Home Samenleving Roma en Sinti, de vergeten inwoners van Nederland

Roma en Sinti, de vergeten inwoners van Nederland

Anna Damen in haar caravan (Foto's: Ula Idzikowska)

Integratie van de Roma en Sinti-zigeuners verloopt al jaren moeizaam. Hoe komt dat? ‘Eerst moet je in die groep geloven en dan volhouden. Met tijdelijke projecten ga je geen echte vooruitgang boeken’, stelt Astrid van den Hurk van de Landelijke Ondersteuning voor Onderwijs aan Woonwagen-, Roma- en Sintikinderen.

Je komt bij haar niet zomaar in de woonkamer. Die is heilig. En brandschoon. Porseleinen beelden pronken achter een glazen kast. Met haar lange, blinkende gelnagel wijst ze naar alle familiefoto’s, porseleinen kopjes en andere belangrijke souvenirs, zoals de kaars van de eerste communie van de jongste in de familie. Ze tikt trots tegen het glas.

‘Alleen ik mag die kast schoonmaken. Als er iemand anders aan komt, dan breek ik zijn vingers!’ Anna Damen (40) lacht, maar ze meent het. Ze houdt iedereen in de familie kort. In haar Tilburgse huis, waar ze al 22 jaar woont, waakt ze erover dat de regels van de Sinti- en reizigersgemeenschap worden nageleefd.

Haar man Pedro Damen is Sinti, zij zegt ‘van de reis’ te zijn. Roma- en Sinti-zigeuners en reizigers behoren tot de vergeten inwoners van Nederland, schreef Sunita Biharie, fractievoorzitter van de SP in Apeldoorn, eind vorig jaar in een stuk op de opiniewebsite Joop. ‘Als er een keer iets in het nieuws komt, dan is het meestal negatief’, vertelt Damen. Maar hoe komt dat? ‘Wietkwekerijen, steekpartijen. Zulke incidenten halen de krantenknoppen en dan is de hele gemeenschap ineens de dupe. Van dat beeld kom je dan moeilijk af.’

‘Georganiseerde en ondermijnende drugscriminaliteit’ was ook de reden voor de burgemeesters van Tilburg, Eindhoven en Maastricht om voorlopig geen extra standplaatsen voor de woonwagenbewoners toe te staan. Dit besluit staat haaks op de oproep van de minister Kajsa Ollongren (D66) van Binnenlandse Zaken vorig jaar zomer om meer ruimte te bieden voor woonwagenkampen. Het inperken van de standplaatsen, onder meer door het toepassen van het ‘uitsterfbeleid’- de standplaats niet doorgeven aan de jongere generatie bij het overlijden – is in strijd met de Grondwet. Dit liet de minister, geadviseerd door het College van de Rechten van de Mens, ook aan de gemeenten weten.

‘Mijn echte huis is niet van baksteen maar van hout en staat op wielen’

Damen voert anderhalf jaar strijd met de burgemeester van Tilburg om een plek toegewezen te krijgen. Haar camper staat paraat voor de deur. ‘Het is een teken van protest.’ Damen verliet het woonwagenkamp in Bergen op Zoom toen ze zes jaar oud was. ‘Ik had niets te zeggen. Mijn ouders gingen scheiden en ik moest bij mijn vader in een burgerwoning gaan wonen. Maar ik keerde vaak terug naar het kamp, om mijn opoe (oma, red.) te zien.’

Hoewel ze 34 jaar niet meer in een woonwagen woont, wil ze niets liever dan terugkeren naar het kamp. ‘Mijn echte huis is niet van baksteen maar van hout en staat op wielen.’ ‘Hier’, ze wijst naar de vloer en het plafond, ‘voel ik me opgesloten, niet vrij’.

Haar dochter, Djeana (20), knikt bevestigend. Zij groeide op in Tilburg, speelde op straat met haar neven, maar ze zou gerust naar een woonwagen kunnen verhuizen. Ook Dames’ jongste dochter, Noëlla (10), slaapt veel beter in een caravan. ‘In dit huis wordt ze elke nacht vier keer wakker’, zegt Pedro Damen.

De Rode Ann en De Rode – de bijnamen van het echtpaar Damen op de woonwagenkamp – zijn er zeker van dat hun dochters Djeana, Johanna en Noëlla in de toekomst in een woonwagen zullen gaan wonen. Damen: ‘Ik denk dat de volgende generaties het gemakkelijker zullen krijgen dan wij en onze voorouders, die hun plek in de maatschappij moesten bevechten.’ Damen gelooft dat het straks gemakkelijker wordt om een standplaats te krijgen. ‘Het uitsterfbeleid is pas sinds vorig jaar afgeschaft. Het neemt wat tijd in beslag voor het beleid echt de knop gaat omdraaien.’

Voorlopig heeft Damen haar huis ingericht zoals ze een woonwagen zou inrichten. In de woonkamer tovert ze een houten replica van een traditionele wagen naar voren. ‘Kijk hier naar buiten, je hebt er een gang, zoals bij ons. Het is die plek waar we sigaretten zitten te roken. Hier is de woonkamer met de tafel en de kast met alle waardevolle spullen, net als in mijn living. Als we vertrekken doen we een touw rond de klinken, zodat er niets uitvalt tijdens de reis. En dan zijn we weg.’ Maar vertrekken kan ze nog niet. Damen zit sowieso, wanneer ze maar kan, op een kamp bij haar talrijke familie.

Moeilijke klanten

Volgens het in juni uitgebrachte rapport over racisme in Nederland van de European Commission against Racism and Intolerance (ECRI) wonen er ongeveer veertigduizend Roma in Nederland. Met het begrip ‘Roma’ worden in het rapport niet alleen Roma bedoeld, maar ook Sinti, Kale, Ashkali, ‘Egyptenaren’, Manush en aanverwante bevolkingsgroepen in Europa, evenals reizigers. Er zijn slechts heel beperkte kwantitatieve gegevens over de maatschappelijke en economische situatie van deze groepen ‘Roma’. Volgens het rapport Aanpak multi-problematiek bij gezinnen met een Roma-achtergrond (2013) van de Politieacademie wonen er in Nederland zo’n drieduizend Sinti. En zij wonen hier al eeuwen. Het rapport vertelt niet hoeveel Roma er nu in Nederland wonen, wel dat ze vanaf 1900 in verschillende golven naar ons land emigreerden.

Volgens critici zou de gesloten cultuur van de Sinti en de Roma de integratie in de weg staan. In 2013 stelde de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid dat er een grote kloof bestaat tussen de leefwerelden en opvattingen van de Sinti en Roma en die van de rest van de Nederlandse samenleving.

‘Sommige gemeentelijke ambtenaren beschouwen de Sinti en Roma als moeilijke klanten’, zegt Peter Jorna, consultant sociale inclusie bij Roma- en Sinti-issues. ‘Ze zijn eigenzinnig en ongevoelig voor gezagsverhoudingen, zo is de indruk.’ Dit bemoeilijkt integratie op de werkvloer. Ook iets wat voor de meeste Nederlanders volstrekt normaal is, op tijd op afspraken komen, is iets wat in de cultuur van de Sinti en de Roma niet vanzelfsprekend is.

Het begint al op school. ‘Kinderen die regelmatig te laat komen missen uiteindelijk veel lessen’, stelt Astrid van den Hurk van de Landelijke Ondersteuning voor Onderwijs aan Woonwagen-, Roma- en Sintikinderen (OWRS). Dat resulteert in een onderwijsachterstand, die werkloosheid en armoede tot gevolg heeft, aldus het ECRI-rapport van juni 2019.

Een hoog schoolverzuim onder Sinti- en Roma kinderen is een bekend fenomeen. In de jaren 2011-2016 hebben de ministeries van Justitie en Sociale Zaken proefprojecten opgezet, met als doel de Sinti en Roma meer naar school te krijgen. Jorna: ‘De situatie binnen het basisonderwijs is hierdoor ook wat verbeterd. De ministeries vonden de resultaten toen kennelijk voldoende. De verantwoordelijkheid om het schoolverzuim verder te monitoren en aan te pakken is vervolgens overgedragen aan de gemeenten. Er is dus geen centrale aansturing meer, ook geen structurele aanpak, terwijl het onderwijs permanente aandacht vereist.’

Van den Hurk van OWRS vindt het jammer dat veel projecten om de situatie van Sinti en Roma te verbeteren maar tijdelijk van aard zijn. ‘Je bouwt expertise op die vervolgens wordt afgebouwd en versnipperd bij de verschillende afdelingen binnen de gemeenten. Dat is een slechte zaak, omdat kleine groepen speciale aandacht verdienen.’ Ze ziet dat de gemeentes soms te weinig geduld hebben: ‘De conclusie die getrokken wordt is al snel: ze willen niet, dus we blijven er geen energie in steken. Maar uit de projecten met intermediairs (onderwijsconsulenten, red.) bleek dat kinderen en ouders veel gemotiveerder zijn als ze bij iemand terechtkunnen die ze vertrouwen.’

‘Een meer expliciet programma voor de integratie van Roma zou een goede stap zijn’

Stageplekken en teleurstelling

Ook al behalen Roma een diploma, het is nog steeds moeilijk om werk te vinden. Zelfs een stageplek is lastig. Jorna merkt dat sommige Roma-jongeren afgewezen worden vanwege hun achternaam. ‘Dan is het ook niet zo raar dat ze teleurgesteld raken en het nut van het onderwijs niet meer inzien.’ Vinden ze een werkplek, dan kunnen ze hun draai soms moeilijker vinden, omdat ze de nodige sociale vaardigheden missen.

Een ander probleem is dat veel Sinti- en Roma-jongeren niet gesteund worden door het thuisfront. Van den Hurk: ‘Grootouders en ouders hadden soms onprettige ervaringen, die geschiedenis geven ze door.’ Daarnaast wordt, zo vertelt Jorna, het vak vaak nog steeds van vader op zoon wordt overgedragen en worden meisjes vooral voorbereid op het gezinsleven.

Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport stelt middelen ter beschikking om projecten ter verbetering van participatie en emancipatie van Roma en Sinti te financieren. Hierbij hoort ook het stimuleren van onderwijs, waaronder een studiebeurs en het tegengaan van discriminatie en vooroordelen. Jorna ziet dit als een positieve ontwikkeling. Wel vindt hij het problematisch dat evenementen over respect voor cultuur en identiteit populairder zijn dan evenementen om discriminatie en onderwijsachterstand aan te pakken. Bovendien zijn het steeds dezelfde organisaties die subsidies proberen binnen te hengelen en zijn veel projecten maar tijdelijk.

Wat helpt wel? Jorna: ‘Een meer expliciet programma voor de integratie van Roma zou een goede stap zijn. Ook het inzetten van mediators kan werken. Dat blijkt al in het onderwijs.’ Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Wouter Koolmees (D66) is van plan om samen met een aantal gemeenten een pilot op te starten met Roma-mediators. De proefprojecten zullen zich richten op deelname van jonge Sinti en Roma aan opleidingen en op stage- en arbeidsbemiddeling.