Home Zingeving Na honderd jaar nog steeds actueel

Na honderd jaar nog steeds actueel

Foto: Wikimedia Commons
Het is dit jaar honderd jaar geleden dat Rosa Luxemburg in Berlijn om het leven kwam. Wie was deze denker en wat heeft zij ons nu nog te vertellen? ‘Luxemburg vond dat burgers te weinig zeggenschap hadden in de parlementaire democratie.’

Ze leek vrijwel vergeten, de Duits-Poolse marxiste Rosa Luxemburg (1871-1919). Maar nu, honderd jaar na haar dood, neemt de belangstelling voor haar denken en leven weer toe. Bij de herdenkingsplechtigheid begin dit jaar in Berlijn waren duizenden mensen aanwezigen. Op donderdag 21 maart organiseert de Balie in Amsterdam een avond over de Duitse politieke denker. Centraal staat het pas verschenen pamflet Het tij keren. Met Rosa Luxemburg en Hannah Arendt van schrijfster en filosofe Joke Hermsen. Ze beschrijft hierin de politiek-filosofische ideeën van Luxemburg en in mindere mate die van Hannah Arendt. En ze gaat in op het belang ervan voor onze tijd, waarin, net als een eeuw geleden, sociale rechten en arbeidsrechten onder druk staan.

‘Luxemburg was een scherpe denker van joods-Poolse afkomst, met een groot gevoel voor rechtvaardigheid’, zegt Hermsen. ‘Al op jonge leeftijd sluit ze zich aan bij de Poolse Revolutionaire Partij. Vanwege haar kritiek op de regering, die weinig doet aan de armoede van de arbeidersklasse, vlucht ze naar Zwitserland. In 1898 – na de afronding van haar proefschrift De industriële ontwikkeling van Polen – vestigt ze zich in Berlijn en wordt ze een prominent lid van de linkervleugel van de SDP (Sociaaldemocratische Partij van Duitsland).’

Luxemburg schreef verscheidene politieke werken. Haar economische hoofdwerk De accumulatie van het kapitaal is nog steeds verbazingwekkend actueel, vertelt Pepijn Brandon, historicus aan de Vrije Universiteit en het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG) in Amsterdam. ‘Volgens Luxemburg is er een nauw verband tussen kapitalisme en kolonialisme. Het kapitalistische systeem gedijt vooral bij voortdurende economische groei en daar is een steeds grotere productie voor nodig. Deze overproductie zorgt ervoor dat kapitalistische landen hun producten niet kwijt kunnen. Ze gaan daarom op zoek naar gebieden elders in de wereld, naar nieuwe afzetmarkten en goedkope arbeidskrachten. Luxemburg schreef dit werk in 1913, aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog. De westerse landen waren in een kolonisatiewedloop verwikkeld. Het was de tijd van de scramble for Africa, het Afrikaanse continent werd door Europese landen in hoog tempo gekoloniseerd. Nederland was bezig de laatste autonome delen van Indonesië te onderwerpen.’

Deze koloniseringsdrang, voortkomend uit het kapitalisme, zag Luxemburg als een van de oorzaken van de Eerste Wereldoorlog. ‘Luxemburg behoorde tot de kleine minderheid van socialisten die fel tegen de Duitse deelname aan die oorlog was’, zegt Brandon. ‘Ze werd daar vrijwel onmiddellijk voor gearresteerd en zat langer dan drie jaar vast. Vanuit de gevangenis schreef ze een illegaal en zeer populair pamflet, de Juniusbrochure. Dit zorgde ervoor dat ze samen met collega-socialist Karl Liebknecht in Duitsland het symbool werd van het verzet tegen de oorlog.’

‘In de tijd van Luxemburg was er een grote arbeidersklasse die eentonig en zwaar werk verrichtte in fabrieken’, zegt Hermsen. ‘Luxemburg pleitte voor kortere werkdagen, meer variatie in werkzaamheden en meer vrije tijd. Ze wilde dat mensen zich positief ontwikkelden in plaats van zich steeds meer van zichzelf te vervreemden, een begrip dat ze overnam van Karl Marx. Ze vond dat een verandering van het systeem nodig was. De arbeiders moesten in opstand komen.’

‘Luxemburg vond dat burgers te weinig zeggenschap hadden in de parlementaire democratie. Een systeem van volksvertegenwoordigers die de politieke beslissingen nemen en een volk dat eens in de zoveel tijd een kruisje op een stembiljet zet, was onvoldoende democratisch. Burgers moesten meer bij de politiek worden betrokken en mede het beleid kunnen uitstippelen. Ze wilde daarom het politieke systeem aanvullen met ‘volksraden’ of ‘burgerraden’’, zegt Hermsen.

Hannah Arendt (1906-1975), de andere vrouwelijke Duitse denker die Hermsen bespreekt in haar essay, nam dit idee van volksraden over. ‘Zowel Arendt als Luxemburg vond dat een volksopstand alleen kans van slagen heeft als er niet alleen maar om meer brood of geld gevraagd wordt, maar ook om politieke vernieuwing. Ze dachten dat burgerraden konden leiden tot meer gemeenschapszin. Dat mensen zo het gevoel krijgen eindelijk gehoord te worden.’

Precies die klacht – ‘we worden niet gehoord’ – hoor je ook bij de gele hesjes in Frankrijk. Volgens Hermsen ‘een bonte mengeling van mensen die zich zorgen maken om klimaatverandering en economische ongelijkheid, personeel uit het onderwijs en de zorg en oproerkraaiers’. ‘Ze voelen zich niet vertegenwoordigd in de Assemblée Nationale (de Franse Tweede Kamer). En dat klopt ook. Van de leden van de Assemblée is maar tien tot vijftien procent het met ze eens, terwijl de meerderheid van de Franse bevolking nog steeds de gele hesjes steunt. Dat is een enorm verschil. Er is een probleem met de politieke vertegenwoordiging. Hun belangrijkste eis is het referendum, waarmee ze op eigen initiatief politieke kwesties kunnen agenderen.´

Luxemburg had ook een zachtmoedige kant. ‘Ze schreef vanuit de gevangenis prachtige brieven. Haar Nederlandse vriendin en socialiste Henriette Roland Holst noemde ze zelfs de mooiste van de wereldliteratuur. In die brieven spoort ze haar mede-activisten aan hoop te houden. Ze moeten de moed niet verliezen. Ze schrijft dat maar één ding belangrijk is: een guter Mensch zijn – een levenshouding die Hannah Arendt overneemt. Beiden zagen het als hun levenstaak om een goed en waardig mens te zijn. Dat vonden zij het hoogste en meest nobele streven van de mens. Het Griekse woord hiervoor is eudaimonia, eu betekent goed en daimon betekent ziel. Een goede ziel krijg je door je talenten te ontwikkelen en je tegelijkertijd om het lot van anderen te bekommeren’, aldus Hermsen.

De Eerste Wereldoorlog eindigde in november 1918. Brandon: ‘Duitse matrozen werden door de keizer op kamikazemissie gestuurd. Het was duidelijk dat Duitsland de oorlog aan het verliezen was en de matrozen weigerden dienst. Een paar dagen later vluchtte de keizer naar Nederland.’ De gematigd socialistische regering nam de macht over en wilde een heel geleidelijke overgang naar een parlementaire democratie. Luxemburg en Liebknecht waren juist voor een vergaande revolutie. Op straat kwam het tot gewelddadige confrontaties en waren er protesten tegen de voorlopige socialistische regering.

Brandon: ‘In januari 1919 brak er een opstand uit in Berlijn. Luxemburg vond het te vroeg voor de revolutie en dacht dat er onvoldoende steun voor was. Maar als bekende leider werd ze toch een van de gezichten van de opstand. De revolutie werd grof onderdrukt door de gematigd socialistische regering die gebruikmaakte van Freikorpsen – groepen vrijwilligers, soldaten en afgedankte officieren die zwaar bewapend de straten van Berlijn schoonveegden. Uiteindelijk werd ook Luxemburg vermoord door zo’n Freikorps. Ze werd doodgeslagen en in een kanaal in Berlijn gegooid.’

In een eerder artikel in deze krant scheef Ewout Klei over de kritiek van de Duitse historica Christina Morina op Rosa Luxemburg. Ze zou ervan zijn uitgegaan dat geweld noodzakelijk was voor een revolutie en bloedvergieten accepteren. ‘Er is heel weinig wat daarop wijst’, zegt Hermsen. ‘Als je de teksten van Luxemburg leest, zie je dat ze tot haar laatste artikelen in Die Rote Fahne (de krant van de Spartakusbond, de voorloper van de communistische partij in Duitsland, red.) oproept om geen geweld te gebruiken. Volgens de echtgenoot van Hannah Arendt, Heinrich Blucher, die aan de zijde van de Spartakusbond vocht – een ooggetuige dus – was zij zelfs de meest anti-militaristische van alle marxisten uit die tijd, en de meest vredelievende.’

´Ze was voor een revolutie, dat is iets anders dan geweld’, zegt Brandon. ´Haar hele houding ten opzichte van de Eerste Wereldoorlog laat zien dat ze een diepe afkeer had van geweld. Wat mee kan spelen in de negatieve beoordeling is dat Luxemburg voor de officiële communistische beweging een lastig figuur was. Aan de ene kant wilden ze haar graag omarmen als martelaar – ze was een van de oprichters van de communistische partij in Duitsland. Aan de andere kant was ze compleet ondogmatisch en plaatste ze kanttekeningen bij de Russische revolutie, die ze overigens wel bleef steunen. Haar denken paste niet binnen de officiële interpretaties van het marxisme. Er was altijd een soort ongemak binnen de partij rondom haar persoon. Ze had een iconische status, maar werd liever niet gelezen. Dat is een vorm van onrecht, want ze was een heel grote denker.’