Home Columns Overheid, stop met het bespioneren van moslims

Overheid, stop met het bespioneren van moslims

De recente onthulling van geheime onderzoeken door het ministerie van Sociale Zaken, gericht tegen moslims en moskeeën, heeft grote beroering veroorzaakt.

Volgens de NOS heeft het ministerie moskeeën gecontroleerd, persoonlijke informatie verzameld en leden van de moslimgemeenschap in de gaten gehouden. En dit allemaal zonder juridische grondslag. Bovendien heeft minister Karien van Gennip (CDA) onlangs in een brief aan het parlement toegegeven dat haar ministerie zich bewust richtte op ‘Nederlandse salafisten’, aanhangers van een extreem conservatieve interpretatie van de islam. Het ministerie verzamelde informatie over ‘religieuze overtuigingen, gedragingen of uitingen’ van individuen, zonder dat het ministerie hier transparant over was en bovendien zonder dat de betrokkenen hiervan op de hoogte waren.

Van Gennip had spijt en beloofde waardevolle lessen te trekken uit deze vertrouwensbreuk. Recente gesprekken tussen overheidsvertegenwoordigers en moskeeleiders laten echter zien dat de acties van haar ministerie al een negatieve impact hebben op de moslimgemeenschap. Woede en verontwaardiging nemen toe. Het zonder geldige reden uitlichten van religieuze groepen draagt bij aan de bestendiging van discriminerende praktijken.

Surveillance vertoont de neiging om grenzen te overschrijden in het streven om problematisch geacht gedrag te bestrijden. Opeenvolgende Nederlandse regeringen hebben de term gebruikt om de invloed van vermeende fundamentalistische islamitische ideologieën aan te pakken. De brede reikwijdte van de acties van de autoriteiten heeft echter onbedoeld bijgedragen aan de bestendiging van vooroordelen over en discriminatie tegen de moslimgemeenschap als geheel. Er is duidelijk sprake van islamofobie in verschillende gevallen, zoals banken die diensten aan moslimklanten weigeren, evenals discriminerende voorstellen van politici gericht tegen halal slachten en hoofddoeken. De surveillance-activiteiten van het ministerie dragen verder bij aan deze negatieve beeldvorming.

Getroffenen verdienen dat de overheid snel excuses aanbiedt en openheid van zaken geeft

Van Gennip erkende dat de acties van de overheid onbedoeld de discriminatie van moslims hebben versterkt. De voorgestelde initiatieven om nieuwe onderzoeksinspanningen te initiëren en een platform op te richten waar individuen informatie kunnen opvragen over surveillancegegevens zijn prijzenswaardige maatregelen. Maar in deze context zijn alleen mooie woorden niet voldoende. Het kwaad is geschied. De getroffenen verdienen dat de overheid snel excuses aanbiedt en openheid van zaken geeft, in plaats van een vertraagde reactie die in de verre toekomst wordt gegeven.

In Europa bestaat veel achterdocht en wantrouwen jegens moslimgemeenschappen en er wordt verkeerde informatie over hen verspreid. Er is een waarneembare en verontrustende manifestatie van islamofobie, die nu in toenemende mate doordringt in overheidsinstellingen die verantwoordelijk zijn voor het beschermen van burgers en het bevorderen van sociale eenheid. Deze ‘islamkritiek’ veroordeelt moslims bij voorbaat, is gefundeerd op hardnekkige vooroordelen en wordt in praktijk gebracht zonder enig gevoel van berouw. Deze huidige manifestatie van islamofobie kun je zien als de confirmation bias van individuen in machtsposities. In het bijzonder tegenover gemarginaliseerde groepen die beperkte toegang hebben tot de macht en niet in staat zijn om hun kritiek effectief te uiten.

Het is noodzakelijk om alle illegale surveillance-initiatieven te beëindigen die specifiek gericht zijn op aanhangers van de islam. Het is noodzakelijk voor Nederland om het probleem van islamofobie aan te pakken, ook binnen het beleid en de procedures van de overheid. Het is noodzakelijk als samenleving te blijven vasthouden aan godsdienstvrijheid en gelijke rechten voor iedereen. Echte veiligheid krijg je pas als je een alomvattend maatschappelijk kader ontwikkelt, een integrale aanpak die prioriteit geeft aan inclusiviteit in plaats van inbreuk maakt op fundamentele burgerlijke vrijheden.