Home Kunst & Cultuur ‘Ik had naar mijn moeder moeten luisteren en in Italië blijven’

‘Ik had naar mijn moeder moeten luisteren en in Italië blijven’

Foto: Remo Perrotti
Mamma Irma is niet alleen een verhaal over de eerste migratie, maar ook een verhaal over nu, over dood, eenzaamheid, tristesse en blijdschap.’

In zijn documentairedebuut  Mamma Irma maakt de Italiaanse regisseur Remo Perrotti (51) een portret van de eerste generatie Italiaanse migranten in België. De Kanttekening sprak Perrotti over de rauwheid van migratie, het belang van keuzes maken en de kracht van de communicatie in de eigen taal.

‘Ben je gelukkig?’ ‘Ik moet wel! Het is zoals met wijn. Je drinkt hem zoals je hem geplant hebt. Wanneer je de keuze hebt gemaakt om hem op een minder bodemrijke plaats te cultiveren, zal hij minder lekker zijn. Maar dan moet je achteraf ook niet klagen dat hij niet smaakt zoals je gewild had.’ Dit stukje komt uit Mamma Irma, die zaterdag in het muziekcentrum Het Depot in Leuven speelde. Aan het woord is Antonio Magistro, een negentigjarige Italiaanse migrant die zo’n zestig jaar geleden als mijnarbeider naar België verhuisde. Perrotti volgde hem gedurende drie jaar voor zijn film. Irma is de naam van Perrotti’s moeder, wier dood de rechtstreekse en onrechtstreekse aanleiding voor de film was. ‘Mijn moeder werd graag gezien. Ze was een icoon, omdat ze de eerste was die na vijftig jaar huwelijk van haar man scheidde’, vertelt de regisseur aan deze krant. Toen zij stierf, sloeg de schrik Perrotti om het hart dat met haar dood een hele generatie van de eerste Italiaanse migranten verloren zou gaan.

Rauw vlees
Mamma Irma zou een venster op die afbrokkelende generatie worden. Perrotti kwam op het onchristelijke idee om beelden van de dag van de begrafenis van zijn moeder te laten maken. Ze vormen de hartslag van de film en worden afgewisseld met het verhaal van Antonio, een kleurrijke weduwnaar die voortdurend Italiaanse deuntjes loopt te zingen. In de film krijgen we een inkijk in zijn leven thuis, en volgen we hem tot de periode waarin hij in een Belgisch rusthuis belandt, waar hij voor zijn huisgenoten lustig blijft voort zingen. Antonio stierf een dag voor de film in première ging, wat het thema van de dood in de film des te aanwezig maakt. Perrotti: ‘Mamma Irma is niet alleen een verhaal over de eerste migratie, maar ook een verhaal over nu, over dood, eenzaamheid, tristesse en blijdschap. Het is een verhaal waar ik zelf, letterlijk en figuurlijk, deel van uitmaak.’

Antonio werd door Perrotti als hoofdpersonage gekozen, omdat hij volgens hem de rauwheid van de Italiaanse migratie vertegenwoordigt. We zien Antonio koken in een geïmproviseerd keukentje in zijn garage in een huis dat de tijdelijkheid van de migratie nog niet overwonnen lijkt te hebben. ‘Antonio leeft heel minimaal. Hij heeft 25 jaar in de mijnen gewerkt, waar hij heel wat vingers verloren heeft. Hij proeft van het rauwe vlees voor hij het in een pan gooit. Dat maakt van hem een haast letterlijk ‘rauwe’ figuur.’

Naast de materieel barre omstandigheden, zijn we ook getuigen van Antonio’s psychische strijd. Hij heeft het gevoel als migrant mislukt te zijn. ‘Ik had naar mijn moeder moeten luisteren en in Italië blijven. Of de raad van mijn zus moeten opvolgen om in Italië een huis te kopen, toen die nog erg goedkoop waren. Zij heeft nu vier huizen”, horen we. Volgens Perrotti komt het gevoel een foute keuze gemaakt te hebben in Antonio’s generatie vaak voor. ‘Ze blijven op het einde van hun leven vereenzaamd achter, net als Antonio.’

Sterven in België
Aanvankelijk voelde Perrotti veel schroom om Antonio’s verhaal zo onverbloemd in beeld te brengen. ‘Hij was te open en was de camera volledig vergeten. In zijn luier stond hij soms te fulmineren. Italianen hechten veel belang aan uiterlijk vertoon. Ze zijn altijd goed gekleed. Groot was dan ook mijn verbazing toen de film op de première laaiend enthousiast werd onthaald. ‘Dit is de realiteit’, werd er geschreeuwd na afloop. Ook Turken, Marokkanen en anderen kwamen kijken en ze herkenden zich allemaal in dit migratieverhaal. Het ware succes van de film schuilt hem in het feit dat mensen blij waren dat hij getoond werd.’ In een fragment zien we dat Antonio zegt dat hij in België zal sterven, iets wat kort daarna pijnlijk realiteit wordt. Ook dat is typisch voor migranten, volgens Perrotti. ‘Ze leven een beetje hier en daar. Ze gaan wel graag op vakantie naar het thuisland, maar zijn dan uiteindelijk toch blij dat ze terug naar België kunnen komen. Vaak voelen ze zich hier zelfs meer Italiaan dan in Italië.’

Dat Italiaan-zijn, komt in de film ook heel mooi in beeld. De manier waarop Antonio ongezouten zijn mening zegt. ‘Vind je mijn jurk mooi?’, vraagt een presentatrice van een Italiaanse zangavond waarop ook Antonio een kort optreden zal geven. ‘Neen, neen, trekt op niks!’, roept hij uit. ‘Is dat echt een jurk?’ Maar ook de warmte van een hechte gemeenschap komt in beeld. ‘Het lijkt alsof we allemaal één grote familie zijn. We komen allemaal uit dezelfde streek.’

Ook om die reden wilde Perrotti de generatie van zijn ouders in beeld brengen, omwille van hun sterke band met Italië. ‘Met de dood van mijn ouders kreeg ik het gevoel dat de taal en cultuur zouden wegvallen. Als Italië speelt in het voetbal, komen er wel vele jonge Italiaanse migranten op straat, maar vaak spreken ze de taal niet eens. Als de dingen verdwijnen, zoek je manieren om ze toch vast te houden.’

Per un sacco di carbone
Met Mamma Irma gaf Perrotti een stem aan een groep mensen die doorgaans niet zo goed uit hun woorden komen. ‘Antonio wist heel goed wat hij zei, hoewel wij dat daarvoor niet doorhadden. Dat zie je vaak ook bij andere migranten die de taal van hier niet zo machtig zijn. Ze praten een soort Flintstones-taal en hun dialogen zijn beperkt. Daarmee maken ze vaak een verkeerde indruk. Maar als je hen in hun eigen taal aan het woord laat, komt er van alles uit.’ Een ander aspect is het feit dat er vroeger ook veel minder gecommuniceerd werd dan nu. Met zijn ouders communiceerde Perrotti op een veel beperktere manier. ‘Hoe ouder mensen worden, hoe meer lef ze hebben.’

Door het maken van de film, kwam Perrotti er ook zelf achter wat migratie precies betekent. ‘Als je jong bent, besef je niet altijd goed wat dat is, migratie. Die mensen kwamen naar hier voor geld en voor hun geluk, maar hun leven hier was bikkelhard. Per un sacco di carbone, voor een zak steenkool, die de Italiaanse staat voor elke Italiaanse migrant ontving. We beseffen soms niet hoe rotverwend we vandaag zijn.’

Voor Perrotti zijn de eerste Italiaanse migranten die in België aankwamen pioniers. ‘Zij werden bij aankomst beschouwd als buitenaardse wezens. Het kwam vaak tot een soms gewelddadige confrontatie tussen verschillende gemeenschappen. Racistisch, tolerant… waren termen die toen nog niet bestonden. Je had gewoon verschillende groepen die elkaar moesten aftasten. Naast een andere cultuur en andere eetgewoontes, brachten de nieuwkomers ook een nieuwe manier van denken mee, die het toeliet mensen te aanvaarden die anders waren dan jezelf.’

De eerste vormen van tolerantie ontstond dan ook in de mijnen, waar Russen, Polen, Italianen en andere bevolkingsgroepen het met elkaar moesten vinden, elkaar moesten steunen en elkaar moesten proberen te verstaan. ‘Het cliché luidt dat in de mijn iedereen zwart was’, zegt Perrotti. ‘Vandaag de dag heb je best veel italofielen hier in België. Dat was zonder het pionierswerk van mensen van mijn moeders generatie nooit mogelijk geweest.’