Home Columns Houden Marokkaanse Nederlanders nog van ‘hun’ koning?

Houden Marokkaanse Nederlanders nog van ‘hun’ koning?

Intussen zitten al meer dan een maand duizenden Nederlanders, al dan niet met Marokkaanse wortels en dus een dubbele nationaliteit, als gevolg van de coronacrisis tegen hun zin vast in Marokko, sinds het land de grenzen gesloten heeft. Sommigen van hen – zwanger, ziek – in steeds moeizamer omstandigheden. Wanneer zij naar hun eigen land mogen terugkeren is volstrekt onduidelijk.

Op zich treft dit lot niet specifiek Nederlanders. Maar waar andere Europese regeringen er al snel geleidelijk in slaagden om van Rabat toestemming voor retourvluchten te krijgen, zat er wat de Nederlanders betreft tot voor kort geen enkel schot in de zaak, wat Stef Blok ook probeerde. Pas dit weekend is een allereerste vliegtuig vanuit Schiphol toegelaten.

Dit wordt – vermoedelijk terecht, maar officiële verklaringen blijven uit – geweten aan de gespannen relatie tussen Rabat en Den Haag. Er zijn de afgelopen jaren een aantal kwesties, waarbij de Nederlandse regering op de tenen van de Marokkaanse is gaan staan.

Nu even in het midden latend welke van beide kampen gelijk had, is de reactie van Rabat kenmerkend: burgers worden als pion ingezet om politiek iets af te dwingen.

Met de toenemende problemen waarin de Nederlandse toeristen raken hoopt Rabat Den Haag te kunnen chanteren en zo zijn zin door te kunnen drijven. Ook omdat het regime degenen met Marokkaanse wortels, zelfs als ze in Nederland geboren en getogen zijn, als eigen onderdanen blijft beschouwen en zo zijn greep op hen wil versterken. Het tweede precies zoals Ankara dat met Turkse Nederlanders probeert, het eerste zoals Beijing dat deed nadat Canada een hoge Huawei-bazin onder huisarrest plaatste: willekeurige arrestatie van een paar Canadezen als revanche.

Over de merkwaardige populariteit die Erdogan – al dan niet via de nu onderling kiftende leiders van Denk – onder veel Turkse Nederlanders geniet, is herhaaldelijk het nodige gezegd. De AKP scoort in de Turkse diaspora aanzienlijk beter dan in Turkije zelf, en in Nederland zo’n beetje het hoogst. Maar hoe zit het met de populariteit van de opperbaas van Marokko, de koning?

‘The King can do no wrong’, zo verluidt een oude maxime

Ik herinner mij hoe Mohammed VI in 2016 bij een privébezoek aan Amsterdam door Marokkaans-Nederlandse jongeren als een popster werd toegejuicht. Bij zijn aantreden in 1999 bestond de hoop dat hij na de staatsterreur van zijn vader een verlichte koers zou varen.

In uiterlijk opzicht was er inderdaad sprake van modernisering; de nieuwe monarch – van de generatie van Willem Alexander – gedroeg zich als een toffe, sportieve gozer, die met moderne bolides de blits kwam maken. Maar van democratisering was geen sprake: Marokko bleef een autocratie. En toen de Berbers in de Atlas voor meer rechten de straat op gingen werden die demonstraties met harde hand neergeslagen.

Zeker: dat deed officieel niet de koning, maar de regering – de koning bleef zo buiten schot. Maar de regering doet in Marokko niets wat niet de goedkeuring van de koning heeft. De cruciale vraag is, of ook de Marokkaanse Nederlanders die vier jaar geleden zo voor Mohammed stonden te juichen, en waarvan sommigen nu misschien familieleden door Rabat in gijzeling genomen zien, zich dit nu realiseren.

In autoritaire staten bestaat bij de bevolking vaak de neiging om alle misstanden niet aan de opperste leider zelf te wijten, maar in de schoenen van ondergeschikten te schuiven. Dat was al bij Stalin en Hitler zo. Kijk naar de Stalin-revival in Rusland, door Poetin gestimuleerd: de ‘vlekjes’ aan zijn bewind zijn aan anderen te wijten, die misbruik van de situatie hebben gemaakt. ‘Wenn der Führer das wüsste’ – als Hitler dat zou weten, dan zou hij er allang een einde aan hebben gemaakt, aldus een veelgehoorde verzuchting in Nazi-Duitsland.

‘The King can do no wrong’, zo verluidt een oude maxime. Al bij de Opstand tegen Spanje hield men lang daaraan vast. Het lag aan Alva, aan Granvelle – als Filips II echt op de hoogte zou zijn, zou het er heel anders uitzien. ‘De Koning van Hispanje heb ik altijd geëerd’, zoals het nog in het Wilhelmus heet. Die fictie viel uiteindelijk niet vol te houden. Wanneer wordt dat ook voor Marokko onder ogen gezien?