Precies drie maanden na de verwoestende aardbeving in Turkije en Syrië herdenkt de gemeente Amsterdam in de Zuiderkerk de meer dan vijftigduizend dodelijke slachtoffers. De Kanttekening is aanwezig, samen met cultureel programmamaker Fatma Bulaz en columnist Hizir Cengiz.
Wat brengt de Hagenezen naar Amsterdam? ‘Ik vind het mooi dat deze herdenking in Amsterdam wordt georganiseerd’, zegt Cengiz in de tram op weg naar de herdenking. ‘Ik mis dit wel een beetje in Den Haag. Er waren een paar benefietconcertjes bij ons direct na de aardbeving, maar het is belangrijk dat de aandacht blijft.’
Bulaz maakt zich vooral zorgen of de herdenking een niet al ‘te Turkse en linkse signatuur’ heeft. ‘Dat zag je ook na de aardbeving. De meeste aandacht ging naar Turkije. Syrië bleef bijna helemaal uit beeld En je ziet bij zulke bijeenkomsten steeds dezelfde gezichten opduiken, vooral Turkse boomers.
Bij aankomst mag niemand nog naar binnen. Mustafa Ayranci, een van de initiatiefnemer van de Turks-Koerdische arbeidersvereniging (HTIB) verwelkomt iedereen voor de deur en is bezig met de laatste puntjes op de i.
Binnen zijn er koekjes, koffie en smaakwater. Families zijn in groepjes gekomen en houden stoeltjes bezet voor ‘Turken die altijd te laat komen’, is hier en daar te horen.
De Armeens-Nederlandse Harout Simonian van de Federatie Armeense Organisaties Nederland (FAON) is wel op tijd. ‘Het is mooi dat dit plaatsvindt in Amsterdam, maar wel jammer dat er geen Armeense spreker is. Er is nog te weinig bewustzijn over de diversiteit van de gemeenschappen uit Turkije. We komen allemaal uit dezelfde regio en deze ramp heeft ons allemaal geraakt.’
Ondertussen legt de Nederlandse politie een krans, vooraan bij de spreekstoel. De schrijfster Meltem Halaceli en de in Amsterdam bekende patatbakker Abi zijn onder de aanwezigen. Naast onder meer stadsdeelvoorzitter Emre Ünver (Amsterdam Nieuw-West) en voormalig Kamerlid Yasemin Cegerek (PvdA).
‘Er zijn niet veel Syriërs’, constateert een Koerdische aanwezige die liever anoniem blijft. ‘Turkije blijft niet alleen in de regio dominant, maar ook hier.’
Dan begint de plechtigheid, onder leiding van Gülden Ilmaz, oud-nieuwslezeres van de stadszender AT5. ‘Drie maanden na de catastrofe, worden er nog steeds lichamen onder het puin vandaan gehaald. Het blijft belangrijk om de nabestaanden te steunen’, zegt ze in de betoverende akoestiek van het kerkgebouw en vraagt iedereen om een minuut stil te staan.
Daarna krijgt burgemeester Femke Halsema het woord, ‘een van de vele betrokken Amsterdammers’, aldus Ilmaz. Halsema begint haar toespraak met een citaat van de Turkse schrijver Orhan Pamuk. ‘Het voelt ongemakkelijk om hier comfortabel te zitten praten over de aardbeving.’ Dat voelt zij nu ook. Maar ondanks die ‘worsteling’, wil ze toch gevoelens van ‘onrust’ en ‘machteloosheid’ adresseren.
‘Ook bij omstandigheden van weerzinwekkende ellende is het de aard van de mens om de draad weer op te pakken en hoop te putten’, aldus Halsema. Ze noemt het voorbeeld van het meisje van 17 dat na 248 uur uit het puin werd gered. ‘Het is niet te bevatten hoe zij al die tijd de wanhoop de baas wist te blijven.’ Volgens de burgemeester mag de aandacht voor de duizenden die om hulp verlegen zitten ‘nu en ook jaren later niet verslappen’.
Nadat Halsema is uitgesproken, spelen Selim Dogru en Detmar Leertouwer op de piano en cello onheilspellend klinkende muziek. Het nummer is gemaakt na de aardbeving van 1999, volgens Dogru om ‘de pijn tot uitdrukking te brengen’.
Vervolgens neemt Hakki Keskin namens de Amsterdamse initiatiefgroep het woord. Hij betuigt ‘dankbaarheid’ voor de Nederlandse hulp en wil daarnaast dat de ‘sancties tegen Syrië opgeschort worden’, omdat hulpverleners volgens hem door die sancties dat land niet in kunnen.
Na Keskin is er weer muziek. Nu van vader en dochter Abdelqader en Jawa Manla, allebei uit Syrië. ‘Hoewel het moeilijk is om op het podium te staan na zo’n grote catastrofe, kan muziek uiting geven aan gevoelens die we niet onder woorden kunnen brengen’, zegt Jawa Manla vooraf. Ze spelen samen het nummer over ‘verlangen naar liefde en het verdriet van gedag zeggen tegen iemand die is heengegaan’.
De bijeenkomst bereikt een hoogtepunt na de bescheiden en onwennige presentatie van Hennie van Selst van de Stichting Signi, die een week lang met zoekhonden en warmtecamera’s een belangrijke bijdrage heeft geleverd bij de reddingsoperaties in Turkije. ‘Als je je dierbare niet kunt vinden, blijf je zoeken’, vertelt Van Selst. ‘Het was zwaar om te werken onder menselijke geuren [van de dood] en warme en koude omstandigheden. Het was een race tegen de klok en na een week waren we helemaal kapot.’
De woorden en beelden van de witte vrijwilligers maakten diepe indruk op de overwegend Turkse zaal. Ze kregen dan ook minutenlang, onder vele weggepinkte traantjes, een staande ovatie.
‘Ik heb niet eens tien procent van mijn gevoelens kunnen uiten’, vertelt Taner Can geëmotioneerd in zijn verhaal voor het publiek. Hij verloor zijn oom en tante in Hatay en is kritisch over de gebrekkige hulpverlening door de Turkse overheid.
Aan het eind mag ook de Turkse consul Mahmut Burak Ersoy spreken. Ook hij dankt de Nederlanders en meldt dat ook de Turkse president Erdogan erkentelijk is voor alle Nederlandse hulp. Hij zegt echter niets over de kritiek die Can even daarvoor heeft geuit.