Home Samenleving ‘WOII eindigde voor Nederland niet in 1945, maar vijf jaar later’

‘WOII eindigde voor Nederland niet in 1945, maar vijf jaar later’

Links: een oproep uit de tweede helft van de jaren '40 (Foto: Koninklijke Bibliotheek). Rechts: een Indonesische arrestant wordt afgevoerd, geboeid met de zogeheten Atjeh-knoop (Foto: Nationaal Archief / publiek domein)

Op 5 mei viert Nederland de bevrijding van de Duitse bezetting in 1945. Dit markeert het einde van de Tweede Wereldoorlog in Nederland. Maar in Indonesië was de oorlog in 1945 nog lang niet afgelopen. Nederland voerde daar tot de soevereiniteitsoverdracht van 27 december 1949 een bloedige koloniale oorlog.

‘De Tweede Wereldoorlog eindigde voor Nederland niet in 1945, maar vijf jaar later’, stelt Peter Romijn. Hij is Hoofd Onderzoek bij het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) en hoogleraar twintigste-eeuwse geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam. De historicus pleit voor een inclusieve geschiedschrijving, waarbij ook ruimte wordt gemaakt voor de herdenking van Indonesische slachtoffers.

Het is twee maanden geleden dat Koning Willem Alexander op staatsbezoek in Indonesië zijn excuses aanbood voor de oorlogsmisdrijven die Nederland tussen 1945 en 1950 pleegde. Door het Nederlandse geweld zijn aan Indonesische zijde tenminste 100.000 doden gevallen. Maar volgens onderzoekers zijn er veel meer doden gevallen.

‘Ik vind het een stap vooruit dat de koning, als hoogste vertegenwoordiger van de Nederlandse staat, zijn excuses heeft aangeboden aan Indonesië’, zegt Peter Romijn.

Als hoofd onderzoek bij het NIOD draagt hij bij aan het onderzoeksprogramma ‘Onafhankelijkheid, dekolonisatie, geweld en oorlog in Indonesië, 1945-1950’. Ook het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde en het Nederlands Instituut voor Militaire Historie zijn betrokken bij de uitvoering van dit vier jaar durende onderzoek.

De historicus schrijft binnen het onderzoeksprogramma een boek over de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog in de politieke en bestuurlijke sfeer. Daarin richt hij zich op de werking van de informatieketens waarin werd gerapporteerd over het geweld, van de Indonesische sawa’s – rijstvelden – tot het hoogste politieke en bestuurlijke niveau.

Volgens Romijn had de spijtbetuiging van de koning beter geformuleerd kunnen worden. ‘Hij had eigenlijk moeten zeggen dat de Nederlandse staat en politiek er niet in zijn geslaagd om te voorkomen dat systematisch oorlogsmisdrijven en grensoverschrijdend geweld werd gepleegd.’ Eerder bood de Nederlandse staat wel haar excuses aan voor specifieke zaken, zoals de moord op 431 Indonesische mannen op Rawagede in 1947.

Dolkstootlegende

Ook Lara Nuberg, schrijver, spreker en onderzoeker koloniale geschiedenis en identiteit, vindt de spijtbetuiging van de koning terecht. Zij had een Indo-Europese grootmoeder die zich verwant voelde met het Nederlandse gezag. Zelf is zij kritisch over de koloniale geschiedenis van Nederland in Indonesië, waarin racisme en mensenrechtenschendingen systematisch plaatsvonden. Hier wordt nauwelijks over gesproken, aldus Nuberg.

Zij vindt dat de excuses van de koning een begin moet maken aan een gesprek over de misstanden in het koloniale verleden van Nederland in Indonesië, en niet slechts over de laatste vijf jaar van deze geschiedenis. ‘De discussie die volgde op de spijtbetuiging van de koning, ging over of een juiste volgorde was gehanteerd in het maken van de excuses. Het ging ook over waarom de excuses wel of niet verkeerd zouden zijn.’

Nuberg wijst op uitspraken van de Federatie Indische Nederlanders (FIN). De organisatie, die zich profileert als vertegenwoordiger van de Nederlands-Indische gemeenschap, zag de excuses als ‘een dolksteek’ in de rug van hun voorouders. Zij vochten tijdens de koloniale periode in het Nederlandse leger tegen Indonesiërs.

Daarnaast stelt FIN dat de excuses voorbarig waren, omdat de resultaten van het vier jaar durende onderzoeksprogramma nog niet bekend zijn. Pas na de publicatie van de onderzoeksresultaten in 2021 moet er worden gekeken naar eventuele excuses aan Indonesië, aldus FIN.

‘Of de excuses van de koning voldoende was, daar ging de discussie niet over. Dat vond ik teleurstellend’, gaat Nuberg verder. ‘Er werd in media veel aandacht besteed aan de reactie van FIN en hun verontwaardiging, omdat zij de Nederlands-Indische gemeenschap claimen te vertegenwoordigen en daarbij populistisch taalgebruik niet schuwen. Ik snap dit sentiment onder sommige Indische Nederlanders wel – veel mannen hebben natuurlijk voor het KNIL gevochten en zijn daarna door Nederland niet bepaald eervol behandeld.’

Toch gelooft Nuberg niet in hiërarchie in excuses. Volgens haar zijn Indische Nederlanders voor een deel óók Indonesisch. De excuses van de koning zijn een stukje erkenning van al die misstanden die Nederland in het land van haar voorouders heeft begaan, zegt zij. ‘Van deze misstanden zijn verschillende groepen mensen op verschillende manieren slachtoffer geworden. Praten over een ‘dolksteek’, vind ik daarom belachelijk.’

‘Het is een stap vooruit dat de koning zijn excuses heeft aangeboden’

De Indische gemeenschap is zo divers dat het moeilijk is om gezamenlijk tot één standpunt te komen, vertelt Nuberg. ‘De FIN verdedigt één standpunt, maar niet hét standpunt van de Indische gemeenschap in Nederland. Door de naam lijkt het misschien of ze spreken namens een heleboel mensen, maar in de praktijk is dit echt niet het geval. Ik ken veel Indische mensen die blij zijn met de excuses van de koning en het zien als een stap in de goede richting.’

Of er ook ooit excuses moet komen naar Indische Nederlanders? Natuurlijk, vindt Nuberg. ‘Nederland had alle mensen uit de voormalige kolonie – Indo’s, Molukkers, Papoea’s, Peranakan Chinezen, enzovoort – die trouw waren aan de Nederlandse vlag, nooit de oorlog in moeten sturen. Hetzelfde geldt overigens voor de mannen die vanuit Nederland naar Indonesië werden gestuurd.’

Een lange Tweede Wereldoorlog

De spijtbetuiging aan Indonesië laat in elk geval zien dat Nederland bereid is om verantwoordelijkheid te nemen voor fouten die in het verleden gemaakt zijn, aldus historicus Romijn. ‘Bij het maken van excuses gaat het om het nemen van verantwoordelijkheid, dus de vraag is nu: voor welke feiten en ontsporingen neemt Nederland zijn verantwoordelijkheid? Ik denk dat het vierjarige onderzoek een rol kan spelen bij het beantwoorden van deze vraag.’

De onderzoeker publiceerde onlangs het boek De lange Tweede Wereldoorlog, waarin hij stelt dat de Tweede Wereldoorlog voor Nederland niet met de bevrijding van de Duitse bezetting in 1945 eindigde, maar vijf jaar later. In dit boek schrijft hij over de continuïteit tussen de Tweede Wereldoorlog en de Nederlands-Indonesische oorlog.

Mede dankzij zijn familiegeschiedenis is de historicus tot deze conclusie gekomen. Romijns vader, die zich in 1945 met zijn moeder verloofde, werd als militair dienstplichtige naar Nederlands-Indië gestuurd om daar ‘de orde te herstellen’ tijdens de zogenoemde ‘politionele acties’. Zo werden ook 150.000 andere Nederlandse mannen als vrijwilliger, beroepsmilitair of dienstplichtige naar Indonesië gestuurd. Het thuisfront wachtte in spanning af. Vanaf 1945 stonden er in de kranten steeds meer overlijdensberichten van Nederlandse militairen.

‘Ik heb het idee dat in Nederland wordt gekeken naar de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog alsof het een ongelukkig vervolg of bijeffect was van de Tweede Wereldoorlog’, zegt hij. ‘Maar uiteindelijk is Nederland wel tien jaar lang op wereldschaal in oorlog gebleven. We zouden zelfs kunnen stellen dat de eerste vijf jaar, 1940-1945, een redelijk passieve oorlog was, omdat we bezet werden door de Duitsers. In de tweede helft van de jaren veertig was het meer een actieve oorlog, omdat Nederland toen zelf oorlog voerde, en een groot leger op de been bracht om in Indonesië het Nederlandse gezag te herstellen.’

Het herstel van het Nederlandse gezag in Indonesië was volgens Romijn om de belangen van het Rijk te dienen. ‘Het land lag na de Duitse bezetting in puin, en dat kon alleen hersteld worden met onder andere koloniale inkomsten. Als we die niet zouden krijgen, zou het economisch herstel en de wederopbouw van Nederland problematisch zijn.’

Nederland hield onvoldoende rekening met het feit dat de wereld veranderd was, aldus Romijn. ‘Duitsland probeerde Nederland onder de duim te houden, maar met de bevrijding van de Duitse bezetters kwam een nieuwe wereldorde. Niet alleen Nederlanders wilden strijden tegen onderdrukking, maar ook Indonesiërs, en alle andere in koloniën onderdrukte volkeren.’

‘Uiteindelijk is Nederland tien jaar lang op wereldschaal in oorlog gebleven’

Met zijn boek hoopt Romijn de oorlog om de dekolonisatie te integreren in de Nederlandse oorlogsgeschiedenis. Hij spreekt meer in het algemeen over de behoefte aan een inclusieve geschiedschrijving, en een dialoog waar ruimte wordt gemaakt voor verhalen van Indonesische slachtoffers. Dit moet onderdeel worden van de nationale debatcultuur, vindt hij.

‘Over de Tweede Wereldoorlog heeft Nederland het gevoel dat zij aan de goede kant stond, en die heeft uiteindelijk gewonnen. Dat verhaal van 1940 tot 1945 is helder. Een dergelijk verhaal over de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog is er niet. Sterker nog, we hebben niet eens een naam voor die oorlog’, zegt hij.

Zelf gebruikt Romijn de term ‘Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog’, omdat die rijmt met bijvoorbeeld de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog. Deze term gebruikt hij ook omdat onafhankelijkheid de inzet was voor wat zich in Indonesië afspeelde in 1945 tot 1950. Anderen spreken weer over ‘het Nederlands-Indonesische conflict’.

‘Sommigen zeggen ook dat een oorlog enkel plaats kan vinden tussen twee staten. Nederland heeft Indonesië officieel pas in 1949 als onafhankelijke staat erkend, dus wat zich voor die tijd afspeelde, vinden zij geen oorlog.’

Dodenherdenking

Een logisch vervolg van een dialoog over de koloniale geschiedenis van Nederland in Indonesië is de erkenning van 17 augustus 1945 als de dag waarop Indonesië een onafhankelijke staat werd, zegt Romijn. Volgens hem zou in Nederland ook ruimte moeten zijn om Indonesische slachtoffers te herdenken.

De historicus wijst naar officiële plechtigheden die de Nederlands-Indische en Molukse gemeenschap jaarlijks organiseert om hun slachtoffers te herdenken. Een dergelijk momentum in Nederland ter nagedachtenis van de Indonesische slachtoffers zou ook op zijn plaats zijn, vindt hij. Niet op 4 mei, maar op een andere dag.

‘De Dodenherdenking op 4 mei was in eerste instantie bedoeld om slachtoffers van de Duitse bezetting in Nederland te herdenken’, zegt hij. ‘Maar nu is het een gemengd verhaal geworden, waarbij ook gesneuvelde Nederlandse militairen in meer recente vredesmissies worden herdacht. Ik vind dat een vorm van vaagheid. Ik denk dat Nederland een stap vooruit kan maken door de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog, en daarmee Indonesische slachtoffers, een aparte plaats te geven in de geschiedenis.’