Er zijn weinig onderwerpen die tot zo veel controverse leiden als besnijdenis. Het is een onderwerp waarover sterke overtuigingen bestaan, evenals veel misverstanden. Eén daarvan kwam recentelijk terug in een in deze krant verschenen artikel, getiteld ‘Vrouwenbesnijdenis is puur traditie, het staat nergens in de Koran’. Daarin stellen enkele sleutelfiguren die zich bezighouden met de bestrijding van meisjesbesnijdenis dat het geen islamitische praktijk is, omdat het niet genoemd wordt in de Koran of de hadith en dat het voorkomt onder zowel moslims als christenen en al bestond voor de komst van de islam. Op grond daarvan achten zij het dan ook een zuiver culturele praktijk.
Meisjesbesnijdenis is wat mij betreft net zo islamitisch of niet-islamitisch (afhankelijk van het perspectief) als jongensbesnijdenis. En ik zal uiteenzetten waarom. Maar allereerst het taboe op het erkennen van meisjesbesnijdenis als islamitische praktijk. Er wordt gesteld dat het de strijd tegen meisjesbesnijdenis (female genital mutilation) zou schaden. Daar zit zeker waarheid in, maar het is eveneens waar dat de ontkenning daarvan het in kaart brengen van waar meisjesbesnijdenis precies plaatsvindt en welke oorzaken daaraan ten grondslag liggen eveneens schadelijk is. Dat is een punt dat eerder al door UNICEF is aangekaart.
Erkenning van meisjesbesnijdenis als islamitisch gebruik hoeft dus niet per definitie de strijd tegen deze kwalijke praktijk te schaden. Sterker nog, het kan haar juist verder helpen, want wanneer we beseffen dat iets niet een louter culturele, maar ook religieuze praktijk is, moet de strijd ertegen ook op religieus niveau gevoerd worden. Alternatieve religieuze interpretaties die zich daartegen afzetten zijn dus nodig en in islamitische hoek zijn die er ook. Ik wens dus ook geenszins te betogen dat de islam per definitie meisjesbesnijdenis gebiedt, maar het kan niet ontkent worden dat deze praktijk wel degelijk tot de islam gerekend kan worden. Om drie redenen. Als eerste zien we dat er wel degelijk enkele hadiths te vinden zijn waarin Mohammed deze praktijk goedkeurt. Onder moslimgeleerden zijn meningsverschillen over de authenticiteit van deze hadiths, maar door sommigen van hen worden ze authentiek genoeg geacht om meisjesbesnijdenis als ‘aanbevolen’ te kunnen bestempelen. Met als gevolg dat het ook door sommige geleerden binnen de hanafitische, malikitische en hanbalitische wetscholen van de soennitische islam aanbevolen wordt. De shafitische wetschool, waar circa dertig procent van de moslims wereldwijd toe kan worden gerekend, acht het zelfs, net als jongensbesnijdenis, verplicht. Meisjesbesnijdenis komt dan ook het meest voor in de gebieden waar de shafitische wetschool dominant is: het Nijl-gebied, de Hoorn van Afrika, Koerdistan, Maleisië en Indonesië. In sommige van deze gebieden bestond meisjesbesnijdenis al vóór de komst van de islam. Niet in Indonesië. Meisjesbesnijdenis arriveerde daar pas met de komst van de (shafitische) islam. En toen recentelijk de Indonesische overheid een campagne voerde tegen meisjesbesnijdenis, was het de raad van islamitische leiders die daartegen in het geweer kwam en besnijdenis bestemplede als een vereiste voor elke vrouw.
Wat betreft de gelovigen, ten slotte, kunnen we stellen dat meisjesbesnijdenis een islamitische praktijk is, omdat wereldwijd veel moslims dat vinden en het ook praktiseren. Er zijn zoals gezegd wat dat betreft verschillen tussen de verschillende wetscholen. De malikitische wetschool beveelt het bijvoorbeeld aan, maar stelt ook dat lokale gewoonten intact gehouden moeten worden. Daarom komt meisjesbesnijdenis bijvoorbeeld wel voor onder moslims in West-Afrika, waar het al bestond voor de komst van de islam, maar niet in Noord-Afrika. Ook onder hanafieten wereldwijd wordt meisjesbesnijdenis amper gepraktiseerd. Marokkaans- en Turks-Nederlandse moslims zullen het dan ook niet als een praktijk erkennen die tot hun islamitische stroming wordt gerekend, aangezien bijna alle Marokkanen malikitisch en bijna alle Turken hanafitisch zijn. Maar dat wil niet zeggen dat het niet wel bij andere islamitische geloofsstromingen hoort en dat op grond daarvan wel degelijk gesteld kan worden dat meisjesbesnijdenis niet alleen een culturele, maar ook een religieuze praktijk is.
Nu komt meisjesbesnijdenis wereldwijd minder vaak voor dan jongensbesnijdenis, maar beide komen vooral terug in een islamitische context. Jongensbesnijdenis wordt wereldwijd door moslims verplicht geacht. Maar indien je de argumenten tegen meisjesbesnijdenis aanhangt en het islamitische gehalte van meisjesbesnijdenis ontkent, dan zou je eveneens tegen het islamitische gehalte van jongensbesnijdenis moeten zijn. Want ook jongensbesnijdenis wordt niet in de Koran genoemd, binnen andere religies gepraktiseerd en is een pre-islamitische praktijk. En tot slot bestaat er ook bij jongensbesnijdenis een groot risico op complicaties, een reden waarom de Nederlandse artsenfederatie KNMG van mening is dat naast een verbod op meisjesbesnijdenis ook een verbod op jongensbesnijdenis zou moeten komen. Op grond daarvan zouden we dan ook moeten stellen dat op basis van de bovenstaande argumenten meisjesbesnijdenis én jongensbesnijdenis ofwel beide als islamitisch ofwel beide als niet-islamitisch gezien zouden moeten worden. Beide worden niet in de Koran, maar wel in de hadith genoemd. Beide worden binnen de shafitische wetschool verplicht geacht. Beide bestonden al voor de komst van de islam. Beide worden wereldwijd door grote groepen moslims gepraktiseerd. En beide leveren de nodige risico’s op voor de gezondheid van diegene die besneden wordt. En tegen beide, ten slotte, kun je vanuit islamitisch en ethisch perspectief wel degelijk argumenten inbrengen. Indien je dan ook van mening bent dat vanuit religieus of ethisch perspectief meisjesbesnijdenis bestreden zou moeten worden, dan zou eenzelfde conclusie getrokken moeten worden met betrekking tot jongensbesnijdenis.