Home Columns Wachten op een parlementaire enquête naar passend onderwijs

Wachten op een parlementaire enquête naar passend onderwijs

Foto: Pixabay

Scholen voor speciaal onderwijs bezwijken onder wachtlijsten’, kopte de NOS twee weken geleden op haar nieuwswebsite. Uit onderzoek van Reporter Radio van KRO-NCRV blijkt dat scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs te maken hebben met een sterke toeloop van leerlingen. Hierbij gaat het vooral om kinderen met (ernstige) gedragsproblemen en psychiatrische stoornissen.

Deze ontwikkeling is slecht voor kinderen, slecht voor leerkrachten en slecht voor de samenleving. Het is nu wachten op een Kamermeerderheid voor een parlementaire enquête naar de Wet passend onderwijs die aan de basis staat van deze ontwikkeling.

4,5 procent van de basisschoolkinderen gaat naar een school voor speciaal (basis)onderwijs. Deze 65.826 kinderen van vier tot twaalf jaar hebben een extra ondersteuningsbehoefte waardoor ze niet (volledig) in staat zijn naar een reguliere basisschool te gaan. Ook onder middelbare scholieren gaat er een groep naar een school voor voortgezet speciaal onderwijs: 3,7 procent, oftewel 37.567 jongeren van 12 tot ongeveer 18 jaar.

Deze landelijke cijfers komen uit 2018 en als we Reporter Radio moeten geloven – en ik heb geen enkele reden daaraan te twijfelen – nemen deze cijfers in 2019 in rap tempo toe. Voor mij, als ex-onderwijsbestuurder van een regionale onderwijsinstelling voor specialistisch onderwijs, is dat geen verrassing.

Via de Wet passend onderwijs die in 2014 van kracht ging, wilde de Tweede Kamer meer kinderen ‘includeren’ in het regulier onderwijs. Deze wet is niet geboren vanuit idealisme, maar primair het gevolg van de stijgende kosten door de steeds maar groeiende groep kinderen in het speciaal onderwijs.

Een leerling in het basisonderwijs kost de Rijksoverheid gemiddeld 6.900 euro per schooljaar. Gaat zo’n leerling van bijvoorbeeld zeven jaar oud naar een school voor speciaal onderwijs, dan komt daar nog eens minimaal 9.676 euro bij per schooljaar. Bij elkaar opgeteld is dat 16.576 euro per leerling per schooljaar.

Ondertussen maakt een aanzienlijk deel van deze kinderen ook gebruik van een vorm van (jeugd)zorg. Daarmee zijn de ‘kosten’ per kind voor de samenleving aanzienlijk en dat vind ik geen probleem, want beschaving kost nu eenmaal geld. Waar ik wel een probleem mee heb, zijn politieke keuzes die enkel uitgaan van financiële doelen en niet van kindgerichte doelen. Dat is nu exact mijn probleem met de Wet passend onderwijs.

Ook andere kinderen worden de dupe van de Wet passend onderwijs

Het aantal kinderen in het speciaal onderwijs, maar ook kinderen met een zogeheten ‘rugzakje’ steeg in de jaren negentig en in het begin van deze eeuw zo hard dat de Kamer stevig wilde ingrijpen. Nederland werd onderverdeeld in 76 regio’s en in elke regio kwamen ‘samenwerkingsverbanden voor passend onderwijs’, zowel voor het basisonderwijs als voor het voortgezet onderwijs.

Deze samenwerkingsverbanden mochten voortaan de pot met geld voor kinderen met een ‘extra ondersteuningsbehoefte’ gaan verdelen. Die pot was echter niet bodemloos: elke regio kreeg voortaan een vast budget op basis van een overigens willekeurig landelijk gemiddelde. Had een regio meer leerlingen in het speciaal onderwijs, dan hadden de schoolbesturen in deze regio maar pech en moesten ze uit eigen zak deze aanzienlijke meerkosten betalen.

Dat gebeurde uiteraard niet. Daarom zijn kinderen die voor 2014 naar een speciale school doorverwezen zouden worden, vanaf 2014 vaker en langer ‘vastgehouden’ op een reguliere school. Of ze gaan überhaupt niet meer naar school en heten voortaan ‘thuiszitter’.

Ondertussen zijn de leerkrachten op de reguliere scholen waar nu meer leerlingen zitten met een extra ondersteuningsbehoefte volop in de stress geschoten. Mede door passend onderwijs vinden ze dat hun werkdruk enorm is toegenomen. De burn-outepidemie houdt maar aan in het onderwijs en nieuwe leerkrachten blijven uit. Het immense lerarentekort zorgt ervoor dat klassen groter worden of soms zelfs naar huis worden gestuurd.

De Tweede Kamer is van dit alles en meer volledig op de hoogte. Talloze periodieke voortgangsrapportages, evaluatieonderzoeken en onderzoeks- en adviesrapporten zijn er in de afgelopen jaren door het kabinet gedeeld met de Kamer. Hoorzittingen, werkbezoeken en persoonlijke gesprekken met kinderen, ouders en verstandige mensen uit en rondom het onderwijs hebben eveneens plaatsgevonden.

In overleggen met minister Slob zijn Kamerleden – die niet alleen een controlerende, maar ook een wetgevende taak hebben – terughoudend om grootschalige aanpassingen te verrichten in de Wet passend onderwijs. Ze passen daarom liever kleine, soms gedetailleerde onderdelen van de wet aan dan de wet als geheel. Het gewenste maatschappelijke effect blijft dan dus ook uit.

Sterker nog: er gaan alleen maar meer leerlingen naar het speciaal onderwijs. Er zijn meer kinderen met negatieve ‘faalervaringen’ in het regulier onderwijs. Meer kosten voor schoolbesturen en scholen, waardoor ook andere kinderen de dupe worden van de Wet passend onderwijs. Meer werkdruk en stress bij leerkrachten in zowel het regulier als speciaal onderwijs. Meer ziekte en verloop van onderwijspersoneel. En zo kan ik nog wel even doorgaan.

Het wordt tijd voor integrale, samenhangende keuzes vanuit ons hoogste politieke orgaan. Ik heb niet de verwachting dat deze keuzes gemaakt zullen worden door de verantwoordelijk minister; de Tweede Kamer is daarom aan zet. Welk Kamerlid durft zich voor en achter de politieke schermen hard te maken voor een parlementaire enquête naar de Wet passend onderwijs – om op basis van de enquêteresultaten de wet als geheel grondig te herzien?