in steen gebeiteld’

Landbouw op Bali, Indonesië. Beeld: Pixabay.

In de bijdrage Rechtse historici komen met alternatieve feiten over Indonesië (de Kanttekening van 19 april 2023) noemt de auteur elke mening en elk feit, dat hem of haar niet bevalt, ‘rechts’ of  ‘omstreden’.

De schrijver lijkt niet te beseffen dat de geschiedenis geen kant-en-klaar product is, maar onderhevig is aan voortdurende veranderingen en dat het verleden bovendien bestaat uit vele lagen, waar telkens een laag aan kan worden toegevoegd.

Dat is ook het geval met de geschiedschrijving over de dekolonisatie van Nederlands-Indië. Nog tijdens dat conflict werden er in Nederland talloze krantenartikelen, week- en maandbladbijdragen over geschreven en waarschijnlijk hebben de Indonesische journalisten zich evenmin onbetuigd gelaten. Meteen na afloop van de dekolonisatie kwam er een stroom van reportages en boeken op de markt, waarin militairen, bestuursambtenaren en burgers hun belevenissen vastlegden. Er zullen zeker ook publicaties zijn verschenen, waarin een poging werd gedaan de hele dekolonisatie te beschrijven en te analyseren inclusief voorgeschiedenis en afloop. De meeste van zulke analyses verouderden snel, omdat ze verschenen zijn voordat de archieven van de betrokken overheidsinstanties openbaar werden, de stroom herinneringen en memoires was opgedroogd en er een poging was gedaan om soortgelijk materiaal van de Indonesische kant te inventariseren en te gebruiken.

Er zullen in de toekomst zeker nog nieuwe analyses worden gemaakt

Die fase zijn we in de geschiedschrijving van de dekolonisatie van Nederlands-Indië inmiddels voorbij. De overheidsarchieven over deze periode zijn in beginsel openbaar, het aantal memoires en persoonlijke belevenissen zal nauwelijks nog toenemen en er is grote belangstelling onder de Nederlandse geschiedkundigen om soortgelijk materiaal van de andere partij in hun geschiedverhaal een plaats te geven. Bovendien behoren de huidige historici tot een generatie, die niet in Nederlands-Indië heeft gevochten en de dekolonisatie überhaupt niet bewust heeft meegemaakt. Al deze factoren helpen om het beeld van de dekolonisatie steeds genuanceerder te maken. Dat beeld zal echter nooit in steen gebeiteld zijn, want er kunnen nog steeds wijzigingen optreden en er zullen in de toekomst zeker nog nieuwe analyses worden gemaakt door bij voorbeeld de dekolonisatie in Nederland en Nederlands-Indië te vergelijken met soortgelijke gebeurtenissen in de Engelse, Franse, Portugese, Duitse, Noord-Amerikaanse en Russische imperia. Misschien is het mogelijk ook de bronnen van Indonesische kant te vergelijken met die van andere onafhankelijkheidsbewegingen.

De nieuwe bundel met opstellen onder redactie van Bouke Geersing over de dekolonisatie van Nederlands-Indië is zeker niet het laatste woord zoals de schrijver in de Kanttekening lijkt te vrezen. Was hij op de hoogte geweest van de manier, waarop een geschiedbeeld ontstaat, dan had hij de nieuwe bundel niet afgekeurd, maar juist begroet. Ook al strookt de inhoud van een aantal bijdragen niet met zijn of haar privé opvattingen, dan nog zou een wetenschappelijk historicus elke goed gedocumenteerde en beredeneerde toevoeging aan het bestaande geschiedbeeld moeten toejuichen.