Home Interview Hoofdredacteur eist gerechtigheid in zaak vermoorde journalist

Hoofdredacteur eist gerechtigheid in zaak vermoorde journalist

Foto: IAS. Rober Koptas is in 1977 geboren in Istanbul. Hij studeerde Economie en Industrie aan de Marmara Universiteit en Geschiedenis aan de Bogazici Universiteit, waar hij ook promoveerde. Hij ging in 2006 aan de slag als columnist voor het Turks-Armeense weekblad Agos. Sinds 2010 is hij hoofdredacteur van het blad.
Hoofdredacteur Rober Koptas eist gerechtigheid van de Turkse staat in de Hrant Dink-moordzaak. ‘De rol van de diepe staat in de moord wordt volledig genegeerd.’

Journalist Rober Koptas is ontevreden over het verloop van het gerechtelijk onderzoek naar de moord op Hrant Dink. In een interview met deze krant zegt hij dat de ‘diepe staat’ achter de moord zit.

‘Diepe staat’ is een veelgebruikte term in Turkije. Het zou een ‘staat binnen een staat’ zijn die geleid worden door hooggeplaatste figuren binnen onder meer de strijdkrachten, politie, gendarmerie, inlichtingendienst, rechterlijke macht en onderwereld.

De Armeense Koptas is hoofdredacteur van Agos, een Turks-Armeens weekblad dat in 1996 is opgericht door Dink. Dink was een Armeense gemeenschapsleider en hoofdredacteur van Agos, tot hij op 19 januari 2007 op 52-jarige leeftijd op klaarlichte dag werd doodgeschoten voor het hoofdkantoor van het blad in Istanbul. Daar komen elk jaar op 19 januari duizenden mensen bijéén om Dink te herdenken. Daarbij worden borden gedragen met teksten als ‘wij zijn allemaal Hrant’ en ‘wij zijn allemaal Armeniërs’. De moord is tot op heden niet volledig opgelost. De man die hem doodschoot, de ultranationalist Ogün Samast, werd op zeventienjarige leeftijd veroordeeld tot bijna 23 jaar gevangenisstraf voor moord met voorbedachte rade. Bewijsmateriaal in de zaak wijst er echter op dat Samast niet alleen handelde. De nabestaanden van Dink roepen de autoriteiten dan ook al jaren op alle details van de moord aan het licht te brengen en alle betrokkenen te vervolgen. Dat is tot nu toe een doodlopende weg gebleken.

Dink was geliefd in Turkije, getuige de tienduizenden rouwenden van verschillende etnische en religieuze achtergronden die eind januari 2007 de straat opgingen in Istanbul om hem de laatste eer te bewijzen. Maar hij had ook vijanden, met name binnen nationalistische en islamistische kringen, omdat hij openlijk sprak over de Armeense genocide. Turkije claimt dat uitroeiing van Armeniërs door de Ottomaanse staat niet aan de orde was, maar dat aan beide kanten doden zijn gevallen door oorlogsomstandigheden. Dink bekritiseerde de bagatallisering en ontkenning van de massamoord, maar riep ook op tot verzoening tussen de Turkse en Armeense gemeenschappen. Dat deed hij in een periode waarin het in Turkije weinig aandacht kreeg in de media en nauwelijks werd bestudeerd door academici. Dat veranderde enigszins, maar Dink maakte dat niet mee, omdat het zijn dood was die leidde tot groeiende interesse in het onderwerp.

De Kanttekening sprak Koptas, onder meer over de moord op Dink, Dinks invloed op de Turks-Armeense gemeenschap en de belemmeringen voor verzoening tussen Turken en Armeniërs.

Waarom zijn zo veel feiten rond de moord op Dink nog steeds niet aan het licht gebracht?
‘De manier waarop de zaak tot nu toe is behandeld kan gezien worden als een spelletje dat gericht is op het beïnvloeden van de publieke opinie. Het is een toneelstuk, opgevoerd door het duistere machtscentrum binnen de staat (‘diepe staat’, red.) dat er niet voor terugdeinst moorden te plegen om staatsbelangen veilig te stellen. We weten dat de moord is gepleegd onder zeer verdachte omstandigheden. We weten dat een aantal overheidsfunctionarissen direct betrokken was, terwijl andere overheidsfunctionarissen de moord oogluikend hebben toegestaan of bewijzen hebben achtergehouden. De vele documenten en bewijsstukken die dat bewijzen worden genegeerd. De staat heeft Dink niet beschermd, geen degelijk onderzoek ingesteld en de veroordeling van overheidsfunctionarissen belemmerd. De rechtbank achtte georganiseerde misdaad onbewezen, maar kon dat niet hard maken. Ze gaf dan ook uiteindelijk noodgedwongen toe dat haar eigen vonnis ‘gebreken bevat’. Politici toonden zich ontevreden over dat besluit. Daarop verklaarde het Hooggerechtshof het vonnis nietig en kwam op de proppen met een merkwaardige profielschets van de organisatie achter de moord. Ze kwalificeerde de organisatie als een ‘gewone’ misdaadorganisatie in plaats van een ‘diepe’ misdaadorganisatie met politieke banden en motieven. Dat is een onvolledig beeld van de werkelijkheid, omdat het impliceert dat de moord uitsluitend is gepland en gepleegd door een groepje jongeren uit Trabzon. De rol van de diepe staat in de moord wordt volledig genegeerd.’

Onlangs hebben de nabestaanden van Dink felle kritiek geuit op het verloop van het proces en bekendgemaakt dat ze de zittingen niet meer zullen bijwonen. Is er geen hoop op gerechtigheid?
‘Datgene wat gezegd moest worden heeft de familie Dink een dag voor de rechtszitting van 17 september middels een verklaring naar voren gebracht. De familieleden hebben besloten de rechtszittingen niet meer bij te wonen, omdat ze tot de conclusie zijn gekomen dat het verloop van het proces onacceptabel is; dat de moord een georganiseerde moord is en overheidsfunctionarissen berecht moeten worden. Dat is veelzeggend. Het laat zien dat we ver verwijderd zijn van gerechtigheid. De regering heeft er alles aan gedaan om het recht niet te laten zegevieren. Zolang de moord op Dink niet wordt opgehelderd, is het niet mogelijk om de diepe staat aan het licht te brengen. Met het Ergenekon-proces en het verwante Balyoz-proces (Ergenekon en Balyoz zouden de namen zijn van vermeende coupplannen om Erdogan af te zetten; Ergenekon zou tevens de naam zijn van de vermeende geheime organisatie achter de vermeende coupplannen; Ergenekon-verdachten verschenen voor het eerst voor de rechtbank in 2008 en Balyoz-verdachten in 2010, red.) is dit machtscentrum deels ontmanteld, maar om het in zijn geheel af te breken, is het noodzakelijk dat de Dink-zaak wordt opgelost. De AKP beschikt niet over de politieke wilskracht en vastberadenheid om dat te bewerkstelligen.’

Waarom niet?
‘De AKP heeft te maken gehad met serieuze bedreigingen, dat moet gezegd worden. Denk maar aan de coupdreigingen tegen de partij en de ontbindingszaak (in 2010 werd na de opheffing van het hoofddoekverbod op de universiteiten een verzoek ingediend bij het Constitutioneel Hof om de AKP te ontbinden, omdat de partij de seculiere staat zou ondermijnen en het land zou willen islamiseren, red.). Dat waren uiterst belangrijke affaires voor het democratiseringsproces. Uiteraard was het nodig om de regering op bepaalde vlakken te verdedigen en dat hebben wij gedaan. Het Ergenekon-proces was hoopgevend, maar het evolueerde tot iets heel anders. Sinds de start van het proces is duidelijk geworden dat de AKP slechts bepaalde groepen in het vizier heeft. De AKP richt zich alleen op groepen die een gevaar vormen voor de partij zelf. Ze heeft niet de intentie om af te rekenen met de ‘diepe staat’ in zijn geheel en een algehele transformatie van het machtssysteem te verwezenlijken. Ik deel de visie dat de meeste Ergenekon-verdachten die zijn berecht, daadwerkelijk schuldig zijn. Zij zijn dan ook reeds gestraft. Het Ergenekon-proces had echter veel meer potentie, het had Turkije fundamenteel kunnen veranderen. Het had de potentie om de capaciteiten van de staat om misdaden te begaan, volledig af te breken. Helaas is dat niet gelukt. Dat een aanpak gericht op een grondige transformatie van het machtssysteem niet tot uiting is gekomen in de Dink-zaak, is het gevolg van het feit dat de AKP een akkoord heeft gesloten met de diepe staat. Daarom heeft ze ervan afgezien het aandeel van de diepe staat in de moord op Dink te onthullen. Ze heeft daarmee de bedreigingen van de diepe staat aan haar eigen adres van zich afgewend. Wat we tot nu toe hebben gezien, is een houding die gericht is op het wegmoffelen van de waarheid. De AKP heeft genoegen genomen met het laten arresteren en berechten van de schutter. Daarom zijn we op dit moment ver verwijderd van gerechtigheid, wat erop neerkomt dat we ook ver verwijderd zijn van democratie. De diepe staat kan ook in de toekomst weer moorden of andere misdaden plegen. Daarom willen wij gerechtigheid.’

In 2015 vindt de honderdste herdenking van de Armeense genocide plaats. Dat zal ongetwijfeld zorgen voor spanningen tussen Turken en Armeniërs. Wat belemmert verzoening tussen de twee bevolkingsgroepen? 
‘Een combinatie van ontkenning, nationalisme en woede zorgt ervoor dat geen opbouwende dialoog tot stand kan komen. Onder zulke omstandigheden is bouwen aan een gezamenlijke toekomst niet mogelijk. Als iemand die vrede wil tussen de Turkse en Armeense gemeenschappen, zet ik me in om hier verandering in te brengen. Ik nodig beide kanten uit tot gematigdheid en het vinden van een middenweg. Natuurlijk zal de kwestie niet opgelost worden in 2015, het échte werk zal daarna pas beginnen. We hebben nog een lange weg te gaan.’

Wat verwacht je van de Turkse staat?
‘Ik weet dat Turkije niet van de éne op de andere dag de genocide zal erkennen. Het land is daar niet klaar voor, daar ben ik me van bewust. Maar het primaire probleem is het taalgebruik. Er wordt geen respect getoond voor het leed van de Armeniërs. De Turkse staat voert een beleid van absolute ontkenning. Alsof er niets is gebeurd, alsof Armeniërs niet zijn gedood of gedwongen te emigreren. Turkije moet ruimte creëren voor vrije discussie, zodat openhartig besproken kan worden wat zich in het verleden heeft afgespeeld. Op basis van de resultaten die daaruit voortkomen, moet de inhoud van studieboeken worden aangepast. Het hoeft niet persé zo te zijn dat het drama dat zich heeft afgespeeld gedefinieerd wordt als een daad van genocide, maar men is wel verplicht om duidelijk te maken hoeveel Armeniërs er zijn gestorven en wat ze hebben meegemaakt. Het garanderen van geschiedschrijving gebaseerd op feiten en waarheden, dat zou de eerste taak van de Turkse staat zou moeten zijn.’

En dan?
‘Als Turkije erin slaagt een omslag te realiseren en het Armeense leed serieus te nemen, dan zullen Turken een positievere, meer open houding ontwikkelen tegenover Armeniërs en meer begrip tonen voor hun leed en frustraties. Dan zal de Armeense gemeenschap daar een passende reactie op geven. Ze zullen hun woede overwinnen. Armeniërs zijn immers ook ‘kinderen’ van Anatolië. Het moet niet vergeten worden dat de slachtoffers van de genocide in dit land hebben geleefd. Ze hebben hier gewerkt, ze zijn hier getrouwd, ze zijn hier gestorven. En wij zijn hun erfgenamen. Het feit dat mijn opa hier honderd jaar geleden bezittingen had, een huis, tuin of andere bezittingen, maakt mij zijn erfgenaam. Niemand die een geweten heeft, kan dat ontkennen.’

Dink was kritisch over de bemoeienis van het Westen met de betrekkingen tussen de Turkse en Armeense gemeenschappen. Hij verklaarde dat het Westen een belangrijke rol heeft gespeeld in het ontwrichten van de banden tussen de twee bevolkingsgroepen. Hoe moeten westerse landen zich gedragen om een bijdrage te kunnen leveren aan het vinden van oplossingen?
‘Alle partijen moeten, zoals Dink dat ooit zei, denken in termen van het eigen aandeel in de gebeurtenissen die in het verleden hebben plaatsgevonden. Op basis daarvan moeten ze in gesprek gaan met elkaar. We weten wat voor een desastreus effect de imperialistische politiek van het Westen had op het Ottomaanse Rijk. Zo is het bijvoorbeeld niet mogelijk de Armeense genocide te begrijpen en in de juiste context te plaatsen zonder de rol van de Duitsers te analyseren. Daarom moeten degenen die Turken en Armeniërs advies willen geven, eerst hun eigen troep opruimen. Dat is een morele noodzaak. Als het Westen eerst zijn eigen rol zou erkennen en zich daarna pas zou richten op inmenging, zou dat Turken en Armeniërs veel tijd en hoofdpijn besparen. In Turkije bestaat namelijk de perceptie dat westerse landen steeds op de proppen komen met de Armeense genocide, omdat ze het slecht voorhebben met Turkije. Als het Westen deze perceptie kan veranderen, dan zal een zware last vallen van de schouders van de mensen in Turkije die deze kwestie openlijk willen bespreken. Dat zal er ook voor zorgen dat de invloed van de nationalisten wordt teruggedrongen. De positie van de nationalisten rond deze kwestie is namelijk vooral een uiting van verzet tegen het Westen. De meeste nationalistische standpunten zijn daardoor geïnspireerd. Door in te spelen op frustraties en anti-westerse sentimenten, claimen ze dat Armeniërs de ‘leugen’ van genocide verkondigen, omdat ze marionetten zijn van het Westen. Dat klopt niet. Armeniërs vertegenwoordigen namelijk dat waar ze zelf in geloven. Ze verkondigen hun eigen waarheden. Uiteraard worden ze daarbij ook weleens misbruikt door het Westen. Landen die daadwerkelijk dialoog willen moeten zich richten op het bevorderen van de toenadering tussen de Turkse en Armeense gemeenschappen, zodat nieuwe generaties Turken en Armeniërs in volledige harmonie samen kunnen leven. Oprechtheid is cruciaal. Dat moet de basis van inmenging zijn. Een vals beleid gericht op het gebruiken van het Armeense leed tegen de Turken zal meer nadelen dan voordelen scheppen.’

Wat is de belangrijkste verandering die de Turks-Armeense gemeenschap heeft meegemaakt sinds de moord op Dink?
‘De Armeense gemeenschap leeft in het algemeen in angst. Dat is niet gek, aangezien ze is onderdrukt en zware politieke druk heeft ervaren. Daarom kunnen veel Armeniërs zich niet goed uitdrukken. Velen geven de voorkeur aan het lijden van een rustig bestaan en treden niet graag op de voorgrond. Met Agos slaagde Dink erin om die mentaliteit te doorbreken. Het was voor het eerst dat een Turkse Armeniër op de voorgrond trad, openhartig zijn verhaal vertelde, zijn rechten verdedigde en zich met geheven stem hard maakte voor gelijke behandeling. Dat heeft velen van ons aangemoedigd. Behalve Armeniërs die bang zijn, zijn er nu ook Armeniërs die durven te praten en politiek willen bedrijven. De laatste groep denkt ‘nu kunnen en zullen we ons niet meer stilhouden, het is onze plicht om het pad van Hrant te volgen, omdat we met z’n allen een bijdrage moeten leveren aan het democratiseringsproces van Turkije’. Na de moord op Dink is deze scheiding tussen Armeniërs sterker geworden. Maar zijn dood is een groot verlies voor ons allemaal, voor Armeniërs én Turken. Hij vertegenwoordigde immers iedereen in dit land die vrijheid wilde.’