Omdat de middenpartijen het belang van inhoudelijk politiek conflict hebben verwaarloosd is de Nederlandse politiek inhoudsloos, waardenloos en alternatiefloos geworden. In zijn nieuwste boek zoekt politicoloog Tom van der Meer een uitweg uit deze impasse.
Tom van der Meer (1980) is hoogleraar politicologie aan de Universiteit van Amsterdam. In zijn boek Waardenloze politiek analyseert hij de Nederlandse politiek van de laatste decennia, in het bijzonder de jaren waarin premier Mark Rutte aan het roer stond. Volgens Van der Meer is onze democratie klemgeraakt tussen technocratie en populisme. Hij pleit er daarom voor het politieke debat weer op inhoud te voeren.
U spreekt in uw boek over een lethargische democratie. Wat bedoelt u daar precies mee?
‘Dat is een democratie die niet in staat is om richting te geven, om alternatieven te bieden. Normaal biedt democratie mensen alternatieven aan, zodat burgers de politiek kunnen beïnvloeden. Maar dat is de laatste jaren in de Nederlandse politiek moeilijker geworden. Kiezers dreigen hierdoor naar de flanken te gaan. Maar de flanken bieden geen redelijk alternatief voor de status-quo.
‘Tijdens verkiezingscampagnes komt het inhoudelijke conflict niet tot wasdom. Het gaat over de poppetjes, wie de grootste is geworden en premier gaat worden. Politici spreken zich bovendien liever niet uit met wie ze willen regeren, want dat maakt hun onderhandelingspositie tijdens de coalitiebesprekingen zwakker.
‘Coalities in Nederland gaan vaak over het midden. En bieden vaak ook geen oplossingen over de belangrijke vraagstukken van deze tijd. Het beleid is bovendien technocratisch. Als het gaat over corona, stikstof of het Groninger gas doet de regering alsof het beleid in deze vorm noodzakelijk is, dat er geen alternatieven zijn. Dát is kern van lethargische democratie.’
Maar in coalitieland Nederland moet je als partij toch altijd compromissen sluiten, als je in het regeringsbootje mee wilt varen tenminste?
‘Het compromis zelf is niet het probleem. Dat er in de formatie water bij de wijn moet worden gedaan is evident. En dat je tijdens de campagne de deur openzet voor samenwerking is ook goed. Maar een lethargische democratie lokt een sterke oppositie op de flanken uit.’
Het vertrouwen van burgers in de politiek is nu heel laag. Hoe komt dat?
‘Dat onderzoek ik al 25 jaar lang. Allereerst is er weinig vertrouwen in de politiek als de politiek slecht functioneert. Er was veel vertrouwen in de politiek tijdens de coronacrisis. Maar nu daalt het vertrouwen weer, in reactie op het falen van de overheid. Denk aan de Toeslagenaffaire en het Groninger gasschandaal.
‘Een tweede probleem is vertegenwoordiging. Kiezers moeten zich goed vertegenwoordigd voelen. Het Nederlandse systeem van evenredige vertegenwoordiging op zich is heel goed. Nieuwe partijen kunnen vrij gemakkelijk in de Tweede Kamer belanden. Maar in 2021 gaven partijen niet thuis en waren vooral bezig met navelstaren.’
‘Sowieso valt het gevaar van extreemrechts voor West-Europa wel mee’
In 2020 was het vertrouwen hoog, maar kwam de overheid juist met hele technocratische oplossingen voor de coronacrisis. Vindt u dat niet een beetje vreemd?
‘Dat wat goed is voor het vertrouwen is niet per se goed voor de democratie, en vice versa. De overheid reageerde tijdens de coronacrisis op een externe nationale dreiging. Daar past daadkrachtig, technocratisch beleid bij. Dat werkte: veel mensen plaatsten hun vertrouwen in de autoriteiten. Tegelijkertijd houdt technocratie ook een risico in. Het ontneemt mensen een politieke keuze. Het is slecht voor de representativiteit. De kern van legitimiteit is niet vertrouwen, maar of de overheid wel representatief is.’
Nederland is volgens u in de tang geraakt tussen technocratie en populisme. Hoe zit dat precies?
‘Politiek is ondenkbaar zonder conflict. Er moeten alternatieven zijn. Maar de vraag is: welke conflicten kies je? Ik vind dat je voor inhoudelijke conflicten kiezen moet. Dat is de insteek van democratisch pluralisme. Er zijn twee alternatieven hiervoor. Allereerst technocratie. Dat is inhoudelijk, maar ontkent tegelijkertijd het conflict. Het discours is: als je er niet in meegaat dan snap je het niet. Dan ben je onwetend, onkundig. Daartegenover staat het populisme. Dat is conflict zonder inhoud. Het gaat om het volk tegen de elite.’
Vanuit de kant van de antivaxxers werden de meest krankzinnige dingen over corona beweerd, onder meer over een pedofiele elite die kinderbloed zou drinken en ons zou willen vaccineren om ons zo te controleren. Dat Nederland voor de technocratie koos is toch meer dan logisch?
‘Tijdens de coronacrisis moest de overheid op korte termijn grote, ingrijpende besluiten nemen. De overheid zei toen: ‘Het Outbreak Management Team beslist, niet wij.’ Dat is verkeerd. De politiek moet besluiten. Sterker nog, de politiek heeft ervoor gekozen om te leunen op de adviezen van het OMT, maar framede dit alsof de experts alles besluiten. Dit had de overheid beter moeten communiceren. In Noorwegen en Denemarken maakte de regering expliciet de inhoudelijke afweging, niet de experts. De Nederlandse regering schoof de verantwoordelijkheid af op ongekozen experts.’
De middenpartijen hebben volgens u in belangrijke mate de politieke crisis veroorzaakt waarin zijzelf zijn beland. Hoezo?
‘Als de middenpartijen tijdens de campagne, in hun beleid en in de uitvoering daarvan de inhoudelijke vergezichten klein maken, dan maken deze partijen zichzelf inwisselbaar. Als je het beleid technocratisch maakt kan dat op korte termijn goed zijn, maar op de langere termijn is dit niet de juiste strategie. Je ondergraaft je eigen positie.
‘De macht bij politieke partijen is verschoven naar de partijtoppen in Den Haag. Voor hen is het aantrekkelijk om de technocratische lijn te kiezen, maar voor de partijorganisatie, het partijbureau en het wetenschappelijk bureau niet.’
Ziet u de jaren zeventig als het ideale politieke tijdperk? De tijd van Joop den Uyl, Dries van Agt en Hans Wiegel die elkaar inhoudelijk en met respect bestreden in het debat?
‘Als politicoloog kijk ik vooral naar het buitenland en naar de democratische modellen in die landen. In Frankrijk bijvoorbeeld zijn centrumlinks en -rechts weggevaagd. De flanken zijn sterk – Rassemblement National en La France Imsoumise. De politiek is hierdoor richtingloos. In de Scandinavische landen hebben partijen zich verenigd in blokken: een links blok en een rechts blok. De flanken zijn daar onderdeel van de blokken. Zo biedt de zusterpart van de PVV in Noorwegen regelmatig gedoogsteun aan het rechterblok. Dat kan ook een toekomstbeeld voor Nederland zijn.
‘Maar we kunnen in Nederland ook het oude driestromenlandmodel herintroduceren, dat we vroeger ook hadden. Het politieke midden kan dan kiezen voor links dan wel rechts. Maar dit model is lastiger nu, omdat er veel meer partijen zijn.’
Wat is het beste model?
‘Voor alle modellen geldt: geen een is zaligmakend. In Denemarken is er nu behoefte aan een middencoalitie, om de bestaande impasses te doorbreken. Een beetje zoals de paarse kabinetten dat in Nederland deden, die de euthanasie en het homohuwelijk legaliseerden.’
Paars was ook interessant, omdat VVD-leider Frits Bolkestein geen minister werd maar als fractievoorzitter het kabinetsbeleid kritisch volgde.
‘Dat was een hele goede beslissing. Zo blijft het politieke conflict goed zichtbaar. Gert-Jan Segers deed dit ook, toen hij leider van de ChristenUnie was. Diederik Samsom bleef ook in de Kamer zitten, maar deed het helemaal verkeerd. Hij ging het kabinetsbeleid verdedigen. Mede daarom verloor de PvdA de daaropvolgende verkiezingen desastreus.
‘Regeringen zullen nog steeds inzetten op technocratische elementen. Ruud Lubbers toentertijd met zijn ‘no nonsense’-politiek, de ‘visieloze’ politiek van Mark Rutte. Maar het parlement kan wel kritisch zijn, meer werk maken van zijn volksvertegenwoordigende kant, meer focussen op ideeën.’
U had het over het doorbreken van politieke impasses. Op dit moment is de culturele tegenstelling dominant: populisme versus woke en islam. Hoe doorbreek je dat?
‘Het culturele conflict domineert nu inderdaad de politiek en heeft ook andere conflicten geabsorbeerd, zoals het klimaat. Je geldt nu als ‘links’ als je voor meer klimaatmaatregelen bent. Maar dat hoeft natuurlijk helemaal niet zo te zijn.
‘Tot de jaren tachtig was de economische tegenstelling dominant. Toen was links kritisch over Europa, want kapitalistisch, en was rechts voor. Dankzij de paarse kabinetten verzwakte de economische tegenstelling, omdat PvdA en VVD samenwerkten in beide paarse kabinetten. De tegenstelling tussen confessionele partijen (partijen op religieuze grondslag, red.) en niet-confessionele partijen werd zelfs irrelevant, omdat het CDA ervoor koos om van euthanasie en het homohuwelijk geen halszaak meer te maken. Migratie werd de nieuwe tegenstelling. Frits Bolkestein was daar kritisch over, maar zijn opvolger Hans Dijkstal nam deze kritiek niet over. Dit zorgde voor een vacuüm, dat door Pim Fortuyn en vervolgens door Geert Wilders en anderen werd gevuld.’
U schrijft dat we in Nederland niet bang hoeven te zijn voor Hongaarse toestanden, ook niet als Geert Wilders de macht grijpt. Waarom niet?
‘Een democratie heeft een hele reeks verdedigingslinies. Maar de Nederlandse democratie is extra weerbaar. Want onze allereerste verdedigingslinie is namelijk ons kiesstelsel. Hierdoor kan één partij nooit de meerderheid krijgen. De kans is heel klein hier dat een partij in haar eentje de macht grijpt. Kijk naar landen waar het mis is gegaan. In Turkije kwam de AKP van president Recep Tayyip Erdogan aan de macht met ongeveer eenderde van de stemmen. Maar de partij regeert nu meer dan twintig jaar het land. Of neem Hongarije, waar Fidesz van premier Viktor Orban zo’n veertig procent van de stemmen heeft, maar wel een absolute meerderheid in het parlement. In een districtenstelsel wint de partij die de meeste stemmen krijgt niet noodzakelijkerwijs de verkiezingen. Kijk naar de Verenigde Staten waar Donald Trump in 2016 de presidentsverkiezingen won, terwijl Hillary Clinton meer stemmen had gekregen.
‘Critici spreken van activistische rechters, maar rechters toetsen gewoon beleid aan wetten’
‘Het gevaar bestaat dat als een partij de absolute meerderheid in het parlement heeft deze partij de middelen heeft om het systeem te veranderen. De partij wordt hierdoor ook geprikkeld: je bent in de meerderheid nu, maar je kunt die meerderheid ook zomaar weer kwijtraken.’
Een PVV-dictatuur lijkt dus nog ver weg, gelukkig, maar hoe problematisch is het dat ongeveer een derde van het Nederlandse electoraat op een politicus wil stemmen die moslims hun burgerrechten wil ontzeggen? Want Wilders heeft zijn ideeën niet verloochend, maar slechts in de ijskast gezet.
‘De aanwezigheid van dit soort partijen in het parlement zet de democratie inderdaad onder druk. Ze vormen een risico. De grote vraag is: wat als deze partijen gaan regeren? Een radicaalrechtse partij neemt dan tijdelijk afstand van de meest radicale standpunten, maar pakt die weer op als de partij in oppositie gaat. Dat zie je bijvoorbeeld in Italië, waar Giorgia Meloni van Fratelli d’Italia het EU-beleid tegen Rusland ondersteunt. Sowieso valt het gevaar van extreemrechts voor West-Europa wel mee. Populistische partijen doen altijd mee aan coalitieregeringen. Die temmen deze partijen. Daarnaast kent West-Europa een lange en sterke democratische traditie en weerbare instituties. In Oost-Europa is dat veel minder het geval.’
Over bepaalde onderwerpen heeft Den Haag trouwens ook gewoon geen macht. Dat hebben Europa en de rechter, die zich vaak beroept op internationale verdragen. In hoeverre is dat problematisch voor de democratie?
‘Vanuit Den Haag is er veel macht weggeschoven. Naar Europa. Naar bedrijven als gevolg van de privatisering. Naar de regio. Den Haag kijkt te vaak naar geld en bestuurbaarheid, niet naar democratische inbedding. Dat is niet goed.
‘Of internationale verdragen de democratie bedreigen dan wel tegenwerken? Dat hangt per situatie af. Nederland houdt zich sinds de jaren dertig van de vorige eeuw, dus voordat er een Europese Unie was, al aan internationale afspraken. En ook landen buiten de EU moeten zich aan afspraken met de EU houden. De EU heeft veel invloed, ook als je geen EU-lid meer bent.’
Maar de EU is helemaal niet zo democratisch. Het Europees Parlement heeft over veel onderwerpen niets te zeggen.
‘Dat valt wel mee. Waar de EU veel macht heeft, daar is het Europees Parlement sterker. En waar de lidstaten sterk zijn, daar controleren de nationale parlementen. De grote besluiten in Europa worden niet door Brussel genomen, maar door de premiers en presidenten. En zij hebben een veto. De nationale parlementen hebben invloed daarop.
Voormalig VVD-Kamerlid Han ten Broeke hekelde onlangs de ‘lawfare’ van Amnesty International en andere ngo’s, die de Nederlandse staat hebben aangeklaagd voor de Turkijedeal. Eerder had je het Urgenda-arrest en de aanklacht tegen de wapenleveranties aan Israël. Is deze linkse ‘lawfare’ bedreigend voor de democratie? Of juist heel goed?
‘Niet alleen linkse organisaties proberen via lobbywerk hun zin te krijgen, rechts doet dat ook. Bedrijven lobbyen eveneens om wetten te veranderen of af te zwakken. Belangrijk is dat de overheid de eigen wetten naleeft. Als de overheid zich aan bepaalde internationale wetten committeert dan kan de rechter zich hierover uitspreken. Daarnaast zegt de rechter niet dat Den Haag bepaalde wetten niet mag maken. De rechter wil dat de overheid bepaalde wetten gewoon uitvoert. Wetswijzigingen blijven gewoon mogelijk.’
‘Ik geloof ook niet dat een nieuwe generatie politici voor echte vernieuwing kan zorgen’
‘Dat sommige politici en burgers de schuld bij de rechter neerleggen vind ik een zorgelijke ontwikkeling. Critici spreken van activistische rechters, maar rechters toetsen gewoon beleid aan wetten die door de Tweede Kamer zijn gemaakt.’
Ten slotte: hoe komen we uit de crisis en vitaliseren we de Nederlandse democratie weer? Met een gekozen minister-president? Een districtenstel? Iets anders?
‘Er zijn geen gemakkelijke institutionele knoppen om in te drukken. En ik geloof ook niet dat een nieuwe generatie politici voor echte vernieuwing kan zorgen. Veel politieke vernieuwingen zullen geen verbeteringen zijn. Een gekozen minister-president, waar D66 vroeger voor pleitte, kan niet in ons systeem. We hebben een parlementair stelsel, geen presidentieel systeem. Een gekozen minister-president heeft een eigen kiezersmandaat, maar kan weinig beginnen omdat hij geen president is die qua bevoegdheden echt boven de partijen kan staan. Daarom is de strijd om wie zogenaamd de minister-president gaat leveren ook onzinnig. We kiezen niet de minister-president. En te doen alsof het daar wel om te doen is neemt ook de lucht weg voor inhoudelijke politieke conflicten.
‘Ook een districtenstelsel is geen oplossing. In het Verenigd Koninkrijk is een districtenstelsel, maar de mensen daar worden slechter democratisch vertegenwoordigd dan wij hier in Nederland. Wat we misschien wel kunnen overnemen is het Deense model. Geen nieuw kiesstelsel, maar dat de politiek zich verdeeld in een links en een rechts blok.
‘Wat wel werkt is een verandering van de politieke cultuur. Maar die verander je niet zo gauw. Het zou wel goed zijn als partijen het inhoudelijke politieke conflict met elkaar aangaan.’