Home Zingeving ‘We moeten af van het idee dat religie ouderwets is’

‘We moeten af van het idee dat religie ouderwets is’

Foto: Reuters
‘Tolerantie is niet iets dat we hier voor eens en voor altijd bevochten hebben en dat we moeten beschermen tegen buitenstaanders. Het is iets dat iedere keer weer, desnoods op een pijnlijke manier, moet plaatsvinden. Nederland is multireligieus en dat gaat niet verdwijnen.’

Het aantal ongelovigen in Nederland groeit. Toch is de rol van religie niet uitgespeeld, zo blijkt uit onder andere uit de recente rapporten van het onderzoek God in Nederland, uitgevoerd in opdracht van de KRO. Religie en identiteit zijn voor politieke partijen belangrijke thema’s in de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen. Zo was er recent zelfs een speciaal islamdebat in Rotterdam. Hoe religieus is Nederland echt? Is er ruimte voor de islam? De Kanttekening vroeg dat en meer aan religie- en literatuurwetenschapper Ernst van den Hemel, filosoof en hoogleraar Herman Philipse, die beiden verbonden zijn aan de Universiteit Utrecht, en de hoofdredacteur van de Moslimkrant, Brahim Bourzik.

Tot de jaren vijftig was Nederland verzuild en was de samenleving ingericht volgens vier verschillende levensovertuigingen, katholicisme, protestantisme, socialisme en liberalisme. Tegenwoordig is die versplintering een stuk minder aanwezig, maar speelt religie wel degelijk nog een rol en is vrijheid van godsdienst stevig verankerd in de Grondwet. Dat is ook terug te zien in de politiek, waar religieuze partijen actief zijn en grote partijen zoals CDA, VVD en PVV zichzelf profileren als joods-christelijk.

Koningin Maxima zei in 2007 dat dé Nederlandse identiteit niet bestaat. Daar sluit Philipse zich bij aan. ‘Het begrip Nederlandse identiteit is zeer vaag en ik ben daar zeer sceptisch over. Er zijn verschillende soorten Nederlanders, dus er is een veelvuldigheid van identiteiten in Nederland. Wat in ieder geval bij die identiteit hoort is dat je Nederlands spreekt en dat je hier woont. Verder is ieders identiteit verschillend. Je kunt niet doen alsof er één identiteit in ons land bestaat, dat is in geen enkel land zo. Om erachter te komen wat de identiteit van een land moet je naar de Grondwet kijken en voor de rol van religie in die identiteit is de godsdienstvrijheid, die verankerd is in de Grondwet, essentieel.’

Philipse, uitgesproken atheïst, ziet dat de samenleving steeds seculierder wordt. ‘Ik ben een wetenschapper, dus ik ga ervan uit dat je alleen overtuigingen moet hebben waarvan je de waarheid toch enigszins plausibel kan maken. De waarheid van godsdienstige overtuigingen is weinig plausibel en er zijn veel argumenten tegen en weinig voor. Dus als je een intellectueel eerlijk mens bent, dus zelf goed nadenkt, dan denk ik dat je niet godsdienstig moet zijn. Er zijn geen argumenten om religieus te zijn, behalve dat je bij een groep wilt horen die dezelfde dingen denkt als jij en dat is geen sterk argument.’

Bourzik vindt het begrip identiteit lastig te definiëren. ‘De Nederlandse identiteit is niet veranderd, de Nederlanders zijn veranderd. Nederlanders worden nu wereldburgers. Je moet met je tijd meegaan, anders blijf je stilstaan. Mensen die roepen dat de Nederlandse identiteit is veranderd, zeggen dat omdat ze de ontwikkeling niet bij kunnen houden.’

Van den Hemel beaamt dat. ‘Identiteit is een verhaal dat we onszelf vertellen. Mensen maken zich zorgen over maatschappelijke cohesie. Daarom wordt ‘de Nederlandse identiteit’ gebruikt om een meerderheidscultuur te bevoordelen boven degenen die als vreemd worden gezien. Daarbij komt niet zelden de grondwettelijke gelijkheid onder druk te staan. In plaats van onszelf een versimpeld verhaal voor te schotelen is het belangrijk om eerlijk te zijn over het feit dat grondwettelijke gelijkheid soms ook onprettig en pijnlijk kan zijn. Dat zie je ook in de geschiedenis. Tolerantie is niet iets dat we hier voor eens en voor altijd bevochten hebben en dat we moeten beschermen tegen buitenstaanders. Het is iets dat iedere keer weer, desnoods op een pijnlijke manier, moet plaatsvinden. Nederland is multureligieus en dat gaat niet verdwijnen. Hoe zeer een bepaalde groep zich in ons land profileert als seculier, we zijn in toenemende mate een religieus pluriform land. Als die religieuze pluriformiteit zichtbaarder wordt, dan haalt dat misschien ook de scherpe randjes van de polarisatie af. Religieuze pluriformiteit is niet iets dat we moeten toestaan of niet, het is een feit. Het zou goed zijn als we daar meer kennis over zouden hebben, zodat er minder verkrampt over gesproken kan worden.’

Bourzik ziet vooral dat de manier waarop ongelovigen en gelovigen omgaan met religie is veranderd. ‘Gelovige mensen zie je steeds geloviger worden en mensen die niet geloven keren zich steeds meer van het geloof af. Dat vind ik frappant. Religie speelt dus zeker een rol in onze samenleving, maar ook weer niet zo’n grote rol zoals de media en de politiek ons willen doen geloven, alsof we allemaal gelovig zijn. Politici zien dat religie onder druk van seculieren komt te staan, maar de politiek overschat dat. Ze onderschatten dat Nederland ontkerkelijkt en dat je dat niet tegenhoudt.’

Van den Hemel: ‘De drie grootste partijen, PVV, VVD en CDA, hebben op dit moment allemaal de joods-christelijke identiteit in het vaandel. Politici zijn bereid om beleid te ontwikkelen en op nieuwe manieren de Nederlandse identiteit te beschermen. Dat is populair. Ik vind het wel interessant dat die partijen zeggen in toenemende mate de joods-christelijke waarden in ons land te willen beschermen. De vraag is of dat religie is. Er is veel verwarring over wat er precies mee bedoeld wordt. We moeten goed nadenken over wat de verschillende verschijningsvormen van religie in de politiek zijn. Juist daar schuilt het probleem. De drie grote partijen lijken de culturele identiteit en de saamhorigheid die daarbij hoort belangrijker te vinden dan de Grondwet. Dat is een heel problematische benadering, die ook tot juridische problemen kan leiden.’

Maakt Van de Hemel zich zorgen? ‘Ik maak me bijvoorbeeld zorgen om mensen die vanuit een soort culturele ongerustheid vinden dat die juridische gelijkheid minder toegepast moet worden op de islam. Dat zie je als maatschappelijk fenomeen gebeuren op dit moment. Dat moskeeën gesloten moeten worden en de Koran verboden moet worden. Daarmee is de gelijke behandeling in het geding. Gelijkheid wordt daarmee grotendeels opgevat zoals de witte, autochtone Nederlanders dat invullen. Terwijl het gaat om gelijke behandeling, dus dat je als vrouw zelf mag bepalen of je iets op je hoofd wilt dragen of niet. Als je als regering zegt dat de joods-christelijke cultuur leidend moet zijn, dan loop je al snel tegen grondwettelijke problemen aan. Je kunt niet trots zijn op de gelijkheid in Nederland en zeggen dat die alleen maar geldt wanneer iemand joods-christelijk is. Religie is kortom een belangrijke toetssteen: wordt gelijkheid geassocieerd met de culturele praktijk van de meerderheid of met een juridisch principe dat ook anders denkenden een gelijke behandeling geeft?’

Er komt volgens Van den Hemel steeds meer diversiteit in de wijze waarop mensen geloven. ‘De rol van de kerk als grote maatschappelijke speler is bijvoorbeeld sterk afgenomen. Daardoor ontstaan nieuwe vormen van geloof. Veel mensen in Nederland zien zichzelf bijvoorbeeld wel als katholiek, maar geloven niet persé in God. De identificatie met religie is dus groter dan alleen maar in de kerk zitten of niet.’

Bourzik: ‘Je kunt perfect moslim zijn in dit land, als je je maar aan de wet houdt. Er is dus ruimte voor de islam in dit land. De vraag is hoe moslims er zelf mee omgaan. Het islamdebat wordt heftig gevoerd en dat mag, dat is goed. Een groot deel van het beeld dat Nederlanders van de islam hebben wordt geschetst door de politiek en de media, maar ik merk bij mij in Rotterdam echt niet dat de inwoners er nou veel moeite mee hebben. Ik voel vanuit de grote massa geen weerstand tegen de islam. Er wonen bijna een miljoen moslims in ons land, maar ruim de helft van hen is niet praktiserend gelovig. Ook binnen de moslimgemeenschap is een ontkerkelijking aan de gang. Het zijn nu vooral vrouwen die afscheid nemen van de islam en dat is ten dele te danken aan de dominante rol van de moslimman en niet van de islam. We moeten nu voor onszelf nagaan wat voor moslims we willen zijn in Nederland. Je kunt niet in Nederland wonen en zeggen dat je een vrouw geen hand geeft. Dan neem je geen deel aan de samenleving. Hetzelfde geldt voor mensen die niet geloven, met hen moeten we in debat gaan. Mijn uitgangspunt is het concept mens en we moeten als mens met elkaar kunnen praten. Mijn geloof, de islam, verbiedt mij niet om met iemand te praten of samen te werken of te leven. Als je daar te halsstarrig in bent, dan moet je je koffers pakken en naar een islamitisch land verhuizen. Gelovigen, zeker de moslims, moeten leren dat er ruimte is voor verschil. Een Arabisch spreekwoord luidt ‘verschil is een geschenk van God’.’

Philipse: ‘We hebben godsdienstvrijheid, dus natuurlijk is er plaats voor nieuwe religies, maar de voorwaarde is wel dat die religies tolerant zijn, dus andersdenkenden toelaten en mensen niet proberen te dwingen tot een religie te behoren. Er zijn veel juridische en morele voorwaarden waaronder godsdienstvrijheid werkt. Voorts is er niet één islam, maar er zijn meerdere versies van. Sommige versies zijn minder sympathiek dan andere, zoals de versies die in het nieuws komen door de terroristische aanslagen. Zoiets wil je niet. Je moet dus niet generaliseren over de islam of over godsdienst. Ook in Nederland komen er verschillende versies voor. De Rooms-Katholieke Kerk heeft één autoriteit, namelijk de paus, een centraal gezag dat bepaalt wat de kerk gelooft en wat moreel goed is, maar dat heeft de islam niet. We willen ook geen staatsgodsdienst in Nederland, want dat leidt tot enorme intolerantie. Religie heeft onder andere de functie om groepscohesie te versterken. Er zijn dus zeker goede aspecten aan godsdienst. Maar dat is tegenwoordig toch minder nodig. We zijn een individualistische samenleving geworden en als religie iets doet, voor ouderen of eenzame mensen, dan vind ik dat prima.’

Van den Hemel: ‘Het is ontegenzeglijk zo dat de islam steeds meer een zichtbare religie aan het worden is. Sommigen Nederlanders hebben daar in toenemende mate moeite mee. Maar dat moet geen reden te zijn om wetten of beleid aan te passen. Ik vind zelf ook bepaalde dingen, reclames of campagnemateriaal van politieke partijen waar ik het niet mee eens ben bijvoorbeeld, vervelend in het publieke domein. Maar dat betekent niet dat dat verboden moet worden.’ De wetenschapper maakt zich wel zorgen over het debat. ‘Het wordt steeds normaler om te zeggen ‘omdat er mensen zijn in Nederland die het ongemakkelijk vinden om de islam te zien of te horen, moeten we ons afvragen of er wel ruimte voor is’.’ Van den Hemel vindt dat er te simpel gekeken wordt naar de religie in ons land en de daarbij behorende identiteit. ‘Het beeld van ontkerkelijking als afname van religie is veel te simpel gesteld. We beginnen nu pas na te denken over wat voor invloed en impact dat zal hebben. Dat gaat beginnen door meer naar elkaar te luisteren. Bijvoorbeeld naar de mensen die op nieuwe manieren religieuze en seculiere identiteiten met elkaar combineren. We moeten af van het idee dat religie ouderwets is. Bepaalde vormen van het indelen van religie zijn aan het verdwijnen en nieuwe komen op. Dat zie je over heel de wereld. Of we het nou leuk vinden of niet. Vierentachtig procent van de wereldburgers is religieus en in 2050 zal dat zevenentachtig procent zijn. De grote wereldreligies groeien, wereldwijd. Het begint in toenemende mate provinciaal te klinken als we ons afvragen waarom mensen ‘nog’ geloven.’