Home Samenleving Bicultureel, activistisch en psychisch stuk: ‘Het gaat eigenlijk over je identiteit’

Bicultureel, activistisch en psychisch stuk: ‘Het gaat eigenlijk over je identiteit’

Beeld: Pixabay

Activisten zetten zich met hart en ziel in voor een betere wereld. Soms ten koste van hun eigen mentale welzijn. Depressies, burn-outs en PTSS-klachten komen veel voor in deze kringen. We spraken drie millennials met een vluchtelingenverleden, die door mentale problemen hun activisme op een lager pitje moesten zetten. ‘Waar het in activistische kringen vooral over gaat, is de inhoud. Nooit over: ‘Wat doet activisme met jou?’’

De Koerdische Mardin* (31) kwam in 2020 in een depressie terecht. Eigenlijk al eerder, maar dat was het jaar dat zij het accepteerde. De oorzaak ligt onder meer in haar vluchtelingenwerk, al lag de pijn die zij er ervaarde dieper en complexer.

Ruim twintig jaar geleden moesten zij en haar gezin door het regime van Saddam Hoessein vluchten naar Nederland. Met die geschiedenis in haar achterzak stichtte zij samen met haar moeder en twee andere vrouwen Stichting Parwin, die sinds de opkomst van IS hulp verleent aan Syrische, Irakese en vooral Yezidische vluchtelingen in Syrië en Irak. Dit doen ze onder andere met kleding, dekens, eten, ziekenhuisbedden en rolstoelen, waarmee ze de vluchtelingenkampen voorzien.

Al die tijd dacht Mardin dat die kampen geen effect op haar hadden. Maar nu weet ze wel beter. Want door wat ze daar allemaal heeft gezien en gehoord veranderde ze. Mardin denkt nu dat ze zich te veel identificeerde met de vluchtelingen in de kampen.

‘Bij zestienjarige meiden in die kampen beeldde ik mij in dat die meiden mijn leven hadden. Waar zouden zij, als ze in Nederland hadden gewoond, nu mee bezig zijn? Waarschijnlijk met leuke dingen doen en uitgaan met vrienden. Maar ze wonen in een kamp in Irak en zijn allemaal getraumatiseerd.’

Er waren ook vrouwen die wel twintig keer op een dag waren verkracht, of vrouwen die niet meer konden praten. Mardin moest hen – onopgeleid – spreken en naar hun verhalen luisteren. ‘En dan vraag je je af: waarom heb ik een veilig leven en zij niet? Dat maakt je kapot.’ Dat ze zelf als vluchteling veilig in Nederland is aangekomen gaf haar bovendien een schuldgevoel. ‘Waarom ik wel en zij niet?’

Ze voelde daarom ook de druk om haar eigen leven te verbeteren, en zich continu dankbaar en gelukkig te voelen. ‘Ik dacht echt dat ik niet meer verdrietig mocht zijn in een ‘vrij’ land als Nederland. Maar dat werkt natuurlijk averechts.’

Ook haar familiegeschiedenis achtervolgde haar in de kampen. ‘Mijn eigen familie is ook gehalveerd door de Anfal-campagne (de operatie onder bewind van Saddam Hoessein tegen de Koerdische bevolking van 1986-1989, red.). Mijn Koerdische geschiedenis achtervolgt mij elke dag. De pijn van mijn moeder zit zo diepgeworteld in mij, terwijl ik het zelf niet heb meegemaakt. Zij is gemarteld, gevangen gehouden en ze heeft gevochten voor iets wat haar eigen ik ontstijgt. Als ik dan vrouwen in die kampen pijn zie lijden, dan raakt dat mij ook erg. Omdat het zo dichtbij is. Dat kon ik ook zijn, of mijn moeder. Op een bizarre manier identificeer je je met die pijn.’

Totdat ze hulp zocht, heeft ze eigenlijk nooit stilgestaan bij wat haar familie heeft meegemaakt. ‘Ik was denk ik ook onbewust op zoek naar antwoorden in die kampen, want in mijn familie werd niet gesproken over die pijn en het leed van de oorlog. Ik denk dat zij mij daarvoor wilde beschermen, zodat ik een leven zonder zorgen had, iets wat zij zelf niet had gekend.’

Toen de regio enkele jaren geleden stabieler werd, ontdekte Mardin dat ze kapot eruit was gekomen. Ze is nu bezig met een nieuwe psycholoog, met wie ze praat over de situatie in Irak en de effecten van een intergenerationeel trauma op haar mentale welzijn.

‘Ik leer nu pas dat ik eigenlijk vond dat ik die fysieke en mentale pijn van die vluchtelingen ook moest doorstaan, omdat ik het goed heb hier. Ik was mezelf denk ik aan het straffen. Je trekt onbewust die pijn naar je toe, want je identificeert je ermee. Ook heb ik geleerd dat je niet voor anderen kan zorgen als je niet goed voor jezelf zorgt. Wat je vaak binnen activistische kringen ziet, is dat het vooral over de inhoud gaat. Maar nooit over: ‘Wat doet activisme met jou?’ Dit zou helend kunnen werken, en zorgt er ook voor dat je misschien op tijd hulp zoekt.’

‘Ik vond dat ik de pijn van vluchtelingen ook moest doorstaan, omdat ik het goed heb hier’

Ze doet haar vluchtelingenwerk nog wel, maar steeds minder intensief. ‘Ik ga nu bijvoorbeeld een keer per jaar terug naar die kampen. Ook is het gelukkig niet meer zo dat ik er dag en nacht mee bezig ben.’ Ze vindt het dankbaar werk, waarbij je veel leert, ziet en hoort, maar wil nu eigenlijk alleen nog maar papierwerk doen. ‘Om naar die kampen te gaan en die mensen te ontmoeten en te spreken. Dat doet gewoon te veel pijn, omdat ik dat ook kon zijn.’

Mardin kan ook slecht tegen beelden over de kampen in Irak: ‘Laatst was ik in de Kunsthal (in Rotterdam, red.), en was er een tentoonstelling over Koerden en Yezidi’s. Hierbij was een jongetje te zien dat zó getraumatiseerd was door de oorlog, dat hij niet meer kon praten. Daarom praatte hij met zijn handen. Ik liep gewoon weg tijdens die tentoonstelling.’

Ze voelt zich af en toe nog wel schuldig, nu omdat ze minder kan doen. ‘Ik krijg dan het idee van: ‘Ik kan lekker een drankje op een terrasje doen en er afstand van nemen, samen met mijn vrienden hier, die er geen weet van hebben. Ik leer wel steeds meer accepteren dat ik ook goed voor mezelf moet zorgen, als ik voor anderen wil zorgen.’

‘Het gaat eigenlijk over je identiteit’

De Armeense Hripsime* (30) zit vanaf september 2020 in een burn-out en depressie. Aanleiding was de oorlog tussen Azerbeidzjan en Armenië die toen speelde om het gebied Nagorno-Karabach, wat Armenen ‘Artsakh’ noemen. ‘Je weet niet wanneer de oorlog eindigt, hoe groot het nog wordt en het feit dat er elke dag tientallen jongens sneuvelden. Mijn neefje is ook overleden tijdens de oorlog. Zelfs mijn vader stond klaar om te gaan.’ Maar ook hier lag de oorzaak dieper.

‘Het gaat eigenlijk over je identiteit, want je bent bang dat je land, je familie en je cultuur verloren gaat. Er is al zo weinig van ons en onze rijke geschiedenis overgebleven door de genocide in 1915. Daardoor werden allemaal trauma’s getriggerd. Ik voelde ook enorme machteloosheid, omdat niemand voor ons klaarstond en er weinig berichtgeving over de oorlog was in Nederland. Ook het besef dat je weinig tot niks kan betekenen op individueel niveau. Dat doet pijn.’

Tot haar negende woonde ze nog in Armenië. Ze was zich nog niet bewust van de Armeense Genocide in 1915. ‘Ik weet niet of dat kwam door mijn leeftijd, of dat er niet over gesproken werd in Armenië. Dat is pas gaan leven hier in Nederland’ vertelt Hripsime. Daar kwam ze voor het eerst in aanmerking met mensen met een Turkse en Azerbeidzjaanse afkomst.

‘Ik werd vooral door Turkse Nederlanders geconfronteerd met mijn Armeense identiteit. Als je dingen hoort als: ‘Vieze Armeen’, ‘De genocide heeft nooit plaatsgevonden’ of ‘We hadden jullie allemaal moeten uitroeien’, dan doet dat wat met je.’

Hripsime is zich sindsdien gaan verdiepen in de Armeense geschiedenis. ‘Ik ging vanaf mijn puberteit op zoek naar antwoorden en mijn eigen geschiedenis. Daardoor is het extremisme in mij wel gegroeid. Hoe kan het dat de genocide niet erkend wordt, terwijl die wel is gebeurd?’ Die vraag achtervolgt haar continu.

Binnen Hripsime’s familie werd weinig gesproken over de Armeense Genocide. ‘Het werd wel erkend, maar dat is het dan ook. Ik weet nog steeds niet wat de reden is waarom mensen er niet over praten.’ Volgens Hripsime willen mensen gewoon door en niet te lang in een slachtofferrol blijven zitten. ‘Voor mij is het anders, want ik ben activistisch ingesteld. Tenminste, dat was ik, maar na de oorlog in 2020 veranderde dit, want de pijn en trauma’s kwamen opnieuw naar boven.’

‘Ook de pijn dat je niet weet waar je familie vandaan komt. Er is gewoon enorm veel onduidelijkheid over je eigen geschiedenis en identiteit, want de tegenmacht probeert die te wissen. En de mensen die dat wel weten, zijn overleden door de genocide – dus die verhalen zijn er niet meer. En toch blijft de pijn van de genocide een onderdeel van je identiteit, het is een intergenerationeel trauma, dat ik waarschijnlijk ook zal meegeven aan mijn eigen kind.’

‘De pijn van genocide blijft onderdeel van je, die geef ik ook waarschijnlijk mee aan mijn eigen kind’

Hripsime heeft tijdens de oorlog in 2020 drie weken lang voor de Tweede Kamer gestaan en gedemonstreerd: ‘We werden elke dag bedreigd door mensen die het niet eens waren met ons en er was niemand die voor veiligheid zorgde voor ons. Soms stond er beveiliging bij.’

Hripsime geeft ook aan dat haar trauma’s weer worden getriggerd door hoe er nu met Oekraïense vluchtelingen wordt omgegaan. ‘Als je nu kijkt naar de hulp en support die Oekraïne krijgt, dan voelt dat echt oneerlijk. Er worden vlaggen uitgehangen, vluchtelingen opgevangen, enzovoort – maar toen Armenië in oorlog was, wist bijna niemand wat er aan de hand was. Het is nu gewoon bijna een andere wereld. Stel je eens voor dat we nu die hulp niet aan Oekraïne geven? Zo voelt het voor mij met betrekking tot Armenië. En dat doet pijn; tegelijkertijd walg ik van de selectiviteit.’

Ze geeft aan wel hulp gezocht te hebben na haar burn-out, maar hier niet tevreden over te zijn: ‘Ik heb zowel een eerstelijns- als tweedelijnspsycholoog gehad waar ik ontevreden over was. De psychologen zijn vaak wit, jong en hoogopgeleid. Zij hebben niet dezelfde levenservaring of weten überhaupt niets van de effecten van genocide of oorlog.’

Hripsime zegt behoefte te hebben aan een psycholoog die haar erkenning en herkenning kan geven: ‘Ik wil gewoon dat iemand snapt hoe oorlogstrauma, genocide en intergenerationeel trauma werken. Nu spreek ik daar vooral over met lotgenoten en vrienden. Ik heb eigenlijk liever iemand die er professioneler in staat en waar je veel meer bij kwijt kan, zonder dat je rekening moet houden met de gevoelens van een vriendin.’

‘Alsof ik heel veel stemmen hoor gillen’

Ook de Bosnisch-Nederlandse Amra Zeric (27) kwam in 2020 in een burn-out terecht, waar ze nog steeds hulp voor krijgt. In haar werk stak ze veel tijd en energie in sociale ongelijkheid. Ook was ze veel tijd kwijt in verschillende andere organisaties, waar ze zich hard maakte voor bewustwording rondom specifiek de Bosnische Genocide van 1995. Het werk frustreerde haar echter, omdat het eigenlijk niks opleverde.

‘Misschien zijn we ook wel een generatie met hyperverwachtingen en moeten we die bijstellen, want veranderingen komen niet binnen één dag. Het klinkt misschien cynisch, maar het is realistisch: we hebben geen machtsposities om dingen te veranderen – en als individu al helemaal niet.’

Amra heeft de oorlog en genocide in Bosnië niet meegemaakt en nooit een bom gezien, maar de pijn wel meegekregen in de vorm van verhalen. ‘Mijn ouders komen uit Prijedor, in het noordwesten van Bosnië. Ik ben daar niet geboren en ik heb niks bewust meegekregen.’

‘Misschien zijn we ook wel een generatie met hyperverwachtingen en moeten we die bijstellen’

Ze kan zich maar een of twee keer herinneren in de geboorteplaats van haar ouders te zijn geweest. Ze voelde zich er thuis, maar kende er ook angst. ‘Jezelf exposen aan genocide-ontkenners is zo pijnlijk en angstaanjagend. Anderzijds is er ook de angst dat je nationalisten tegenkomt, Chetniks, Servische extremisten die een Groot-Servië nastreefden. Dit idee leidde ook tot een etnische zuivering in Bosnië. In 1992 zochten Chetniks mijn vader in Prijedor. Die mannen leven nog steeds in de regio van mijn ouders. Stel: ik ga daar heen en zij komen erachter dat ik zijn dochter ben. Wat gaan zij dan met mij doen?’

Haar ouders wisten op tijd, vlak nadat Bosnië onafhankelijk werd verklaard, te ontkomen aan de oorlog. Alsnog heeft zij, sinds zij zich het kan herinneren, last van een specifiek soort paniekaanval.

‘Het is net alsof ik heel veel stemmen hoor gillen. Dit gebeurde ook toen ik me ging verdiepen in Bosnië. Pas sinds mijn 24e begrijp ik de connectie tussen mijn ouders, hun trauma’s en het niet zoveel ruimte hebben om een kind op te voeden, terwijl de oorlog bezig is en je je eigen familie aan het zoeken bent.’

Amra probeert onder meer via podcasts, boeken en verhalen informatie te verzamelen over haar eigen geschiedenis. ‘Laatst luisterde ik een podcast over de geschiedenis van Bosnië, het ging ook specifiek over Prijedor. Toen kwam het echt heel dichtbij en kreeg ik een paniekaanval. Anderzijds vraag ik mij soms wel af: ‘Wie wordt wel gelukkig van dit soort verhalen?’ Niemand, denk ik. Hoe hard het je raakt, hangt natuurlijk ook af van hoeveel menselijkheid je in je hebt.’

Ze kan relativeren dat haar mentale welzijn erdoor wordt geraakt: ‘Het is maar een greintje van wat zij, de echte slachtoffers, hebben meegemaakt. Ik heb een paniekaanval en die mensen hebben hun familieleden voor hun eigen ogen vermoord zien worden. Plus: er is een reden dat ik het wel kan vertellen en zij niet. Dus dan vind ik het niet erg dat ik er op deze manier onder lijd.’

Amra vertelt ook dat ze die verhalen, vooral over Prijedor, wil blijven opzoeken om haar familiegeschiedenis en de pijn beter te begrijpen. ‘Ik kwam er pas twee, drie jaar geleden achter dat er mannen en zelfs vrouwen uit mijn familie in kampen hebben gezeten.’

Ze zegt dat zij weinig tot niets heeft meegekregen van de oorlog tijdens haar opvoeding. ‘Ik heb zoveel familiebijeenkomsten gehad en ik zag dat het leven gewoon door ging voor hen. Niemand heeft het over de genocide of zegt: ‘Hé, weet je nog dat we in kampen zaten en uitgehongerd werden?’ Je werd door het Servische paramilitaire leger – vaak gewoon je Servische buren die bewakers werden en je dan gevangen hielden – zodanig van je menselijkheid afgenomen, dat je de situatie enkel kon uitzitten en kon wachten tot je er levend uit kwam. Sommige mensen wilden niet eens meer leven. Misschien hangt er een stukje schaamte over die ontmenselijking en praat mijn familie er daarom niet over.’

De genocide op vijfduizend Bosnische moslimmannen en -jongens in Srebrenica heeft ze zelf moeten ontdekken. ‘Pas rond mijn twintigste ben ik erover gaan lezen en documentaires gaan kijken.’ Daarom wil Amra die verhalen horen en onthouden. ‘De laatste fase van een genocide is ontkenning. En het enige medicijn tegen ontkenning is die verhalen te vertellen en te onthouden.’


‘Een boom zonder wortels waait gewoon makkelijker om’

We spraken ook met therapeut Tine Goedhart. Zij is gespecialiseerd in shiatsu, een traditionele Chinese lichaamstherapie, en behandelt mensen met psychosomatische klachten. Hoe duidt zij de verhalen van de drie vrouwen?

‘Ik wil het positief insteken en zeggen dat deze verhalen voor mij juist over empowerment en emancipatie gaan.’ Ze ziet hun verhalen als een geestelijke pelgrimage, met enkele pijnlijke hobbels op de weg.

‘De ouders willen niet te veel energie en aandacht besteden aan de pijn en het verlies, omdat zij er ongemakkelijk van worden. Deze jonge vrouwen willen dat wél, terwijl ze hun ouders en geschiedenis ook beter willen begrijpen. Zij zitten met twee voeten in meerdere werelden vast. Hierdoor verliezen zij houvast in het eigen familiemilieu, maar kunnen zij geen houvast vinden in een ander milieu. Ze zijn nog niet op hun eindbestemming.’

Deze drie vrouwen zijn überhaupt al houvast kwijt door hun vluchtelingenverleden en het verlies van familie door oorlog en genocide, vertel Goedhart, wat het vastzitten tussen meerdere werelden en de onzekerheid die dit meebrengt alleen maar benadrukt.

 De drie wonen allen in een diverse grote stad, wat volgens Goedhart een extra risico geeft. ‘Juist door die verscheidenheid en een gebrek aan cultureel houvast’, zegt ze. ‘Een boom zonder wortels waait gewoon makkelijker om.’

Goedhart ziet ook dat de drie vrouwen hun gelijk willen halen, graag gehoord en gezien willen worden. ‘Dit heb je met gemarginaliseerde groepen. Zij doen mij denken aan evangelisten, vroegchristelijke personen die standvastig probeerden en nieuw idee, concept of gedachtegoed te verspreiden. Denk aan Sint-Cecilia en Sint-Perpetua (twee Romeinse christelijke martelaressen, red.) die een kopje kleiner gemaakt moesten worden voor het verspreiden van hun meningen en gedachtegoed. Het onthecht-zijn van een evangelist, dat eenzaam en emotioneel vermoeiend is, is ook terug lezen in deze interviews.’

*Achternaam bij de redactie bekend.