Wie zich wil verdiepen in kansenongelijkheid in onderwijs en zorg, kan bijna niet om de onderzoeken van de socioloog Lianne Mulder heen. Zo toonde ze aan dat kandidaten met een niet-Europese achtergrond veel minder kans hebben om toegelaten te worden tot geneeskunde.
Terwijl Mulder in haar prachtige tropische volkstuin verse groenten en kruiden voor me plukt, vertelt ze haar verhaal. ‘Zoals je ziet, ben ik allereerst een tuinder, en een trotse boerendochter. Verder ben ik socioloog en onderzoeker bij het UMC Utrecht. Maar als er geen ongelijke kansen waren geweest die ik wilde bestrijden, dan was ik het liefst hovenier geworden.’
Waarom ben je je gaan focussen op kansenongelijkheid?
‘Omdat ik niet tegen onrechtvaardigheid kan. Ongelijke kansen in het onderwijs bepalen voor een groot deel de mogelijkheden die mensen later in hun leven hebben. Dat heeft invloed op hun plek op de arbeidsmarkt, hun inkomen en hun gezondheid. Bovendien zorgt ongelijkheid in het onderwijs er mede voor dat veel topposities in ons land worden ingenomen door mensen die weinig tot nooit met structurele tegenwerking te maken hebben gehad. Dat zijn de zogenaamde ‘zeven vinkjes’ – dit verwijst naar zeven belangrijke eigenschappen die mensen met veel privileges volgens journalist Joris Luyendijk hebben. Ik wil graag iets doen aan een van de bronnen van die gebrekkige diversiteit, namelijk kansenongelijkheid, zodat we over twintig jaar in die topposities een goede afspiegeling van de maatschappij zien.’
Je hebt voor je onderzoek naar een enorme hoeveelheid gegevens gekeken. Wat waren je conclusies?
‘In een van de onderzoeken die ik uitvoerde bij het Amsterdam UMC, hebben mijn co-auteurs en ik aangetoond dat migratieachtergrond de belangrijkste invloed heeft op kansenongelijkheid, zelfs wanneer je er rekening mee houdt dat ook andere factoren een rol spelen, zoals geslacht, inkomen en opleiding, en of je ouders wel of niet in het onderwijs werken. In de meeste gevallen hebben mensen zonder migratieachtergrond of met een Europese achtergrond een hogere kans op toelating tot een opleiding dan mensen met bijvoorbeeld een Turkse of Marokkaanse achtergrond. Omdat dit bewijs is gebaseerd op harde data, is het moeilijk om de kansenongelijkheid nog te ontkennen.
Daarnaast hoorde ik van artsen dat kansenongelijkheid ook speelt als mensen solliciteren voor een opleidingsplek voor arts in opleiding tot specialist – AIOS. Hier was nog geen grootschalig statistisch onderzoek naar gedaan, maar ik kwam op het idee om dit te gaan onderzoeken met gegevens van het Centraal Bureau voor Statistiek. Helaas is er in Nederland geen centraal aanmeldsysteem voor AIOS-plekken, dus we weten niet wie er heeft gesolliciteerd voor een opleidingsplek, maar we weten wel welke artsen formeel geregistreerd zijn als specialist. Wij hebben in dit onderzoek onder andere aangetoond dat vrouwelijke artsen met een Marokkaanse achtergrond de allerlaagste kans hebben om momenteel medisch specialist te zijn. Uit onderzoek door een kinderarts in opleiding blijkt dat er allerlei zaken een rol spelen in selectieprocedures, die de diversiteit onder specialisten kunnen belemmeren. Mensen kijken te weinig naar objectieve functie-eisen om te bepalen wie de juiste kandidaat is en hebben een onbewuste voorkeur om mensen aan te nemen die op henzelf lijken. Bovendien is door weer een andere onderzoeker aangetoond dat sollicitanten met een niet-westerse migratieachtergrond en een academische doctorstitel een lagere kans hebben op een AIOS-plek dan sollicitanten met een westerse achtergrond die geen doctorstitel hebben.
Wat ik daarnaast regelmatig van artsen hoor, is dat als je een AIOS-plek wilt krijgen, het handig is een netwerk te hebben in de medische wereld. Kinderen van bijvoorbeeld artsen hebben grote voordelen. Zij weten bijvoorbeeld vaker wat de ‘juiste’ dingen zijn die je op je CV moet hebben om een grotere kans te maken in een specifiek vakgebied.’
‘Als we echt willen dat iedereen toegang heeft tot goede zorg, moeten we nu actie ondernemen en leren van wat elders wél werkt’
Jij hebt duidelijke ideeën over hoe die selectie eerlijker zou kunnen. Kun je dat uitleggen?
‘Ik denk dat we daarvoor moeten kijken naar wat in het buitenland al goed werkt. In Schotland zijn universiteiten bijvoorbeeld al meer dan twintig jaar heel actief bezig om de toegang tot hoger onderwijs eerlijker te maken voor groepen voor wie dat niet vanzelfsprekend is. Ze kijken naar studenten met een specifieke sociaaleconomische achtergrond, naar studenten die wees geworden zijn, of die kind zijn van vluchtelingen. Ze erkennen dat de weg naar de universiteit voor iedereen anders is en proberen die toegankelijker te maken. Het gaat erom dat degenen die geneeskunde willen studeren, geen belemmering ondervinden door hun achtergrond of omstandigheden.
We zouden in Nederland ook kunnen kijken naar kandidaten uit regio’s waar nu grote tekorten zijn aan werknemers in de zorg, zoals delen van Friesland, Groningen of Zeeland. In Australië hebben ze een programma waarbij mensen die uit afgelegen gebieden komen, gegarandeerd een plek op de geneeskundeopleiding kunnen krijgen als ze beloven dat ze na hun studie in die gebieden gaan werken. Dit programma is succesvol omdat het niet alleen de kansenongelijkheid in de toegang tot de universiteit aanpakt, maar ook de zorgtekorten op het platteland. Als we echt willen dat iedereen toegang heeft tot goede zorg, moeten we nu actie ondernemen en leren van wat elders wél werkt.’
Hoe reageren mensen op je bewijzen dat er sprake is van kansenongelijkheid?
‘Voor artsen van kleur is het uiteraard helemaal geen verrassing. Daarnaast zijn ook andere mensen blij dat het probleem eindelijk is aangetoond met harde data. Dan is er ook nog een groep mensen die geschrokken is van hoe groot de ongelijkheid daadwerkelijk is. Dit zijn allemaal mensen die verandering willen.
Daarnaast zijn er ook mensen, vaak ‘zevenvinkers’, die uitspreken dat het voor hun kind moeilijker zal worden om binnen te komen als er daadwerkelijk eerlijke kansen komen voor groepen die nu ondervertegenwoordigd zijn. Deze mensen pleiten er soms voor om de selectie te laten zoals die nu is, of ze pleiten voor een loting zonder enige vorm van weging. Maar ze vergeten dat een loting niet echt gelijk is als het startpunt van kinderen ongelijk is. Deze groep praat over gelijkheid, maar houdt, wellicht onbewust, juist de bestaande ongelijkheid in stand door er niet voor te willen compenseren. Niet altijd met kwade bedoelingen hoor. Ik merk in gesprekken dat sommige van deze mensen weinig ervaring hebben met geïnstitutionaliseerde sociale ongelijkheid. Uiteindelijk is kansenongelijkheid een systemisch probleem. Het zit verweven in alle sectoren van onze samenleving.
Daarom is het zo belangrijk om bij een selectieprocedure niet slechts te kijken naar het eindresultaat, maar ook rekening te houden met de ongelijke omstandigheden waarin dat resultaat tot stand is gekomen. En daar is ook brede steun voor, laat ons onlangs gepubliceerde draagvlakonderzoek zien.’
‘Je kan niet blijven klagen over personeelstekorten als je niets doet tegen de discriminatie die goede zorgverleners de sector uit jaagt’
Is er politieke steun voor een andere manier van werving en selectie?
‘Er is steun als het gaat om kandidaten uit Caribisch Nederland, waar de omstandigheden duidelijk anders zijn dan hier. Maar er is een wetswijziging nodig om echt iets te kunnen veranderen in de selectieprocedures om rekening te houden met bijvoorbeeld sociaaleconomische ongelijkheid. Ik weet niet of daarvoor een meerderheid is in de Tweede Kamer. De Algemene Wet Gelijke Behandeling moet bijvoorbeeld aangepast worden, zodat het mogelijk wordt om mensen met een bepaalde sociaaleconomische status een voorkeursbehandeling te geven.
Ik hoop dat mensen uiteindelijk inzien dat dit niet gaat om diversiteit omdat het ‘leuk’ staat. Deze diversiteit is essentieel voor betere toegang tot zorg voor ons allemaal, overal in Nederland.’
Stel dat dit kabinet valt en jij wordt gevraagd als nieuwe minister van Volksgezondheid. Wat zou je als eerste doen?
‘Ik zou de samenwerking met het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap intensiveren. Zorgprofessionals gaan eerst door het onderwijssysteem voordat ze in de zorg terechtkomen. Dus je moet het probleem van de gebrekkige diversiteit bij de bron aanpakken. Bovendien zou ik meer samenwerken met alle ministeries die zich bezighouden met armoedebeleid en sociale ongelijkheid. Veel problemen waarmee zorgprofessionals worden geconfronteerd, zijn mede het gevolg van bijvoorbeeld armoede, bestaansonzekerheid, discriminatie, racisme en andere vormen van onrechtvaardigheid. Als we deze problemen niet structureler aanpakken, blijven we in de zorg pleisters plakken zonder de onderliggende problemen op te lossen. En natuurlijk zou ik mij volop inzetten om discriminatie van zorgprofessionals en studenten aan te pakken. Je kan niet blijven klagen over personeelstekorten als je niets doet tegen de discriminatie die goede zorgverleners de sector uit jaagt.’
Met wat voor onderzoek ben je nu bezig?
‘Ik onderzoek nu de diversiteit onder zorgverleners die bevoegd zijn om een beroep in de zorg uit te oefenen. Ik kijk of er sprake is van kansenongelijkheid onder bijvoorbeeld verpleegkundigen, apothekers of artsen om zich te kunnen specialiseren. Samen met studenten en zorgverleners werken we aan onderzoeken per specialisme. Door middel van interviews willen we ook inzicht krijgen in persoonlijke ervaringen met afwijzingen en onbewuste vooroordelen tijdens selectieprocessen. Het ministerie van Volksgezondheid financiert dit deels, maar dat is nog niet genoeg. Ik werk daarom deels onbetaald en gebruik daarnaast crowdfundplatform GoFundMe om een deel van de kosten te dekken.’
En als je klaar bent? Ga je dan hovenier worden?
‘Haha, wie weet. Ik vrees alleen dat het nog wel even duurt.’
–
Dit artikel is het derde in een reeks over discriminatie in de gezondheidszorg. Eerder verschenen al: Baren buiten de box: discriminatie in de geboortezorg en Charifa Zemouri: ‘Wetenschap is extreem eurocentrisch’.