In de jaren tachtig is veelvuldig geknoeid met de adoptiegegevens van Sri Lankaanse kinderen die ondergebracht zijn bij Nederlandse gezinnen. Ook over de huidige gang van zaken zijn zorgen. Onze correspondent Sara-May Leeflang doet verslag vanuit Sri Lanka.
De dossiers van kinderen die in de jaren tachtig door Nederlanders uit Sri Lanka zijn geadopteerd kloppen in bijna driekwart van de gevallen niet, meldde het tv-programma Zembla recent. De meeste adopties kwamen in die tijd tot stand door het adoptiebureau Flash. Flash is in 2010 opgeheven en overgenomen door de Nederlandse Adoptie Stichting (NAS). De adoptiekinderen zijn inmiddels volwassen. Velen van hen zijn erachter gekomen dat hun geboortecertificaten zijn vervalst. In de jaren tachtig was de illegale babyhandel in Sri Lanka op zijn hoogtepunt.
Bij veel kinderen zijn geboorteakten compleet vervalst. Zo blijken in sommige gevallen de biologische moeders, de moeders niet te zijn. Sommigen hebben nog broers of zussen terwijl er verteld is dat ze enig kind waren of andersom. Malkanthi, 26 jaar en moeder van twee kinderen, was één van deze geadopteerde baby’s. ‘Ik ben in juni 1991 geadopteerd via het adoptiebureau Flash. Ik was zes weken oud. Op mijn vijfde begon ik me al af te vragen wie ik nou eigenlijk was. Mijn ouders zijn altijd eerlijk tegen me geweest over waar ik vandaan kwam. Ik had ook foto’s van mijn biologische moeder die bij de rechtbank waren genomen.’
Toen de tsunami toesloeg in 2004 was het voor Malkanthi duidelijk dat ze in actie moest komen. Op 26 december 2004 vond een zeer zware zeebeving plaats in de Indische Oceaan, die een vloedgolf veroorzaakte die zich in verschillende richtingen over de Indische Oceaan verplaatste. Ongeveer 230.000 mensen kwamen om het leven. Behalve Sri Lanka werden onder meer Bangladesh, India, Indonesië, Kenia, Madagaskar, Maleisië, Birma, Somalië, Tanzania en Thailand getroffen.
‘Mijn moeder woonde in het getroffen gebied. In 2006 vroeg ik de stichting Held en Happiness om mij te helpen in mijn zoektocht naar mijn moeder. Ik kreeg vrij snel bericht dat ze nog leefde en dat ze ook mijn vader, broer en nichtjes en neefjes hadden gevonden’, vertelt Malkanthi. ‘In 2007 ben ik naar Sri Lanka gevlogen en heb ik ze ontmoet. Ik was destijds vijftien. De ontmoeting viel tegen. De eerste twee dagen waren helemaal geweldig. Ik had er opeens allemaal neefjes en nichtjes bij. Maar daarna was er opeens ook veel spanning. Het was niet een ontmoeting zoals ik die bij Spoorloos had gezien.’
De derde dag kwamen haar vader, broer en neefjes en nichtjes naar het hotel en begonnen ze om geld te vragen. ‘Zodra mijn adoptievader de kamer uit was, begon mijn broer druk op mij uit te oefenen. Hij wilde geld zien en eiste dat ik terugkwam naar Sri Lanka om voor mijn familie te zorgen. Ik legde uit dat ik best geld wilde geven, maar dat via de stichting wilde regelen. Hij wilde daar niets van weten. Hij wilde het geld direct hebben. Er werden zelfs dreigementen geuit. Mijn broer zei dat hij wel aan het geld zou komen en zou zorgen dat ik in Sri Lanka zou blijven. Ik zou zestien dagen in Sri Lanka blijven en nog gaan rondreizen, maar ik ben zeven dagen gebleven. Ik wilde zo snel mogelijk terug naar Nederland. Mijn vragen waren beantwoord. Ik wist waarom ik was afgestaan.’
Het enige dat Malkanthi nog mist is een dna-test. ‘Mijn moeder weigert een dna-test te doen. Ze zegt dat destijds iemand naar haar toe is gekomen die dat heeft verboden. En ze zegt dat ze mijn moeder is, dus dat een dna-test niet nodig is. Maar mensen kunnen van alles zeggen. Mijn moeder probeert vrijwel elke dag contact te zoeken met mij, maar ik probeer afstand te houden. Misschien is ze niet mijn moeder en dan heb je zo’n band opgebouwd.’
Geert, 53 jaar uit Nederland, heeft een zus die twee kinderen heeft geadopteerd uit Sri Lanka. Eén van hen is geadopteerd via Flash. Haar kinderen zijn op zoek gegaan naar hun ouders en ontdekten dat de identiteit van hun zogenaamde biologische moeders niet klopt. ‘Ze klopten aan bij de Nederlandse regering en die antwoordde met ‘oh dat is altijd het geval’. De kinderen zijn gestopt met hun zoektocht.’
De biologische moeders
De 48-jarige Sri Lankaan Siri Silva zoekt in zijn land al ruim twintig jaar naar biologische ouders van Nederlandse kinderen. Hij heeft met zeven- tot achthonderd families gewerkt en heeft bijna zeventig procent van de families kunnen herenigen. Hij heeft enige tijd gewerkt voor het tv-programma Vermist. Silva heeft problemen met de manier waarop er naar de biologische moeders wordt gezocht. ‘Sommige kinderen zijn verwend door de Nederlandse maatschappij. Zij komen hier aan in Sri Lanka en beginnen iedereen te vragen naar hun moeder. Niet wetende dat het voor hun moeder ook een trauma is geweest. Sommige moeders hebben buitenechtelijke kinderen gehad, soms door verkrachting en hebben het kind gedwongen af moeten staan.’
Collega’s die in hetzelfde veld werken, gaan soms met de politie langs bij de huizen van de biologische ouders. Wat ze volgens Silva niet begrijpen, is dat er een grote taboe heerst op het onderwerp en dat er in Sri Lanka een andere cultuur heerst. ‘Mensen spreken slecht over degenen die hun kind verkopen voor geld of seks hebben buiten het huwelijk. Als je een buitenechtelijk kind krijgt, is dat een schande voor de familie. Dus daar loop je als familie niet mee te koop. Je moet heel voorzichtig te werk gaan en niet zomaar overal de naam van je moeder roepen. Hun kind komt plotseling uit een andere wereld met een tv-crew en daarna is het stil. Toen ik de redactie van Vermist belde en vroeg waarom de kinderen niets meer van zich lieten horen, kreeg ik te horen dat de taak van de redactie erop zat.’
Volgens Silva is de shock soms te groot als de adoptiekinderen hun familie in grote armoedige omstandigheden zien. ‘Sommige kinderen raken in paniek als ze hun moeder zien. Ze verbergen dat goed. Na de ontmoeting gaan ze rondreizen in Sri Lanka en daarna hoor je niets meer van ze. Moeders bellen mij en vragen waarom ze niets van hun kinderen horen. Ik zag hoe de moeders het na de ontmoeting emotioneel zwaar hadden.’ Silva wil nu opkomen voor de rechten van de moeders. ‘Iedereen moet herstellen van de gebeurtenis, niet alleen de Nederlandse kinderen. Ik zeg nu tegen de kinderen die mij om hulp vragen ‘als je het niet kan veroorloven om je moeder met vijftig euro per maand te ondersteunen, dan kan je beter niet op zoek gaan’. Voor mij is het maatschappelijk werk geworden. Met die vijftig euro kunnen de moeders in de laatste periode van hun leven medicijnen en eten kopen.’
Babyhandel
In de jaren tachtig was de babyhandel in Sri Lanka op zijn hoogtepunt. In 1987 werden er verschillende babyfarms ontdekt door de politie in Wadduwa en Negombo. Meer dan twintig baby’s lagen klaar om verkocht te worden. De leeftijd varieerde van drie weken tot zes maanden. Soms verdwenen baby’s uit ziekenhuizen waar de moeder werd verteld dat het kind overleden was of zelfs werd verteld dat hun kind gestolen was, volgens Zembla. In de babyfarms konden westerse koppels hun kind bezoeken. Doktoren, politici, advocaten en hotelmanagers waren volgens Zembla vaak betrokken bij de illegale babyhandel.
Zowel Nederland als Sri Lanka nemen deel aan het Haags Adoptieverdrag dat in 1993 is gesloten. Dit verdrag is erop gericht om de adoptieprocedure zo zorgvuldig mogelijk te laten verlopen. De belangen van het kind staan daarin centraal. Het verdrag moet de bemiddeling door twijfelachtige personen en organisaties, zoals Flash, en zaken als kinderhandel en winstoogmerk voorkomen. Op papier staat dat heel mooi, maar in de praktijk blijkt het vaak niet mogelijk te zijn.
De Raad van Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) zegt zelfs in een advies aan het kabinet dat Nederland moet stoppen met adoptie op internationaal vlak, omdat er financiële belangen in het systeem zitten. Het belang van het kind moet altijd voorop staan en niet het belang van de wensouders. De vraag creëert aanbod in kindertehuizen en armoede is het hoofdmotief voor veel vrouwen om hun kind af te staan. Volgens Pound-Up legacy, een online webgemeenschap die de schaduwkant van adoptie blootlegt, wordt voor veel baby’s zo’n drieduizend dollar neergelegd en zijn er gevallen waarbij de moeder niet meer dan veertig dollar krijgt. Ook benadrukken ze dat prostituees en ongehuwde vrouwen een gemakkelijke prooi zijn voor de babyhandel.
Malkanthi kan bevestigen dat de rechten van het kind in veel gevallen niet centraal staan. ‘Tegen mijn ouders werd door Flash gezegd ‘het maakt niet uit wat er gebeurt, jullie komen terug met een kind’. Dat vind ik raar. Hoe weet je nou hoeveel kinderen er op voorraad liggen?’ Malkanthi’s moeder was destijds 24, terwijl koppels van alleen 25 jaar en ouder in aanmerking kunnen komen voor adoptie. ‘Meerdere mensen hebben voor haar gestreden. De rechtbank deed eerst moeilijk over de leeftijd van mijn moeder. Een dag later was het opeens geen probleem en konden ze me meenemen. Dat klopt gewoon niet. Mijn adoptieouders kregen geen argwaan. Ze waren in de zevende hemel dat ze een kind hadden.’
Silva benadrukt dat er meer kanten aan het verhaal zitten. ‘Er werd een groot aantal baby’s gevonden in toiletten, busstations en bosjes. Niemand wist wie of waar de moeder was. De regering kampte met dit probleem en zocht naar een oplossing. In deze tijd zijn veel baby’s afgegeven ter adoptie in het buitenland. Er werden ‘neppe’ moeders bij de baby’s gezocht. Alleen met toestemming van de moeder kan het kind ter adoptie worden gegeven. Daarbij speelde de roerige tijd in de jaren tachtig en negentig een belangrijke rol.’ Er waren communistische opstanden en er brak een burgeroorlog uit. Het was een tijd waarin illegale handel gemakkelijker kon plaatsvinden.
Volgens Silva hadden veel problemen voorkomen kunnen worden. ‘Als ze gewoon hadden gezegd, ‘wij hebben een baby voor je maar we weten niet wie de ouders zijn’, dan hadden we nu deze problemen niet. De Nederlandse ouders vertrouwden de regering en de organisaties. Ze stelden geen vragen.’ Maar volgens Silva kwamen die vragen uiteindelijk wel in de Nederlandse gezinnen bovendrijven. ‘Ik heb veel situaties gezin waarin Nederlandse gezinnen uitéén zijn gevallen, omdat het adoptiekind de ouders verwijt dat ze niet kritisch waren tijdens de asielprocedure.’ Toch is Silva van mening dat Flash en de illegale adoptiepraktijken ook een goede kant hebben gehad. ‘Niets is alleen goed of slecht. Kansloze baby’s hebben een kans gekregen in het buitenland. Ze zijn opgegroeid in een fijn land met welzijn.’
‘Destijds werd ook gezegd dat er geen problemen waren’
Het ministerie in Sri Lanka dat over adoptie gaat is het ministerie van Probatie en Kindzorg. De woordvoerder van dit ministerie zegt niets af te weten van de praktijken van Flash. ‘Flash is overgenomen door de NAS en daar werken wij nu mee samen. Voor zover wij weten maakt de NAS zich niet schuldig aan illegale praktijken.’ Volgens de woordvoerder geven ze bijna geen kinderen meer af aan internationale adoptieorganisaties. ‘Recentelijk hebben we voor één of twee kinderen bemiddeld met de NAS. Maar er is een grote lokale vraag, dus wij geven niet meer zo veel af aan buitenlandse organisaties. Afgelopen jaar zijn er vier of vijf kinderen ter adoptie afgegeven aan buitenlanders.’ Volgens de woordvoerder zijn er nu geen problemen met de internationale adoptieprocedure, omdat Sri Lanka zich aan strenge wetten houdt. ‘We nemen deel aan het Haags Adoptieverdrag en de Adoptiewet van Sri Lanka. De adoptieprocedure wordt strikt gemonitord.’
Toch gelooft Malkanthi niet dat de adoptieprocedure in Sri Lanka nu vlekkeloos verloopt. ‘Ze kunnen van alles zeggen. Destijds werd ook gezegd dat er geen problemen waren. We hebben onze papieren naast elkaar gelegd en alle zaken zijn behandeld door dezelfde rechters en advocaten. Zij wisten hier allemaal vanaf.’
Malkanthi voelt zich ook niet gesteund door de Nederlands regering. ‘Ik stuit elke keer op veel weerstand. We moeten als adoptiekinderen overal voor betalen. Om gewoon simpelweg ons dossier in te zien bij de FIOM (Federatie van Instellingen voor Ongehuwde Moeders, red.), moeten we al 75 euro neerleggen. We krijgen niet eens de echte documenten te zien. Als we bellen naar de FIOM en vragen naar onze gegevens, is alles opeens heel lastig.’
Volgens Silva moeten Nederlandse ouders ervoor zorgen dat ze op de officiële manier adopteren. Maar tegelijkertijd geeft hij toe dat deze manier ook niet honderd procent garantie geeft. ‘Toch is het beter dan het gebruik maken van een omstreden privéorganisatie. De Nederlandse regering moet niet stoppen met interlandelijke adoptie, maar ze moet nagaan wie verantwoordelijk is voor de leugens.’
Malkanthi is ondanks alles niet tegen adoptie. ‘Ik ben in een heel goed gezin terecht gekomen. Ik hoop dat alle kinderen goede zorg krijgen. Als ze dat niet kunnen krijgen, waarom dan niet zoeken naar een ander gezin? Maar er moeten strikte maatregelen worden genomen. Er moeten dna-testen worden gedaan. Anders blijven wij, de adoptiekinderen, in onzekerheid.’ Malkanthi is nu samen met andere adoptiekinderen uit Sri Lanka bezig een dna-bank op te zetten, om erachter te komen of ze nog meer familieleden in Nederland hebben. Zij hopen op steun van de Tweede Kamer.
Volgens Silva beseffen sommige adoptiekinderen niet hoe goed ze het hebben getroffen. ‘Genoeg moeders beroven zichzelf met het ongewilde kind van het leven. Deze adoptiekinderen hebben een leven gekregen met mensen die hun wilden hebben. Sommigen zien alleen de problemen, maar je moet al het goede uit het slechte halen.’