Home Samenleving Hoezo, Marokkanenprobleem? ‘Media hebben nog veel te leren over onze gemeenschap’

Hoezo, Marokkanenprobleem? ‘Media hebben nog veel te leren over onze gemeenschap’

Zouhair Saddiki (Beeld: Erasmus Universiteit Rotterdam), Hanane Bittich (Beeld: Hanane Bittich), Abdessamad Bouabid (Beeld: Jeroen Nooter), Ewoud Butter (Beeld: Ewoud Butter)

Het houdt media en politiek al jaren bezig: het beeld van Marokkaanse Nederlanders als probleem in de samenleving. Mocro-maffia, stelende Marokkanen op scooters, rellende jongeren – het zijn negatieve associaties. Maar in hoeverre klopt dit beeld?

Een flauwe grap of racisme? De Volkskrant-cartoon van Jos Collignon, waarop twee Marokkaanse dieven te zien zijn op een scooter die de wereldbeker stelen, maakte veel emoties los bij het publiek. Uiteindelijk besloot die krant de cartoon te verwijderen, omdat die zou bijdragen aan stigmatisering van de Marokkaanse diaspora. Desondanks waren veel lezers juist van mening dat het beeld van criminelen op een scooter past bij het hedendaagse imago van Nederlandse Marokkanen.

Het beeld van de jonge Marokkaan als crimineel. Als hét probleem in de samenleving. Al jaren domineren negatieve kwalificaties. Ooit was dat echter anders. In 2004 zongen Nederlanders opgewekt mee met het liedje ‘Leipe Mocro Flavour’ van Ali B. Mensen associeerden de term mocro toen nog met jongeren- en hiphopcultuur. Maar vandaag de dag denkt men bij dat woord eerder aan liquidaties en criminelen. Dat was nog sterker zo, toen de term ‘mocro-maffia’ in zwang kwam. Een stigmatiserende term, oordeelde Paul Römer van Talpa in 2019.

‘Het beestje bij de naam noemen’

Ook politici maken zich schuldig aan stigmatisering van de Marokkaanse gemeenschap. De bekende ‘minder Marokkanen’-uitspraak van Wilders is hier een notoir voorbeeld van. Maar het probleem van stigmatisering beperkt zich niet alleen tot extreemrechtse politici. Voetbalanalist Johan Derksen beweerde in 2016 in het tv-programma ‘Voetbal Inside’ dat ‘er heel wat clubs naar de kloten zijn gegaan, omdat ze in een wijk liggen met veel Marokkaanse gezinnen’. Hij kreeg bijval van de toenmalige minister van Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Edith Schippers (VVD). Zij meende dat Derksen een ‘reëel probleem’ aankaartte.

‘Die uitspraak van Derksen is een voorbeeld van stigmatisering van Marokkaanse Nederlanders’, vindt Abdessamad Bouabid. Hij is criminoloog en werkt aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam. ‘Derksen zocht de oorzaak en oplossing bij de Marokkaanse gemeenschap. Maar als er bijvoorbeeld Feyenoord-supporters zijn die overlast veroorzaken, begrijpen we ineens dat het onlogisch is om een hele groep te beschuldigen. Dan realiseren we ons wel dat het om individuen gaat.’

‘Politici merkten dat Fortuyn zijn populariteit te danken had aan het koppelen van problemen aan de culturele achtergrond van mensen’

Bouabid schreef een proefschrift over negatieve beeldvorming van Marokkanen in de media. Hij deed onderzoek naar hoe vanaf de jaren negentig Marokkaanse migranten in the picture kwamen: ‘De meerderheid van de mensen in ons land krijgt door de migratie het gevoel dat de eigen waarden en normen verloren gaan. Zij reageren hun bezorgdheid en angst af door migranten als een probleem in de samenleving aan te wijzen.’

Bouabid noemt dit fenomeen ‘Marokkanenpaniek’: ‘Dat uit zich door problemen als overlast en criminaliteit aan de Marokkaanse cultuur te koppelen. Daar komt morele paniek over moslims bij, omdat Marokkanen sinds de aanslagen van 2001 ook als moslim worden gezien.’

Vroeger heerste er volgens Bouabid juist een taboe op discriminatie en stigmatisering. ‘In Nederland hadden we de rassentheorie weggegooid, omdat we ons realiseerden dat mensen te uniek zijn om ze op die manier in te delen. Het koppelen van sociale problemen aan iemands afkomst was daarom ook een taboe. Maar sinds de opkomst van rechtse populisten zoals Pim Fortuyn, de populariteit van Ayaan Hirsi Ali en de moord op Theo van Gogh, is de politieke correctheid verdwenen. Sindsdien is het in de politiek en media de norm geworden om ‘het beestje bij de naam te noemen’, om alles te mogen zeggen. Politici merkten namelijk dat Fortuyn zijn populariteit te danken had aan het koppelen van problemen aan de culturele achtergrond van mensen. Ze namen dit frame over. In de sociologie noemen ze dit fenomeen ‘culturisme’: een probleem wordt niet meer gekoppeld aan afkomst, zoals bij racisme, maar aan cultuur. Bijvoorbeeld door de Marokkaanse opvoeding de schuld te geven. Dit is dus eigenlijk ook racisme, maar dan vermomd in een nieuw jasje.’

Meer binding met Marokko

Dat de beeldvorming van de Nederlands-Marokkaanse gemeenschap eenzijdig is, blijkt volgens Hanane Bittich vooral uit berichtgeving in de media. Zij is voormalig fractievoorzitter van Denk in de Provinciale Staten van Utrecht. ‘Nieuws over die grote enge Marokkaanse gemeenschap is pas nieuws als het een ‘zogenaamd’ probleem aan het licht kan brengen. Dat probleem gaat dan meestal ofwel over de slechte integratie, de ‘probleemjongeren’, een afschuwelijke term, of over de achtergestelde cultuur die vrouwen onderdrukt. Dat zie je altijd goed bij krantenartikelen over bijvoorbeeld een Mohammed die een som geld vindt en teruggeeft aan de eigenaar. De meerderheid van de reacties (op zo’n artikel, red.) bestaat dan uit witte Nederlanders die zeggen: ‘Goh, zo kan het ook’ of  ‘Wat een voorbeeld voor de gemeenschap’. Dit wijst erop dat hij wordt gezien als uitzondering, en dat ze het verfrissend vinden om eens wat anders te lezen.’

‘Daarbij is het constant negatief belichten van een groep sowieso om allerlei redenen problematisch’, vervolgt Bittich. ‘Het kan de groepsidentiteit negatief beïnvloeden, tot een laag zelfbeeld leiden, de verbondenheid die je voelt met Nederland schaden. Toen voorafgaand aan het WK bleek dat een aantal Marokkaans-Nederlandse voetballers voor het Marokkaans team zouden uitkomen, vonden mensen dat zij ‘slecht aangepast’ waren.’ Bittich vindt dat de keuze van voetballers voor Marokko verband houdt met de negatieve toon van het debat in Nederland. ‘Mijn eerste reactie toen ik die Nederlandse reacties zag, was dan ook: ‘Ja, goh. Ga lekker huilen. Wie zich brandt moet op de blaren zitten.’’

‘Toen bleek dat een aantal Marokkaans-Nederlandse voetballers voor Marokko ging uitkomen, vonden mensen dat zij ‘slecht aangepast’ waren’

Het jaar in jaar uit problematiseren van Marokkaanse Nederlanders leidt er volgens haar toe dat mensen van Nederland vervreemden. ‘Er is geen enkele motivatie om je verbonden te voelen aan degene die jou constant van zich af duwt en zegt ‘Jij bent een probleem.’ Iedereen is op zoek naar een plek waar je geaccepteerd kan worden.’

Kritische reflectie

Volgens Zouhair Saddiki, docent aan de Hogeschool in Rotterdam, is het belangrijk om te beseffen dat de media niet één geheel vormen. ‘Ik denk dat journalisten in algemeen een goede afweging maken over wat ze wel en niet willen berichten. Wij leren van media en de media leren van ons.’

Voor Saddiki is het juist belangrijk dat er pluriformiteit is. Dat wil zeggen dat een onderwerp niet vanuit één invalshoek wordt belicht. ‘We hebben dus ook kritische verslaglegging nodig, om problematische zaken te benoemen. En kritisch zijn betekent niet per definitie negatief, want het kan juist tot een belangrijke discussie leiden.’

‘Mensen reageerden emotioneel op Rosanne Hertzbergers column over de verheerlijking van Marokkaans moederschap’

Sommige Marokkaanse Nederlanders reageren als door een wesp gestoken op kritiek, vindt Saddiki. ‘Toen Rosanne Hertzberger in haar NRCcolumn kritische noten kraakte over de verheerlijking van het Marokkaans moederschap, reageerden mensen heel emotioneel en instinctief, terwijl ik denk dat zij juist goede bedoelingen had met haar column.’ Hij vindt het jammer dat er vervolgens weinig aandacht was voor vrouwenemancipatie. ‘Ik vond de column juist genuanceerd. Ik denk dat ze de patriarchale structuren en het machismo ter discussie wilde stellen. Dit zijn zaken die echt wel binnen Marokkaans gemeenschap aan orde zijn. Ik heb in mijn eigen omgeving gezien dat moeders en vrouwen in een positie worden gebracht om niet de keuzes te maken die voor de hand liggen, denk aan school of carrière. De ophef was een gemiste kans om eens kritisch te reflecteren op wat zich in de gemeenschap afspeelt.’

Tegengeluid

Uit onderzoek van het Centraal Cultureel Planbureau blijkt dat Marokkaanse en Turkse Nederlanders de meeste discriminatie en stigmatisering ervaren. Volgens politicoloog Ewoud Butter blijkt uit onderzoek dat de media een belangrijke rol spelen als triggerfactor van discriminatie. Ze reproduceren vaak bepaalde stereotypen.

‘Het is een bekend fenomeen dat media in hun zoektocht naar het ongewone vaak over negatieve zaken berichten en tegenstellingen zoeken en uitvergroten’, legt Butter uit. ‘Hierbij ziet men minderheden, zeker Marokkaanse Nederlanders, als ‘de anderen’ en impliciet of expliciet als een bedreiging.’ Dit leidt volgens hem snel tot het stereotyperen van de hele groep, zonder oog te hebben voor het individu en voor diversiteit.

Nederland heeft daarnaast last van een ‘etnische obsessie’, vindt hij. ‘We benoemen meestal ten onrechte een etnische of religieuze achtergrond van mensen. Maar dat een relschopper of crimineel een opa of oma heeft die in Marokko is geboren, is zelden belangwekkend. Dat is ook niet relevant bij criminelen of relschoppers met alleen Nederlandse grootouders. Het draagt niets bij aan de analyse en oplossing van problemen en leidt alleen maar tot versterking van vooroordelen en discriminatie.’

Als het aan de Rotterdamse onderzoeker Bouabid ligt, moet er meer gebeuren om tot een meer gelijkwaardige situatie te komen: ‘Ik zie nog te vaak dat mensen, ook prominente Marokkaanse Nederlanders, meebewegen met het negatieve discours en ook gaan generaliseren. Ook toen de oud-voetballer Ibrahim Afellay zich tijdens een tv-programma opeens moest verantwoorden voor relschoppers (die na wedstrijden van Marokko op het WK vernielingen aanrichtten, red.), miste ik een tegengeluid. Want wat heeft hij nu te maken met Marokkanen die vuurwerk gooien? Hetzelfde gevoel kreeg ik vroeger op de middelbare school, toen ik moest uitleggen waarom er aanslagen waren gepleegd in Parijs.’

‘We hebben mensen nodig die durven te zeggen dat het niet onze schuld is. Die net als Afellay zeggen dat ze een gebeurtenis afschuwelijk vinden, om daarna een statement te maken door te zeggen dat dit niets te maken heeft met de Marokkaanse cultuur, maar dat overlast een universeel probleem is. Op sociale media zie ik wel steeds meer een tegengeluid als het gaat om racisme. Toch mis ik een grote beweging, vergelijkbaar met Black Lives Matter, van mensen die zich in grote aantallen verzetten tegen de stigmatisering van Marokkaanse Nederlanders en van moslims.’