Home Samenleving De Nederlandse kraakbeweging is niet dood

De Nederlandse kraakbeweging is niet dood

Foto: Nationaal Archief. Krakers en actievoerders op de opgerichte barricades rondom krakersbolwerk De Eenhoorn (21 februari 1981).
De huizenprijzen rijzen in veel grote steden de pan uit, de woningnood is groot. Daardoor komen ook krakers steeds vaker in beeld. De Kanttekening sprak enkele betrokkenen.

De Nederlandse kraakbeweging is niet dood. Ze leeft. Waren de krakers vroeger nog vooral Nederlandse, bijna kansloze woningzoekers, nu gaat het vooral om uitgeprocedeerde vluchtelingen die zich het basisrecht in dit land niet laten ontzeggen: het recht op een dak boven je hoofd.

Studenten en jongeren van deze tijd zijn minder activistisch ondanks de enorme hoge huurprijzen en kraken ook veel minder. Waar in de jaren tachtig nog duizenden jongeren op de barricaden stonden tegen het slopen van gebouwen, betalen jongeren van nu vaak de hoofdprijs. De prijzen lopen op tot veertienhonderd euro voor vijfenveertig vierkante meter woonruimte in de Randstad. Kraken is ontstaan uit woningnood en is vaak een bezigheid van de kansarmen. Maar de meeste studenten van nu zijn niet echt kansarm.

Toch blijven de huurprijzen flink stijgen en hebben veel studenten maar ook andere jongeren moeite om een betaalbare kamer te vinden. In het Parool stond begin juli nog op de voorpagina dat duizenden Amsterdammers de stad verlaten om in de provincie Noord-Holland goedkoper en groter te wonen. Hiermee drukken ze de lokale woningzoekenden uit de markt. De woningnood beperkt zich dus ook niet meer tot de grote steden. Toch gaan de jongeren niet meer massaal over op kraken. Dat was in Nederland wel eens anders.

Het hoogtepunt van de Nederlandse kraakbeweging lag in de jaren tachtig. Met Amsterdam als krakershoofdstad. Kraken gebeurde al op kleine schaal in de jaren vijftig, maar deze illegale huisbezettingen zoals dat destijds heette bleven onder de radar. De eerste echte bekende kraakacties vonden plaats in 1964 in Amsterdam op een van de oostelijk eilanden, Kattenburg. Kattenburg moest tegen de vlakte voor nieuwbouw, maar de sloop liet jaren op zich wachten. Gemeenteambtenaren maakten de huizen destijds opzettelijk onbewoonbaar. De studenten van het blad Propria Cures namen het de gemeente kwalijk dat de wijk jarenlang had kunnen dienen als huisvesting voor studenten. Ze gingen over tot actie. Dit werd het begin van de kraakbeweging. Sindsdien verkeerde Amsterdam eigenlijk tot 1985 steeds in onrust. De kraakbeweging groeide met de acties van de Provo’s in de jaren zestig, de sloop van een deel de Nieuwmarktbuurt en bereikte uiteindelijk haar hoogtepunt met de inhuldiging van Beatrix op 30 april 1980 en later de spectaculaire ontruiming van de Vondelstraat.

Teun (57), oud-kraker in Amsterdam, kan het zich nog goed herinneren. Hij is nu vrijwilliger bij de kraakbeweging en geeft graag krakers adviezen. ‘Er zijn regels. Online staat er een algemene krakershandleiding die we destijds hebben geschreven. Het is zeer handig om die te volgen.’ Teun deed mee omdat hij als student in de jaren tachtig een woning nodig had. ‘Het was toen denk ik wat makkelijker om te kraken, omdat er gewoon heel veel panden in de stad leeg stonden. In het centrum hebben we wel twintig gebouwen gekraakt. In de Jordaan al zeven. Het kraken in die tijd was ongeëvenaard.’

John (61), kunstenaar uit de VS kwam in 1981 naar Amsterdam. ‘Ik heb me vrijwel meteen bij de kraakbeweging aangesloten. We hadden een mooi pand in het centrum gekraakt en hadden zelfs ons eigen moestuintje. Dat was een heel fijn leven in die tijd. Maar toen de overheid de boel ging opruimen, deden ze de oude krakers toch een goed aanbod. Ze zetten ons bovenaan de lijst van woningzoekenden. Ik heb het aanbod dat ik kreeg aangenomen en ben gaan huren tegen een redelijke prijs.’

Renate (68), gepensioneerd bedrijfsarts en nu woonachtig in Huizen, kraakte in 1971 een woning. ‘Ik zat in een alternatieve scene. Je had een groep die in de gaten hield welke woningen leeg stonden. Wij kraakten uiteindelijk een woning op de Kostverlorenkade in Amsterdam. De eigenaar stuurde er meteen een knokploeg op af. Maar toen ze zagen dat daar een jonge moeder met een kind woonde lieten ze het maar gaan. Er werd afgesproken dat ik honderd gulden per maand zou betalen. Ik heb daar een paar jaar plezierig gewoond.’

Bekende grote krakersbolwerken waren de Grote Keizer en de Grote Wetering. De ontruiming van deze krakersforten ging gepaard met veel geweld en veel arrestaties. Gerrit (71), voormalig journalist uit Huizen, kan zich deze straatgevechten nog goed herinneren. ‘Ik werkte toen bij de krant en maakte gebruik van de telefooncel in de Constantijn Huygensstraat om de richting van de actievoerders te berichten. Ik had de redactie gebeld en vijf minuten later verpulverde een bulldozer van de politie heel die cel. Misschien om de communicatie tussen de actievoerders te voorkomen.’ Gepantserde wagens, shuffles, pelotons ME en traangas maakten destijds deel uit van het straatbeeld.

Oud-kraker Jo (62) is werkzaam in de media, oprichter van Migrant2Migrant (M2M) en communicatieadviseur van de krakende vluchtelingengroep We Are Here. Hij vertelt: ‘In 1980, met de inhuldiging van Beatrix hebben we een dagblad gemaakt met als kop Rellen verstoord door plechtigheden. Schande. De jaren tachtig zaten vol met hoogtepunten. De Vondelstraat was nog mooier, zeker voor de kraakbeweging. De kroningsdag was gewoon totale chaos. Dat was ook wel lachen. De slogan van deze dag was ‘geen woning, geen kroning’.’

De kraakbeweging raakte vanaf toen in heel Nederland in een stroomversnelling. In alle grote steden zoals Haarlem, Utrecht, Den Haag, Den Bosch, Groningen en Nijmegen werd nu gekraakt. Het aantal krakers van 1980 tot 1981 steeg tot twintigduizend. Tegelijkertijd veranderde volgens Geert Mak ook de tendens in de beweging. In de jaren zestig werd vooral gesproken over participatie en was het volgens Mak een beweging vóór jongerenhuisvesting. ‘In de jaren tachtig veranderde dit in een tegenbeweging. Een beweging tegen autoriteiten, de consumptiemaatschappij, onderdrukking, uitbuiting en dwang. Het kraakpand fungeerde in de nieuwe subcultuur als een vaste burcht waarbinnen van harte geëxperimenteerd kon worden met woon-, werk- en leefvormen en die tegelijkertijd als uitvalsbasis fungeerde tegen alle onrecht in de wereld’, aldus Mak.

Door het geweld dat werd gebruikt bij de inhuldiging, ontstond er een tweedeling in de kraakbeweging. Toch was een eenheid eigenlijk al nooit echt te vinden. Eric Duivenvoorden, voormalig kraker en nu socioloog en auteur van het boek Een voet tussen de deur geschiedenis van de kraakbeweging van 1964 tot 1999, beschrijft de kraakbeweging als ‘een samengeraapt zooitje van de meest uiteenlopende types met ieder zijn drijfveren en motieven’.

Jo ziet de kraakbeweging van vroeger toch ook als een heel diverse beweging. ‘Het was een tegenbeweging, maar het was ook een heel constructieve beweging. Ik zie het kraken als het in gebruik nemen van ruimte. Wat er in die ruimte vervolgens gebeurt, gedaan en gemaakt wordt, dat is interessant. Wat er vanuit een gekraakt pand uitgaat naar de stad of naar de wereld dat is ook constructief.’ Maar volgens Jo is er soms natuurlijk ook de onvermijdelijke confrontatie. ‘Als je als krakersgroep bedreigd wordt door knokploegen of de politiek, dan ga je natuurlijk in het verzet. Als je te maken krijgt met ontruimingen, dan zeg je: we blijven hier, we gaan er niet uit. Dat is natuurlijk geen beweging. Dat is zitten blijven. Dat is een beetje het probleem van de kraakbeweging en van We Are Here. Mensen doen alsof het een actiegroep is, een beweging, maar wat ze het liefste doen is stilzitten en zich verstoppen. Om vervolgens een zo een relaxed en goedkoop mogelijk leven te leiden. Ten slotte, dat geldt voor de helft.’ Maar het woord beweging moet je volgens Jo met een korreltje zout nemen. ‘Het is natuurlijk in de beleving van de meeste mensen wel een vorm van inbreken. Dat is nu zelfs tegen de wet. Het is strafbaar om te kraken. Maar ook dat moet je ook met een korreltje zout nemen, want in de praktijk doen we het lekker toch.’

Volgens Jo was het ook een sociale beweging. ‘Heel veel mensen zijn de kraakbeweging ingegaan, de barricades opgegaan om in de steden als ware dorpjes op te bouwen. Veel mensen zijn naar het buitenland gegaan om daar te helpen, bijvoorbeeld naar Joegoslavië toen daar oorlog was. Het was echt een voedingsbodem van innovatief actievoeren. Al die restaurantjes, winkeltjes, projectjes en kunstenaars die daar onderdak hebben gevonden dat is toch een stuk sociaal erfgoed van de stad. En heel die dure hipster-industrie is min of meer een soort diefstal van alternatief Amsterdam. Jo zegt stoer met Amsterdams accent: ‘Er is nog genoeg om tegen te zijn, weet je.’

Teun: ‘Langzamerhand begon de grote uitverkoop van de stad. Zoveel panden werden achter elkaar ontruimd.’ Op het hoogtepunt van de kraakbeweging waren er zevenhonderd gebouwen en woningen gekraakt. In 2010 waren dit er driehonderdvijftig en vandaag de dag zijn dit er nog maar rond de dertig. Teun kwam met een andere oplossing. ‘Ik zette met tien andere mensen een woonvereniging op, genaamd ‘Soweto’ naar de grootste sloppenwijk in Zuid-Afrika. We hadden het oog op een schoolgebouw. We hebben met fundraising een derde van aankoopbedrag kunnen verzamelen. Bij de Nederlandse banken konden we niet terecht. Die snapten zogenaamd niets van ons idee, terwijl Duitse banken al veel ervaring hebben met collectieve projecten. Met dat geleende geld hebben we het gebouw voor een vriendschappelijke prijs van de gemeente kunnen kopen. De gemeente dacht: ‘Hey, wat strak, dat dit soort dingen gebeuren.’

Eind jaren tachtig werd het lastiger om te kraken. Steeds minder gebouwen stonden leeg. En sinds 2010 is het zelfs illegaal verklaard met de komst van de leegstandswet. Volgens Gerrit heeft de kraakbeweging zeker weten wel een positief effect gehad op de samenleving. ‘In die tijd zeker. De krakers zorgden ervoor dat de wijk betaalbaar en divers bleef.’

Hedendaagse kraakbeweging
De krakerspreekuren in de huidige kraakpanden in Amsterdam trekken geen volle zalen meer. Zo is het spreekuur in het kraakpand in de Pretoriusstraat in Amsterdam-Oost nagenoeg leeg. Karel (31) zit achter de bar. Hij kraakt al acht jaar. Hij woont op het Griekse eiland Lesbos, maar is even terug in Nederland. Volgens Karel is het zo rustig omdat het zomer is. ‘Pas tegen de winter beginnen mensen weer met kraken.’ Volgens Karel geven ze ook graag tips aan de beweging ‘We Are Here’. ‘We zijn geen gezamenlijke beweging, maar we steunen ze graag. We willen iedereen helpen die geïnteresseerd is in kraken.’ Aan de bar zit Stefan (26), een Engelse masterstudent die internationale betrekkingen studeert aan de Universiteit van Amsterdam. ‘Ik kwam vijf jaar geleden aan in Nederland en kon geen huis vinden. Via-via kwam ik uit bij de Pretoriusstraat. Ik kraak niet actief, maar ben blij dat ik hier nu een woning heb gevonden en in de stad kan leven.’

Karel sloot zich aan bij de kraakbeweging omdat dit de enige manier voor hem was om bij zijn ouders weg te komen. ‘Daarbij was het een erg enerverend leven. Pas jaren later kwam het politieke bewustzijn erbij. Mijn droom is dat er geen woningmarkt is. Natuurlijk moeten we de maatschappij dan heel anders indelen. Het is dan niet mogelijk dat iedereen in een villa woont. Er moet gedeeld worden. De schoonmakers, de stratenmakers, zij moeten ook in de stad kunnen blijven wonen. In de zuidelijke landen is het veel makkelijker om te kraken, omdat de administratie daar slecht op orde is.’

In Groningen zijn er ook nog enkele kraakpanden over. Jeffrey (27), IT’er uit Groningen, vindt de kraakpanden een aanwinst in de stad. ‘Ik kraak zelf niet, maar we hadden hier een kraakpand waar elke week concertjes of activiteiten werden gegeven. Halve blikken goedkoop bier, daar betaalde je vijftig cent voor en voor Hertog-Jan een euro. Als je dan met een Hertog rondliep werd je bijna met de nek aangekeken. Dat was eigenlijk al luxe.’ Het kraakpand is helaas twee jaar geleden na veel strijd ontruimd.’ Gelukkig zijn er nog wel andere panden zoals La Viola die leuke avonden verschaffen.’

Roos (35) woont anti-kraak in De Pijp voor tweehonderdvijfentwintig euro per maand. ‘Ik wil niet dat ik al mijn geld uitgeef aan de huur. Ik ben in zeven jaar tijd, zeven keer verhuisd. Soms zit het mee en kan je lang in een pand blijven, maar ik moest er ook een keer na zes weken uit. Dat is het nadeel van anti-kraak wonen. Er is nu veel vraag naar anti-kraak door de beweging ‘We Are Here’. Ik ken een anti-kraker waarbij leden van ‘We Are Here ‘gewoon opeens in zijn woonkamer stonden. Dan schrik je wel even van.’

Karel vindt anti-kraak geen goede optie. ‘Mensen doen hiermee niets tegen de woningnood. Er zitten maar een paar mensen in een gigantisch pand. Er zitten verder geen idealen achter. Het is een business. Ik heb niets tegen de mensen die erin zitten, maar de corporaties vind ik wel echt slecht.’

Anne (31), werkzaam in de verzorging in Amsterdam, komt net rond. ‘Ik betaal zeshonderd euro voor mijn kamer van twaalf m2, maar ik deel het kleine appartement maar met een meisje. Het kraken leeft helemaal niet meer onder onze generatie denk ik, omdat de noodzaak niet zo groot is. Ik kan mijn woning wel gewoon betalen en kraken lijkt me heel lastig.’

Nadine (34), jongerenbegeleider in Amsterdam, is net haar huis uitgezet. ‘We moeten binnen een maand verhuizen. Dit terwijl ik een hernia heb en over twee weken geopereerd wordt. We hebben bijna elke dag een bezichtiging. Maar er zitten huizen tussen van vijftig m2 voor veertienhonderd euro. Exclusief. Dat ga ik dus echt niet doen. Er is geen eens ruimte voor een wasmachine. Ik ga niet over tot kraken, omdat ik gesteld ben op mijn privacy.’

Volgende week een vervolg op dit artikel: een interview met Jo, communicatieadviseur van de krakende vluchtelingengroep We Are Here.