Home Interview De Swarte Bladzijden Dilara Bilgic: ‘De leraar vroeg of ik aan het radicaliseren was’

Dilara Bilgic: ‘De leraar vroeg of ik aan het radicaliseren was’

Beeld: Dilara Bilgic

Discriminatie, als thema is het meer in de media dan ooit. Hoe gaan we er mee om? Wordt het beter? Wordt het slechter? Tijd om de tijdgeest te toetsen. Gijs de Swarte spreekt ervaringsdeskundigen en topwetenschappers over de stand van zaken en persoonlijke pijnpunten.

Dilara Bilgic (2002) is schrijver, geeft lezingen en studeert Psychologie. In 2020 verscheen haar debuut De Black Box Democratie, een politiek-filosofische analyse van de democratie in Nederland. Dit jaar verscheen bij uitgeverij Pluim haar tweede boek De gelabelde, over de invloed van labels op het leven van mensen.

Beeld: Pluim

Om maar meteen met de deur in huis te vallen: wat zijn de meest pijnlijke momenten die je zelf heeft meegemaakt?

‘Dit schiet me nu even te binnen: op de middelbare school droeg ik meestal een wijde broek en tuniek. Eenmaal had ik een lange zwarte jurk aan. Toen ik de klas in kwam, vroeg de leraar of ik aan het radicaliseren was. Dat kwam wel binnen.’

Waarom?

‘Het was in de vijfde en dan weet je inmiddels wel een beetje wat er speelt in de maatschappij, qua polarisatie en stereotyperingen. Maar ik dacht ook: zo word ik dus blijkbaar gezien. Dichter bij IS dan de anderen.’

Een label?

‘Ja.’

‘De positieve eigenschappen tonen van een groep die een negatief stigma heeft, kan tegenwicht bieden aan impliciete en onbewuste associaties’

Labels uitdelen is volgens jou een begrijpelijke en dus niet zomaar een verwijtbare menselijke reflex…

‘Ja. Die leraar had geen kwade bedoelingen. En hij is, zoals wij allemaal, ook maar een product van de samenleving waarin hij leeft en waarin dit soort associaties worden gemaakt.’

Zit er misschien ook zelfbescherming in die redenatie?

‘Wellicht. Ik ga bij dit soort dingen op zoek naar het achterliggende psychologische mechanisme. Toevallig maak ik hier onderdeel uit van een gemarginaliseerde groep, maar in een ander land gaat het om andere groepen die discrimineren en worden gediscrimineerd.’

Ik kan me voorstellen dat jouw psychologiestudie een voordeel kan zijn bij het omgaan met dit soort dingen.

‘Wat ik heel fascinerend vind, is het onderzoek dat professor Daniël Wigboldus (hoogleraar in de sociale psychologie, red.) heeft gedaan naar ‘aversief – oftewel: impliciet – racisme’. Uit dat onderzoek kwam naar voren dat mensen die op expliciet niveau wel vinden dat we allen gelijkwaardig zijn – onbewust – toch ongemak kunnen ervaren en graag afstand houden van mensen met een andere kleur of leden van een minderheidsgroepering. Een onderliggend mechanisme daarbij is dat we onderscheid hebben leren maken op basis van snelle associaties. ‘Dit is een beker, die ziet er ongeveer zo uit, daar kun je dat en dat mee doen – en dat gaat op voor alle bekers.’ Noodzakelijk en uiterst handig in het leven. Je hoeft niet heel diep na te denken en je geheugen aan te spreken als je weer eens een beker tegenkomt. Dat is labelen in essentie.’

En daar moeten we vanaf?

‘Nee, totaal niet. Het punt is dat we vaak meteen een heel beeld inkleuren. Bij het begrip ‘student’ vallen de negatieve associaties natuurlijk wel mee. Bij begrippen als ‘wappie’, ‘salafist’ en ‘PVV’er’ ligt dat heel anders. Maar het is een misvatting dat ik tegen labels ben. We kunnen taalkundig en psychologisch niet zonder labels.’

Als het zo’n essentieel aspect is van ons zijn, lijkt me dat niet erg hoopvol.

‘Nou dat valt wel mee. Want we zijn ook in staat ons te verbeteren op dit gebied. Dat is uitgebreid onderzocht en aangetoond. Bewustwording is daarbij een sleutelbegrip. Zo blijkt dat je met exact dezelfde sollicitatie met een Arabische naam minder kans maakt om aangenomen te worden dan met een Nederlandse naam, máár dat dit effect verdwijnt zodra de recruiter erop gebrand is niet bevooroordeeld over te komen. De positieve eigenschappen tonen van een groep die een negatief stigma heeft, kan ook werken om tegenwicht te bieden aan de impliciete en onbewuste associaties.’

Jij ziet dat als een van de oplossingen? 

‘Het is een eerste stap. Op microniveau is er genoeg te doen. Bij de nare reacties die ik soms krijg, helpt het bijvoorbeeld om het niet meteen persoonlijk nemen. Het helpt ook om er vervolgens over te praten met de ander. Communiceren is sowieso de weg, als er maar enigszins ruimte voor is.’