Op 2 november is het twintig jaar geleden dat filmregisseur, interviewer, columnist Theo van Gogh op gruwelijke wijze werd vermoord door Mohammed Bouyeri. De historicus Jaap Cohen schreef een prachtige biografie: De bolle Gogh.
Waarom besloot je een biografie te schrijven over Theo van Gogh?
‘Ik ben opgegroeid in de jaren tachtig en negentig en kende Van Gogh vooral van televisie, waar hij toen volop aanwezig was. Hij presenteerde bijvoorbeeld de absurdistische ‘anti-datingshow’ De Hunkering en Een Prettig Gesprek, waarin hij liet zien dat hij een van de beste interviewers van zijn generatie was. Later bekeek ik ook zijn films, zoals Interview, met Katja Schuurman en Pierre Bokma. Maar ik las ook zijn columns waarin hij mensen moedwillig diep wist te kwetsen en beledigen. Al die kanten naast elkaar, dat fascineerde me.’
‘Hoe kan het dat iemand die aan de ene kant zo ontzettend lief, hartelijk en charmant is, ook zo ontzettend erop uit kan zijn om anderen te kwetsen?’
Je bent zeven jaar met het leven van Theo van Gogh bezig geweest. Wat heeft je het meest verrast?
‘Dat hij nog veel meer kanten had. Hij had bijvoorbeeld het vermogen om met iedereen een heel persoonlijke relatie aan te gaan, maar dan altijd op een andere manier. Zo raakte hij met twee dames aan de praat die hun hond uitlieten in het park. Ze besloten elkaar brieven te gaan schrijven over de relatie met hun moeders. Ze schreven elkaar drie jaar lang, misschien wel honderden heel persoonlijke brieven. Zo had hij met veel mensen een unieke, persoonlijke relatie. Als je al die mensen spreekt en al die brieven leest, leer je al die verschillende kanten van hem kennen. Hierdoor kreeg ik ook een beter beeld van waarom zijn relaties vaak eindigden. Hij kon zich dan plots tegen iemand keren en met veel woede de deur dichtgooien.’
Waar kwam die woede, die haat dan vandaan?
‘Dat is voor mij de hoofdvraag van het boek: Hoe kan het dat iemand die aan de ene kant zo ontzettend lief, hartelijk en charmant is, ook zo ontzettend erop uit kan zijn om anderen te kwetsen? Er zijn meerdere factoren die een rol speelden. In zijn familie kwamen veel psychische problemen voor en als nazaat van Vincent van Gogh voelde hij druk om ook zelf iets bijzonders te doen. Toen hij negen was, schreef een onderwijzeres dat hij een sterk minderwaardigheidsgevoel had. Hoewel hij zijn jeugd vaak ‘gelukkig’ noemde, vertelde hij ook over de ruzies van zijn ouders. Afwijzingen, zoals die van de filmacademie, hakten er diep in. ‘Rancune is een respectabele drijfveer’, zei hij vaak.
De relatie met zijn moeder was een ook belangrijk thema. Theo vertelde aan velen dat hij met haar naar bed was geweest, vaak quasi-grappend. Zijn moeder ontkende dit, maar er waren waarschijnlijk wel relaties tussen haar en vrienden van Theo toen hij zestien of zeventien was. Mogelijk verzon hij het ene verhaal om het andere te overschaduwen, maar dat is mijn theorie. Al deze factoren droegen bij aan wie hij uiteindelijk werd.
Ik denk dat hij eenzaam was, dat hij altijd op zoek was naar contact en reacties wilde uitlokken. Hij had intense vriendschappen, maar ook felle vetes. Dat is ook een vorm van contact. Ik vond een treffende tekst van een Zweedse schrijver van honderd jaar geleden, Hjalmar Söderberg: ‘Men wil bemind worden, bij gebrek daaraan bewonderd, bij gebrek daaraan gevreesd, bij gebrek daaraan verafschuwd en veracht. De ziel huivert voor de leegte en wil tot iedere prijs contact.’ Dat raakte volgens mij wel de kern, daarom heb ik dat als motto van het boek genomen.’
In het verlengde hiervan ligt misschien zijn bijna dwangmatige behoefte om te provoceren. Die behoefte hebben natuurlijk wel meer kunstenaars, maar bij hem ging het wel ver. Wat wilde hij met die provocaties?
‘Ik denk dat niemand in de recente Nederlandse geschiedenis zo ver is gegaan. Hij was eigenlijk een soort aandachtsjunk. Hij wilde zien hoe ver je kon gaan met vrijheid, wat de grenzen waren. Hij trapte consequent tegen heilige huisjes. Vanaf de jaren zestig en zeventig kon je Christus al beledigen, dat had onder andere Gerard Reve al voor elkaar gekregen, maar er waren nog wel wat taboes over. En daar ging hij tegenin. En zijn kritiek verwoordde hij dan in keiharde stukken. Toen hij van een vriendin kritiek kreeg op zijn eerste artikel waarin hij een grap over Anne Frank maakte, voegde hij er juist nog twee grovere grappen aan toe. Dat was kenmerkend voor hem, altijd een schepje erbovenop. Nooit excuses maken, altijd de vlucht naar voren. Dat is iets wat je soms bij andere mensen, zoals Trump en Wilders, ook ziet. Ze maken nooit excuses, maar gaan altijd door.’
Wanneer kreeg hij de islam in zijn vizier?
‘Ik denk dat het begon eind jaren tachtig met een cabaretprogramma van het gezelschap Zak en As, met Erik van Muiswinkel en Justus van Oel. Zij hadden in hun show een Allah-lied, waarin ze onder andere zongen: ‘Allah houdt van tolerantie, dat wil zeggen, die van u. Maar wie naaktzwemt op vakantie, gaat in Allahs vleesfondue’ Er was in die tijd geen ophef over het lied, maar toen Theo het hoorde, dacht hij: hier moet ik iets mee doen. Later werd de aandacht voor de islam in Nederland groter door de Rushdie-affaire. Dat was een kantelmoment, omdat duidelijk werd dat de vrijheid van meningsuiting overal kon worden ingeperkt door een fatwa.
Daarna kwam Bolkestein die kritisch was over de islam. Theo schaarde zich direct achter hem. Van huis uit was hij helemaal geen VVD’er, maar Bolkestein raakte hem. Bolkestein had ook zelfspot, en dat waardeerde Theo enorm. Toen nam Fortuyn dat stokje over van Bolkestein, en Theo vond Fortuyn helemaal fantastisch. Hij noemde hem ‘de Goddelijke Kale’ en had bijna dagelijks contact met hem.
Theo was inmiddels gaan spreken over de ‘vijfde colonne van de geitenneukers’. In het begin bedoelde hij daarmee de radicale orthodoxe moslims, maar later omschreef hij daarmee bijna alle moslims. Dat was een wezenlijk verschil met zijn eerdere beledigingen, die altijd op individuen gericht waren. Nu ging het over een hele bevolkingsgroep.’
‘Dat was een van Theo’s grote talenten: hij kon mensen het gevoel geven dat ze gezien en gehoord werden’
Wat was zijn belangrijkste drijfveer om zo tegen de islam te keer te gaan?
‘Hij had een onderwerp te pakken waarmee hij reacties kreeg, en dat was iets waar hij altijd naar op zoek was. Maar ik denk ook dat er een oprechte angst bij zat dat de islam aan invloed zou winnen en dat de vrijheden die in de jaren zestig en zeventig bevochten waren, onder druk zouden komen te staan. Hij had het gevoel dat die vrijheden – waaronder de vrijheid om alles te mogen bespotten – bedreigd werden.’
Op een gegeven ogenblik kreeg zijn strijd tegen de islam een gezicht: Fatima Elatik werd zijn doelwit. Hoe ontstond dat?
‘Dat begon met een aflevering van het tv-programma Het Zwarte Schaap, waarin de jonge Fatima Elatik – toen 27 – hem bekritiseerde. Theo zag in haar een ideale tegenstander en zocht naar een moment om haar aan te pakken. Dat vond hij toen Fatima in een krantenartikel reageerde op het afgelasten van het toneelstuk Aïsja en de vrouwen van Medina, omdat acteurs zich vanwege bedreigingen uit Marokko hadden teruggetrokken. Fatima zei: ‘Ik weet niet zo zeker of het afgelasten van dat theaterstuk in Rotterdam onterecht is. Als grote groepen mensen dat als kwetsend ervaren, is het ook moedig om het niet te doen.’ Ze vond dat de vrijheid van meningsuiting te vaak werd misbruikt, en noemde daarbij Theo als voorbeeld van iemand die joden en moslims kwetste. Theo ging vervolgens volop in de aanval met advertenties, stukken en brieven. Fatima kreeg alles over zich heen; dat moet enorm intimiderend voor haar zijn geweest.
Jaren later ontmoetten ze elkaar toevallig in een kroeg na een interviewprogramma. Ze keken elkaar in de ogen, en het was alsof al die beledigingen van de voorbije jaren wegvielen. Dat was een van Theo’s grote talenten: hij kon mensen het gevoel geven dat ze gezien en gehoord werden. Fatima zag op haar beurt ineens een kwetsbare kant van hem, als een jongetje dat eigenlijk een knuffel nodig had. Dat moment zegt veel over hen beiden. Ze spraken af om elkaar nog een keer te zien, maar dat is niet meer gebeurd.’
Theo van Gogh werd uiteindelijk door Mohammed Bouyeri vermoord naar aanleiding van de film Submission die hij samen met Ayaan Hirsi Ali maakte. Hoe kwam die film tot stand?
‘Ze ontmoetten elkaar voor het eerst bij Theodor Holman thuis. Theo had Ayaan altijd publiekelijk gesteund. Zij wilde een statement maken over vrouwenonderdrukking binnen de islam, en dat werd Submission. Theo wilde de film regisseren, maar het was volledig Ayaans project. In Theo’s oeuvre is het een vreemde eend in de bijt, zonder enige zelfspot.’
In de film zijn koranverzen op het lichaam van een vrouw gekalligrafeerd, waaronder een vers waarin staat dat een man zijn vrouw mag slaan. Besefte Theo dat het gevaarlijk kon zijn?
‘Daarom besloten ze dat alleen hun namen op de aftiteling zouden staan, om andere medewerkers te beschermen. Ayaan had op dat moment al zware beveiliging, en Theo kreeg ook twee dagen beveiliging, maar niet continu. Dat bespotte hij. ‘Laten we hopen dat onze vrienden van Al-Qaeda de diensttijden van de Amsterdamse politie in acht nemen’, zei hij. Theo maakte altijd grappen over zijn veiligheid, hij zag zichzelf als de dorpsgek. Hij wilde geen angst tonen, bleef door de stad fietsen en liet zijn telefoonnummer en adres gewoon in het telefoonboek staan. Maar diep van binnen voelde hij wel dat het gevaarlijk was. Kort voordat hij vermoord werd, stuurde hij zijn onderburen een brief waarin hij hen aanraadde om, op zijn kosten, gewapend glas voor het raam van hun kinderen te plaatsen.’
‘Ik zie Theo niet snel als PVV-aanhanger’
Stel dat Theo nog had geleefd. Wat had hij dan gedaan? Had hij dezelfde positie gehad in het publieke debat?
‘Ik denk dat hij nog steeds in het middelpunt van de belangstelling zou staan. Daar had hij een instinct voor, steeds op zoek naar nieuwe taboes. Hij zou de koning zijn geweest van Twitter, van X. Zo’n medium zou perfect voor hem zijn geweest. Maar ik denk ook dat hij een dagelijkse podcast zou hebben gehad met ontzettend veel luisteraars. Hij was een enorm goede interviewer.’
Wat zou hij van Wilders en de PVV hebben gevonden?
‘Dat weet ik niet. Met figuren als Bolkestein en Fortuyn had Theo affiniteit, omdat zij beiden een vorm van zelfspot hadden en het gesprek aangingen. Dat doet Wilders niet. Bovendien heeft Wilders nu de macht, en Theo schopte altijd tegen de macht. Ik zie Theo niet snel als PVV-aanhanger, maar dat is een gevoel; het blijft koffiedik kijken.
Wat is het gevolg van de moord op Theo geweest?
‘Dat onderzoek ik niet in mijn boek, maar de moord heeft natuurlijk een enorme impact gehad op het maatschappelijke debat. Het heeft ook een grote negatieve invloed gehad op de positie van moslims in Nederland. Er is een enorme anti-islam-stroming opgekomen. Volgens een recent onderzoek heeft meer dan de helft van de moslims in Nederland zich de afgelopen jaren gediscrimineerd gevoeld. Dat is nogal wat. Je kunt het niet één op één koppelen aan Theo, maar ik denk dat hij dat sentiment wel heeft aangewakkerd door stelselmatig moslims als ‘geitenneukers’ te bestempelen.’
Wat kunnen we leren van Theo’s levensverhaal?
‘Dat is een lastige vraag. Het zet je in ieder geval aan het denken over de grenzen van vrijheid van meningsuiting en over botsende grondrechten. Die thema’s stonden centraal in Theo’s leven en blijven actueel. Theo nam ontzettend veel ruimte in beslag en liet daarmee soms weinig ruimte voor anderen. Daarom vond ik het mooi om het boek De Bolle Gogh te noemen, naar de bijnaam die hij, met zijn kenmerkende zelfspot, voor zichzelf had bedacht.’
Jaap Cohen, De bolle Gogh, uitgeverij Querido, 688 blz., € 34,99