Op 6 mei 1949 bombardeerde de Nederlandse luchtmacht het huis van Kamal Firdaus’ vader in het dorpje Merlung, op het Indonesische eiland Sumatra. Hierbij kwam Kamals oudere broer om het leven. Nu, 75 jaar later, hoopt Kamal dit levenslange trauma af te sluiten. Hij wil weten wie de piloten waren die het huis verwoestten. En met hen in gesprek gaan, als ze nog leven, of anders met hun kinderen of andere familieleden.
Op dinsdag 13 augustus, vier dagen voor Onafhankelijkheidsdag, sprak ik met Firdaus in zijn woning in Yogjakarta, in Midden-Java. Zijn studeerkamer stond vol boeken. Aan de muren hingen verschillende fotolijstjes, met foto’s van dierbare familieleden. Ook van zijn vader Muhammad Thaib Fachruddin, die op Sumatra de Nederlanders had bevochten tijdens de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog. Op een foto zag ik hem staan met de Indonesische legeraanvoerder Abdul Harris Nasution, die met zijn slimme guerillatactieken het Nederlandse leger in de verdediging drong.
Maar het waren niet de militaire avonturen van zijn vader waarover Kamal wilde praten, maar over het bombardement. De datum van deze aanval was bijzonder, vertelde Kamal, want deze vond plaats een dag voor de zogenoemde Van Rooijen-Roem-verklaring. Op 7 mei 1949 sloten onderhandelaars Jan Herman van Roijen en Mohammed Roem namens Nederland en de Republiek Indonesië een wapenstilstand. Nederland en Indonesië zouden alle vijandigheden beëindigen en later dat jaar een conferentie in Den Haag beleggen, over het overdragen van de soevereiniteit van de Indonesische archipel aan de Republiek Indonesië. Maar een dag voordat de wapenstilstand inging, voerde de Nederlandse luchtmacht nog even een bloedig bombardement uit op het huis zijn Kamals vader, waar een hoofdkwartier van het Indonesische leger op Sumatra was gevestigd. Militair gezien maakte het allemaal niets meer uit, Nederland wist dat de oorlog niet meer gewonnen kon worden. Het was een laatste wraakactie. Eentje waarvan de wonden driekwart eeuw later nog steeds niet zijn geheeld.
Verenigde Staten waren woest
Om dit zinloze bombardement te begrijpen is wat meer historische context nodig. 1949 was het bloedigste jaar uit de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog. Op 19 december 1948 begon Nederland met Operatie Kraai, de tweede zogenoemde Politionele Actie, in de Indonesische geschiedschrijving Agresi Militer Belanda 2 (Tweede Nederlandse Militaire Agressie) genoemd. Hoewel Nederlandse parachutisten Yogjakarta veroverden en de republikeinse leiders Soekarno en Hatta gevangen namen, was de actie allesbehalve succesvol. De Verenigde Staten waren woest en eisten dat Nederland met de Indonesische leiders zou onderhandelen, met als einddoel een vrij en onafhankelijk Indonesië.
Het was een laatste wraakactie
Maar ook militair gezien was Operatie Kraai geen succes. Ja, het Nederlandse leger had heel Java en delen van Sumatra veroverd op de Republiek Indonesië, maar Indonesische verzetsstrijders waren de bergen ingetrokken of hielden zich schuil in de dorpen, van waaruit ze een bloedige guerrillastrijd begonnen die Nederland niet kon winnen. Het Nederlandse leger vond het lastig om Indonesische militairen van burgers te onderscheiden. Het gevolg was structureel extreem geweld tegen Indonesische burgers. Zowel vermeende verzetsstrijders als onschuldige burgers werden zonder scrupules doodgeschoten, en hun huizen en dorpen werden zonder pardon verwoest. Militairen die hun kameraden voor hun ogen hadden zien sneuvelen of die enorm gestrest waren door het constant aanwezige gevaar, waren sneller geneigd de trekker over te halen en onschuldige mensen te doden.
Nauwelijks media-aandacht
In tegenstelling tot de Vietnamoorlog en Israëls oorlog tegen Gaza was er nauwelijks media-aandacht voor de koloniale oorlog in Indonesië. Het Nederlandse leger wilde geen pottenkijkers en probeerde nieuws over massamoorden in de doofpot te houden. Het Nederlandse publiek had daarom vrijwel geen weet van wat er in Indonesië plaatsvond en stond daarom – uitzonderingen als de communisten en kritische geesten als Vrij Nederland-hoofdredacteur Henk van Randwijk daargelaten – achter ‘onze jongens’ in de Oost. Pas in de laatste tien, vijftien jaar weten we als Nederlands publiek steeds meer over wat er echt is gebeurd.
Het bombardement op het huis van Kamals vader was geen incident, maar symptomatisch voor het optreden van het Nederlandse leger dat – zo beschrijft de jonge historicus Christiaan Harinck in zijn proefschrift – uitging van de doctrine ‘zoeken, aangrijpen en vernietigen’.
De Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog kent grote tragedies – waarvan de moordpartijen van kapitein Raymond Westerling en zijn Depot Speciale Troepen in Zuid-Sulawesi en het bloedbad van Rawagede de bekendste zijn – en tal van kleinere. Ik hoop dat Kamal Firdaus de verantwoordelijke piloten en ook hun meerderen weet op te sporen, opdat hij deze tragische geschiedenis eindelijk kan afsluiten. ‘Ik heb geen hekel aan Nederlanders’, verzekerde Kamal mij. ‘Maar het kolonialisme is een misdaad geweest waarvoor Nederland rekenschap moet afleggen.’